EY
00197 1 DERLANDS INSTITUUT VAN
CCOUNTANT S opgericht 1895
SAMENWERKING IN HET BEDRIJFSLEVEN
door G. Diephuist Accountant, lid NJ«v.A
d
Verslag van de regionale vergadering op 26 Februari 1954 te Groningen
^795
Verslag van de Regionale vergadering van het :
Nederlands I n s t i t u u t van Accountants, gehouden op
26 Februari 1954, des namiddags te 8 uur, In Restaurant
"Rlche , Vismarkt 42, Groningen*
Onderwerp; , ^-^fï^*^^.'~^~~^'^..-:•
SAMENWERKING IN HET BEDRIJFSIEiflfCi^iaTiè£i.ft. ^^i
I n l e i d e r : ^^^WMBBBB*^^^ •
De heer G. DIEPHUIS, Accountant
Lid N.I.v.A. te Hengelo, lector aan de Economische
faculteit van de Rijksuniversiteit te Groningen.
Voorzitter: . < .•••.-.. :•;
de Heer R. Besan9on, ec.drs; ^^
Voorzitter van het Nederlands Instituu^^^JÊ-^^J^untants.
Openingswoord van de Voorzitter:.
Dames en Heren, •••.••./..•
Ik open deze Regionale Vergadering ^^8Êg^©^^eder-lands
Instituut van Accountants en heet U aTïen van
harte welkom. Ik heet in het bijzonder welkom de vertegenwoordiger
van Burgemeester en Wethouders, de Hoogleraren
en Lectoren van de Rijksuniversiteit, de vele
vertegenwoordigers van het bedrijfsleven, bankdlrec-tles
en vertegenwoordigers van diverse gewestelijke en
plaatselijke instanties,
Ik heet verder van harte welkom de leden vah onze zustervereniging
de V.A.G.A., die onze uitnodiging hebben
aanvaard.Voorts onze leden en ook in het bijzonder de
assistenten, die hier zo weinig gelegenheid hebben tot
contact met het leven van ons Instituut.
Tenslotte heet ik hartelijk welkom onze inleider,
collega Dlephuls en verwelkom ik de pers, wier aanwezigheid
wij ook op grote prijs stellen.
Ik moet U mededelen, dat van de Commissaris van de
Koningin en van het College van Gedeputeerden bericht
is binnengekomen, dat zij tot hun leedwezen verhinderd
zijn de vergadering bij te wonen.
-1-
Dames en Heren,
Ik mag in herinnering brengen, wat het doel is van
vergaderingen als deze. Hetzelfde doel, als van de
jaarlijkse Accountantsdag, welke in het algemeen in
Amsterdam wordt gehouden, n.l, het leggen van contact
tussen de accountants en de maatschappij, waarin zij
werken, de Overheid en het bedrijfsleven. Wij stellen
het op hoge prijs, dat vanavond zo uit alle geledingen
van de maatschappij vertegenwoordigers deze bijeenkomst
bijwonen. Het contact, dat wij be-ogen, krijgt
op deze wijze de beste kansen.
Het is niet mijn bedoeling om aan de inleiding nog
een inleiding vooraf te laten gaan. Toch wil Ik wijzen
op he.t veelvuldig, diepgaand en zo gevarieerd contact
dat de accountant, door de bijzondere functie welke
hij in de maatschappij vervult, met het bedrijfsleven
heeft. Een contact, dat enerzijds bij hem een grote
belangstelling wekt en levendig houdt voor de ontwlk-kellngstendenzen
in dat bedrijfsleven en dat hem anderzijds
voor het waarnemen van deze in een bijzonder
gunstige positie plaatst. Als een uiting van deze belangstelling
meen ik dat wij het onderwerp "De Samenwerking
in het bedrijfsleven" moeten zien, dat de inleider
voor vanavond gekozen heeft. Wij prijzen ons
gelukkig dat collega Dlephuls bereid werd gevonden in
zijn druk bezet leven nog tijd af te zonderen om deze
inleiding samen te stellen.
Ik geef thans het woord aan collega Dlephuls.
De heer G. DIEPHUIS:
Mijnheer de Voorzitter, Dames en Heren,
Samenwerking in het bedrijfsleven is het onderwerp
van dagelljke gesprekken geworden. Hoevelen onder ons
zullen hierover al niet gesproken en/of gedacht hebben?
Wij zien het propageren van deze samenwerking door verschillende
organisaties en niet alleen het propageren,
doch gelukkig ook het effectueren ervan. Waardoor ontstaat
- intermitterend - deze propaganda voor en deze
drang tot samenwerking, wat zijn de oorzaken, die hier-
-2-
toe aanleiding geven, in welke vorm kan een samenwerking
het beste tot stand komen? Enkele vragen die rijzen,
wanneer wij de samenv;erklng In het bedrijfsleven
nader in ogenschouw nemen.
Toen het bestuur van het Nederlands Instituut van
Accountants mij - nu reeds ettelijke maanden geleden -
verzocht om voor deze regionale Accountantsdag een inleiding
te verzorgen, was de keuze van een onderwerp
op dat moment dan ook niet zo moeilijk. De moeilijkheden
ontstonden bij de begrenzing van de stof,
Ik neem aan, dat niemand van U hierheen is gekomen met
de gedachte, dat ik vanavond het onderwerp Samenwerking
in het bedrijfsleven" uitputtend zal behandelen.
Mocht dit ten aanzien van een enkele van U wel het geval
zijn, dan moet ik hem deze illusie wel direct ontnemen.
Het Is mijn bedoeling met name de vrijwillige samenwerking
tussen verschillende zelfstandige ondernemingen
te bespreken en wel enkele facetten hiervan,
meer in 't bijzonder de vorm, waarin deze samenwerking
veelal het best verv^ezenlljkt lean worden.
Het zal U begrijpelijk zijn, dat Ik deze inleiding
beperk tot de economische samenwerking. Ik zal dus
bulten beschouwing laten vormen 'van gezamenlijk optre-
;den op sociaal gebied, hoe goed ik mij ook van de nauwe
samenhang van economische en sociale vraagstukken
bewust ben. Eveneens zal ik de Juridische aspecten van
het^ vraagstuk niet In ogenschouw nemen.
Dan moet ik nog een beperking aanbrengen. Ik ontveins
mij niet, dat het onderwerp van de samenwerking
in het bedrijfsleven zeer vele algemeen-economische
aspecten vertoont. Het is mijn intentie dit terrein
vanavond niet te betreden. Ik stel mij voor alleen een
aantal bedrijfseconomische aspecten van het onderwerp
te behandelen, al zal het niet steeds mogelijk zijn
de algemeen economische aspecten geheel bulten de deur
te houden. U gelieve dit alsdan te zien als een kleine
grensoverschrijding, nodig ter verduidelijking van
mijn gedachtengang of ter demonstratie van een bepaalde
samenhang. Ik mag wellicht ook bij voorbaat eventuele
vragenstellers of debaters vragen zich tot dit bedrijfseconomisch
vlak te willen beperken. Te meer,
Waar we anders misschien geraken In de sfeer van de
economische politiek met het gevaar van een afglijden
-3-
naar de sfeer van de politieke economie,
Een verdere grens, welke ik mijzelf gesteld heb,
is deze, dat ik het onderwerp heb beperkt tot de samenwerking
in het bedrijfsleven in Nederland, dus tot
de nationale samenwerking. Hoe Interessant overigens
ook, toch zal ik de internationale samenwerking bulten
beschouwing laten. Ik moet dit om des tijdswille
wel doen, want de vele aspecten, die het onderwerp dan
meer zou vertonen, zou ik alleen maar zeer vluchtig
kunnen behandelen. Ik zal het dus vanavond niet hebben
over de internationale grondstof-overeenkomsten, zoals
die voor tarwe en zoals die is voorgesteld voor katoen,
noch over de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal,
noch over de groeiende Spoorweg-gemeenschap, noch over
andere Internationale vormen of organen van samenwerking.
Er blijft zonder dat stof genoeg over om een
avond als deze te vullen.
Mijnheer de Voorzitter,
Het Nederlandse bedrijfsleven is voor een grootse
taak geplaatst. Voor de taak om bij een sterk groeiende
bevolking het welvaartspeil te houden op het niveau,
dat bereikt is resp. om dit niveau nog te verhogen.
Zoals U wellicht uit de Vierde Industrialisatienota
van de Minister van Economische Zaken bekend is,
zullen volgens een globale raming in het tijdvak
1952 - 1957 voor ca. 225.000 a 25O.OOO personen nieuwe
arbeidsplaatsen moeten worden gevonden, waarvan waarschijnlijk
ca. 75.000 in de dienstensector (dus handel,
verkeer, vrije beroeoen, overheidsapparaat e.d.) en
dus nog ca. I5O.OOO a I75.OOO in de Industrie. Deze .
arbeidsplaatsen kunnen alleen worden verkregen door
nieuwe investeringen.
De Minister heeft zich, in samenwerking met het
Centraal Planbureau, er aan gewaagd te becijferen,welke
investeringen er gedui'ende deze jaren nodig zullen
zijn om deze arbeidsplaatsen te creè'eren. Deze becijfering,
gecompleteerd met een berekening van de noodzakelijke
vervangingsinvesteringen, geeft als uitkomst,
dat voor investeringen in gebouwen en machines
voor de industriële sector alleen van medio 1952 tot
medio I957
-4-
• v o o r u i t b r e i d i n g nodig zal z i j n 4 l / 2 m i l l i a r d en
• . v o o r vervanging eveneens 4 l / 2 "
.. • :dus t o t a a l 9 m i l l i a r d gulden,
a l l e s basis prijsniveau medio 1952. Wordt d i t investeringsniveau
niet b e r e i k t , dan betekent d i t , volgens de
Minister, een vergroting van de werkloosheid en dientengevolge
in het algemeen een daling van het vrel--
vaartsnlveau. Dit is geen geringe t a a k s t e l l i n g voor
onze i n d u s t r i e . ']
Bestaat er nu b i j de i n d u s t r i e , nog afgezien van
de andere sectoren van het b e d r i j f s l e v e n voor het creè'eren
van de nodige a r b e i d s p l a a t s e n , bestaat er nU b ij
de i n d u s t r i e de nelging r e s p . de lust om d i t plan te
helpen verwezenlijken? Gezien de uitkomsten van de i n vesteringen
in het afgelopen j a a r , welke b i j het plan
ten achter zijn gebleven, niet geheel. De noodzakelijke
i n d u s t r i ë l e expansie zal u i t e r a a r d zoveel mogelijk
in die bedrijfstakken moeten plaatsvinden, die de best
e kansen bieden en de Minister is er zich zeer goed
van bewust, dat deze beoordeling in de regel alleen
door de ondernemers zelve kan worden gedaan. Indust
r i a l i s a t i e is per s l o t van rekening ook een zaak van
de p a r t i c u l i e r e ondernemer. De r i s i c o ' s , welke met deze
i n d u s t r i a l i s a t i e , trouwens met het gehele huidige
"ondernemen" gepaard gaan, zijn evenwel dermate groot,
dat het moeilijk wordt de uitkomsten van het "ondernemen"
in overeenstemming te brengen met deze r i s i c o ' s.
En toch geldt voor het gehele b e d r i j f s l e v e n , dat er
een soort evenwicht moet z i j n tussen het k a p i t a a l r i s
i c o en de winst.
•• Wat Zijn nu deze grote r i s i c o ' s en wat z i j n de
oorzaken ervan?
In de e e r s t e p l a a t s z i j n er dan de oorzaken, die
e r t o e geleld hebben, dat de prijsvorming n i é t meer
voldoende nauwkeurig resp. snel genoeg kon werken om
nog a l s enige r i c h t l i j n voor het handelen van het bed
r i j f s l e v e n te kunnen dienen. ;;• IÜ; ••
''•••[ B i j de voortgaande economische ontwikkeling 'Zijn
aan deze prijsvorming j u i s t die kenmerken ontnomen,
waardoor de coördinatie van productie en consumptie
mogelijk wordt. Hierdoor i s de ruilverkeershuishouding
gaan haperen, met a l s noodzakelijk gevolg een vergrot
i n g van de r i s i c o ' s van de ondernemer.
-5- .
Door de toenemende mechanisatie van het productieproces,
de specialisatie en de arbeidsverdeling gaat
de beweeglijkheid van een zeer belangrijk gedeelte van
de productiekrachten, n.l. die van de duurzame productiemiddelen
en van de menselijke arbeid, verloren.
Elke technisch-economische vooruitgang gaat dan ook in
het algemeen gepaard met maatschappelijk grote verliezen
aan niet meer economisch bruikbare productieve
krachten. Dit is bij de toenemende mechanisatie, specialisatie
en arbeidsverdeling de tragiek van elke
vooruitgang. De economische levensduur blijkt in deze
gevallen korter te zijn dan de technische. De snelle
ontwikkeling van de industrie en de mogelijkheid van
nieuwe vindingen, die de bestaande productie op korte
termijn als verouderd ter zijde schuiven, vormen in
het bedrijfsleven een aanzienlijk groter risico dan
vroeger het geval was, temeer om.dat de moderne fabricage
dikwijls zeer grote investeringen vereist.1)
Het is zonder meer duidelijk, dat elke ondernemer
probeert zijn verlies door deze vooruitgang zo klein
mogelijk te houden. Hierbij blijkt, dat bij de toenemende
kapitaals-Intensiteit van onze moderne productiewijze
een der voorwaarden, welke aan een vrije
prijsvorming inhaerent is, niet kan worden vervuld,
n.l. de beweeglijkheid van de productiefactoren en de
hierdoor te bereiken nivellering. De praktijk is deze,
dat de ondernemer ter beperking van zijn verlies in
een bedrijfstak, welke een overcapaciteit vertoont,
blijft doordraaien, zolang hij maar zijn "out-of-pocket-
expenses" dekt. Dit nu leidt in het algemeen
tot langdurige financieel ruïneuze aanpassingen, welke
het tegendeel zijn van de voordelen, die de theorie
van de ruilverkeershuishouding aan de vrije prijsvorming
toekent.
Ook door een andere oorzaak werd de functie van
de vrije prijsvorming als richtsnoer voor het handelen
van de ondernemer verder aangetast, met daardoor een
verdere vergroting van zijn risico's. De voortgaande
concentratie van de productie, de toenemende groei van
1) Zie inaugurele rede Prof .J.C .Hoogland:
Industrialisatie en Chemische Industrie.
-6-
het grootbedrljf, mede In verband met zijn moderne af-zetmethoden,
alsmede de toenemende neiging tot ondernemersafspraken
deed het aantal marktpartijen zodanig
dalen, dat van een vrije concurrentie en daardoor van
een vrije prijsvorming geen sprake meer kon zijn. De
automatische werking van de markt wordt door het groot-bedrijf
met zijn hoge vaste kosten in haar effectiviteit
geschaad, waardoor op de uitgebreide en onoverzichtelijke
markten het evenwicht gemakkelijk wordt
verstoord. Deze omstandigheid leidt vaak tot de zo
gevreesde "cut throat competition".
Gezien deze omstandigheden, was het geen wonder,
dat ook de werknemers getracht hebben invloed op de
vrije prijsvorming van de arbeidsmarkt uit te oefenen.
Georganiseerd hebben zij - veelal met steun van de
Overheid - een verbetering in hun positie bereikt. De
ontwikkeling van de vakbeweging maakte van de arbeid
een machtsfactor,, die de Overheid niet kon voorbij
zien, zodat de Overheid meer dan voorheen betrokken
werd bij het economisch proceS:. In dezelfde tijd ontstond
er een ethische herwaardering van de arbeid,
waardoor deze niet meer zo, als voorheen, als' zuiver
productiekosten werd beschouwd. De daaruit voortvloeiende
verstarring van loon- en prljsniveaux deed 'het
risico van de ondernemer verder stijgen,
Zie hier enkele algemene factoren, welke Inbreuk,
maakten op het mechanisme van de vrije prijsvorming
en waardoor de ondernemer, de risico-drager per excellence,
voor risico's is komen te staan, welke onevenredig
zwaar op hem drukken. Deze risico's zijn
nog verzwaard van de kant van de Overheid. Ik kom
hiermede dan meteen tot enkele bijzondere risico's of
moeilijkheden.
Ik heb reeds even gedoeld op de maatregelen van
de Overheid ter bescherming van de economisch zwakkere,
Docht.niet alleen heeft de Overheid op de arbeidsmarkt
voorwaarden gesteld, waaraan de betrokkenen zich
bij hun onderling verkeer zullen hebben te houden; om
redenen van nationaal-economische politiek stelt zij
thans voor 'de vestiging van bedrijven, regels, voert
zij een geld- en conjunctuurpolltiek, grijpt zij door
middel van het belastingstelsel in om een zekere herverdeling
van het nationale inkomen te verkrijgen,
Zij heeft op deze wijze, direct of indirect een in-
-7-
vloed op de prijzen en lonen. Hierbij moet verder in
aanmerking worden genomen, dat zij door haar verschillende
economische overheidsvoorschriften thans een invloed
uitoefent, welke gezien het vaak tijdelijke of
instabiele karakter ervan, het ondernemersrisico verzwaard
heeft.
De hoge belastingen hebben de zelffinanciering van
het bedrijfsleven geremd, waardoor het bedrijfsleven
momenteel een gebrek aan risicodragend kapitaal heeft.
In vele bedrijven doen zich dan ook grote financiering
smoel 11 jkhe den gevoelen. Er is bij vele bedrijven,
ook door de gelddepreciatie, een te grote schuldfinanciering
opgetreden. In de achter ons liggende hoogconjunctuur
hebben vele ondernemingen zich niet voldoende
kunnen beschermen, omdat de interne financiering de
prijsstijging dikwijls niet kon bijhouden. Deze moeilijkheden
werden nog vergroot, en zelfs in belangrijke
mate vergroot, doordat bij de fiscale winstberekening
de uitgaafprijs als basis diende, waardoor de zogenaamde
schljnwlnsten mede in de fiscale heffing werden betrokken.
Ik heb U hiermede zeer globaal geschetst de economische
achtergrond van de steeds groter wordende divergentie
tussen risico (en vooral het kapitaalrisico)
en winst. Van bedrijfseconomisch standpunt moet men
hierin de oorzaak zoeken van een steeds groter streven
tot een zo rationeel mogelijke productie, welke door
de verstarring van de productiestructuur en de kostenstructuur
zich niet zo automatisch meer aanpast als in
de vrije ruilverkeershuishouding het geval was. Vandaar
ook de steeds grotere bereidheid en ook de steeds
grotere noodzaak tot samenwerking in het bedrijfsleven
om het wel zeer zwaar drukkende ondernemersrisico zoveel
mogelijk door deze samenwerking te beheersen,
enerzijds door het kapitaalrisico te verminderen en
anderzijds om door rationalisatie tot zo laag mogelijke
productiekosten te komen.
Gevoed door de vele studiereizen naar de Verenigde
Staten van Amerika in E.C.A.- of M.S.A.-verband,^
wordt de Nederlandse ondernemer thans dikwijls de vérgaande
specialisatie in dat land ten voorbeeld gesteld.
Deze specialisatie schept de mogelijkheid van een zo
volledig en zo rationeel mogelijk benutten van de
duurzame productiemiddelen, waardoor een aanpassing
-8-
van de technische aan de economische levensduur Wordt
verkregen en hierdoor een grote beperking van het ;ka-'
pitaalrlsico. Bij ons kan deze speG;ialisatie per onderneming
onder de huidige omstandigheden moeilijk veel
verder worden doorgevoerd, omdat de toch al kleine nationale
markt dan nog verder vernauwd zou worden.
,-Doch de snel opkomende Internationale concurrentie zal
.he:t Nederlandse bedrijfsleven binnenkort wellicht dwingen
een technische ontwikkeling te volgen, waarvan een
grotere specialisatie in de productie het gevolg zal
moeten zijn.
De betrekkelijk kleine binnenlandse markt is vei^-
der nog e'en van de moeilijkheden, die het Nederlandse
• bedrijfsleven ondervindt. Het is voor een industrie
van zeox'' groot, belang, wanneer zij voor haar productie
kan steunen .op; een behoorlijk verbruik In eigen land.
Een rendabele ,industriële voortbrenging is met de mb-
•derne techniek veelal slechts mogelijk in s-erieprodUc-t
ie van grote'hoeveelheden. Deze vereisen ,echter als
afzetgebied een grotere markt dan de nationale markt,
waarover wij In Nederland beschikken. Dit dwingt het
bedrijfsleven tot het vinden van afzet in het bulten-
,rland. Dit bewerken van de buitenlandse markten zal
-.dikwijls grote Inspanning en grote offers vragen. Deze
~ 13,1asten gaan--veelal de draagkracht van een onderrieming
te; boven.. ••,: •-,-,
jh^o-i: In..dit verband is ook nog de liberalisatie-politiek
-te noemen en het niet slagen der pogingen van de
.G;;AiT.T. om tot een nivellering resp, afschaffing van
de.ötarieven te komen* Dit laatste is juist vqor.kleine
landen zo belangrijk. Ik ga hierop niet verder in,doch
wil alleen opmerken, dat liberalisatie wel ee'n; der middelen
is om internationaal tot gelijke kansen te komen,
• een behoorlijke, vermindering eri op de dui;r de afschaffing
van de Invoerrechten ig echter :het andere. Deze
middelen zijn onafscheidelijk aan elkaar verbonden,
anders ontstaan er ,moelli jkheden A^oor de kleine lan-
-xden.l)-.,,.: ^ -r-,„- •• ,••: .:::•;:_>.'
) Prof. Wlssëiink: Hoé vièi''t'iTlèn deze sloep?
E^S,.Ë.;:22-7-l953.
-9-
Ik heb U hiermede zeer in het kort geconfronteerd
met een aantal moeilijkheden en risico's van ons Nederlandse
bedrijfsleven. Moeilijkheden en risico's,
die algemeen zijn, doch ook moeilijkheden en risico's,
welke bijzonder geaccentueerd worden door de kleine
eigen, nationale markt, de gevoerde fiscale politiek
en het liberalisatie-beleld. Moeilijkheden en risico's,
welke leiden tot een divergentie tussen kapitaalrisi-co
en winstmogelijkheden.
Voeg hierbij nog de moeilijkheden resp. de vergroting
van deze risico's, die worden toegevoegd door de
taakstelling om elk jaar werkgelegenheid te vinden
voor ca. 40 a 50 duizend arbeidskrachten, dan zal het
U niet verwonderen, dat het bedrijfsleven gezocht heeft
en nog zoekt naar middelen om deze divergentie tussen
risico's en winstmogelijkheden te verminderen. Wil
onze indUBtrialisatiepolltiek slagen met als gevolg
een handhaven resp. vergroting van het welvaartsniveau,
dan zal een redelijk rendement voor ons bedrijfsleven
bereikt moeten worden. Anders zal ons bedrijfsleven -
terecht - niet bereid zijn alle risico's van de productie
te aanvaarden.
Dit is gemakkelijker gezegd dan gedaan. Het houdt
o.m. in, dat het mogelijk moet zijn onze concurrentiepositie
op de buitenlandse markten duurzaam te handhaven
en de afzet naar het buitenland constant uit te
breiden. Voorwaarden hiertoe zijn o.m., dat wij goede
kwaliteitsproducten leveren en dat wij er in slagen
het kostenniveau laag te houden. Dank zij het begrip,
dat de meerderheid van het Nederlandse volk voor de
noodzakelijkheid van een voorzichtige prijs- en loonpolitiek
heeft getoond, is het tot dusverre mogelijk
geweest een loon- en prijspeil te handhaven, waarbij
ons bedrijfsleven in staa't was de concurrentie met het
buitenland vol te houden. Of dit mogelijk blijft bij
de toenemende noodzaak van een relatieve vergrote export
en na de jongste loonverhoglng enerzijds en de
toenemende buitenlandse concurrentie op de wereldmarkten
anderzijds, moet worden afgewacht.
In dit verband is het jammer, dat de tot nu toe gevolgde
nivellerende loonpolitiek en fiscale politiek
van de regering aan de arbeiders de stimulans heeft
ontnomen om daadwerkelijk naar een verhoging van de
vakbekwaamheid en de arbeidsproductiviteit te streven.
-10-
Teneinde aan dit bezwaar tegemoet te komen zal het
nodig zijn, dat er een vrijere loonvorming, althans
een grotere loondifferentiatie komt. Dit zal de vakbekwaamheid,
nodig voor het vervaardigen van een goed
kwaliteitsproduct en de arbeidsproductiviteit vergroten.
Het streven in ons bedrijfsleven moet dan ook zijn
naar een zo rationeel mogelijke productie- en dlstri-butie-
wijze. Hiertoe moeten alle middelen, welke hiervoor
kunnen dienen, worden aangewend^ De inzet van het
al of niet slagen is te groot] Dat het bedrijfsleven
bij dit streven naar de meest rationele productie- en
distributie-methoden, bij de voor ons land bestaande
kwantitatieve verhoudingen, als e'en der middelen dan
ook dikwijls gebruik maakt van de mogelijkheid tot
rationalisatie door middel van samenwerking tussen
bedrijf sgenoten, is dan ook niet verv/onder 11 Jk., Samenwerking
om b.v. de kapitaalsinvesteringen te beperken
door een beter benutten van de aanwezige apparatuur,
waardoor het kapitaalrisico wordt beperkt en de voordelen
van een verdergaande specialisatie verkregen
kunnen worden; samenwerking om de marktontwrichtende
factoren met hare conjunctuur-verscherpende en dikwijls
grote kapitaalvërnletigende werking tegen te
gaan; samenwerking om te komen tot een'behoorlijke research
of tot een gezamenlijke marktexploltatle teneinde
in de internationale concurrentie zo sterk mogelijk
te staan; samenwerking om tot een zo rationeel
mogelijk intern beleid in de bedrijven te geraken.
Ik spreek over en ik doel in mijn betoog steeds
op een vrijwillige samenwerking van zelfstandige ondernemingen.
Ik denk dus niet aan de bindingen, welke
door eventuele publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie,
de "schappen", tot stand worden of zullen worden gebracht,
M.i. zal hetgeen het bedrijfsleven op vrijwillige
basis tot stand kan brengen met de mogelijkheid
van een snel reageren en een doeltreffende interne
dlcipllne, door het bedrijfsleven gedaan moeten
worden. Wanneer een vrijwillige samenwerking door de
bijzondere omstandigheden in de bedrijfstak niet door
te voeren is, kan het evenwel op grond van bedrijfseconomische
omstandigheden nodig of nuttig zijn, dat
de mogelijkheid bestaat een beroep te doen op een publiek
orgaan, teneinde op publiekrechtelijke basis tot
-11-
een samenwerking, in dit geval dan een binding, te komen.'
Dat er hierbij naar gestreefd moet worden, snelle
reacties te kunnen doorvoeren en èr daarnaast doeltreffende
sancties op overtredingen nodig zijn, spreekt
voor zich zelf.
Doch ook can elke vrijwillige samenwerking zijn
bepaalde eisen te stellen. De vrijwillige samenwerking
is per slot van rekening een vorm van bewuste ordening,
waarvoor zekere algemene regels gelden. In de eerste
plaats moet iedereen zich wel ervan bewust zijn, dat
elke samenwerking niet alleen voordelen biedt, maar
ook van ledereen offers vraagt. Men geeft een gedeelte
van zijn zelfstandigheid prijs. Ondernemers, die
alleen maar bedacht zijn op eigen voordelen op korte
termijii en niet bereid zijn een offer te brengen voor
een algemeen en eigen groter voordeel op langere termijn,
moeten perse' niet aan een samenwerking mee doen.
Van de algemene regels resp. algemene voorwaarden
voor een samenwerking wil ik U de volgende noemen:
aan ieder der deelnemers moet het doel van de samenwerking,
dus hetgeen men bereiken wil, zonder
meer duideiijk zijn; niet alleen wat men wil bereiken
op korte termijn, maar ook op langere termijn,
o.m. in verband met de structurele politiek,
die men wil volgen;
ieder van de deelnemers moet vertrouwen hebben in
de bedoeling van de andere deelnemers om een zo
groot mogelijke bijdrage in de samenwerking te
leveren;
de voordelen van de samenwerking moeten als uitgangspunt
in evenredige mate aan ieder der deelnemers
ten goede komen; wanneer de voordelen van
de samenwerking niet in evenredige mate aan de samenwerkende
deelnemers ten goede komt, kan er aanleiding
bestaan deze onevenredigheid te corrigeren;
Men moet met de regeling van de samenwerking niet
verder gaan dan nodig is ter bereiking van het gestelde
doel; ook moeten de deelnemers zo weinig
mogelijk aan banden worden gelegd, vooral wat de
interne organisatie van hun bedrijven betreft.
Houd de regeling verder zo overzichtelijk mogelijk;
-12-
elke regeling, hoe ook opgezet, moet practisch mogelijk,
d.w.z. uitvoerbaar zijn. Dit impliceert,
dat - waar zoveel mogelijk de billijkheid betracht
moet worden - de grens van de billijkheid overschreden
kan wordenj^ als hierdoor de doelstelling
van de regeling niet bereikt zou kunnen worden;
bij de opzet moet vooral voorkomen worden, dat de
samenwerking verstarrend zal werken. Men moet zorgen,
dat het dynamische, de aanpassing aan veranderde
economische omstandigheden mogelijk blijft,
Verstarring is zeker een gevaar voor de maatschap-
•^ pij in haar geheel, doch het is zonder meer de
dood van een samenwerking;
een vergaande samenvrerklng moet slechts etappe-gewijs
worden doorgevoerd en men ga hierbij zo
voorzichtig m.ogelijk te w^rk. Het zijn grotendeels
psychologische factoren, die veroorzaken, dat het
een zekere tijd duurt, voordat men tot het inzicht;
is gekomen, dat samenwerking nodig is, niet alleen
bij de leiders van de ondernemingen, doch vooral
ook bij het technisch, commercieel en administratief
personeel. Vele gevallen van samenwerking
zijn door overhaasting gestrand;
'• houd,^ vooral bij een ingrijpende samenvrerking èn
•' in het begin, de mogelijkheid van "de weg terug"
open. Mocht, om welke- reden dan ook, de samenwer-
• • • king niet slagen, dan moeten de brokken zo gering
' mogelijk zijn;
houd de deelnemers van het verloop van de samenwerking
pp_ zo kort mogelijke termijn regelmatig
. op de hoogte, Dit vergroot de belangstelling;
•bij een groot aantal ondernemingen van diverse
pluimage kan een samenwerking alleen maar "grof",
d.w.z. niet vergaand zijn. Voor een intensieve samenwerking
is in de regel een hanteerbare groep,
wat aantal betreft, vereist, met ongeveer gelijkgerichte
belangen.
Wanneer U zich deze algemene regels en voorwaarden
goed gerealiseerd hebt, dan zult U het met mij eens
zijn, dat aan het "gebouw" van de samenwerking wel zeer
veel aandacht moet worden geschonken. Dit wil zeggen,
-13-
dat bij de aangewezen doelstelling van de samenwerking
hiervoor de juiste vorm wordt gekozen en dat aan deze
vorm dan de juiste constructie wordt gegeven. Wanneer
dit niet geschiedt, dan dreigen er verschillende gevaren
als verstarring, het niet bereiken van het doel,
met als resultaat -dikv/ijls een grotere terugslag voor
de deelnemers dan wanneer aan de samenwerking niet begonnen
was. In casu dus een totale mislukking met alle
schade van dien.
Voor de vormgeving en de bouw beschikken we nu
over een arsenaal van mogelijkheden, waaruit - zoals
gezegd - de meest geëigende vorm moet worden gekozen.
Deze kan variëren van een, m.i. altijd af te raden,
"losse afspraak" tussen vele deelnemers tot de volledige
fusie van twee of een gering aantal ondernemingen.
Hoe ook, dit kiezen van de vorm en het ontwerpen van
de constructie ervan is veelal deskundigenwerk, een
terrein, waarop ook de Nederlandse accountant reeds
meermalen zijn sporen verdiend heeft.
Ik wil nu in 't bijzonder Uw aandacht vestigen op
de mogelijkheden, die er schuilen in de keuze van een
of andere kartelvorm voor het effectueren van een voorgenomen
samenwerking. Mijn verder betoog zal ik dan ook
richten op de kartellering.
Onder een kartel wil ik dan verstaan een binding
van zelfstandig blijvende ondernemingen, in het algemeen
uit dezelfde bedrijfstak, met het doel om door
ordening vari productie en distributie te komen tot een
economisch gunstiger positie der aangesloten ondernemingen.
1) Uit deze definitie blijkt, dat ik alleen
van een kartel spreek, wanneer de zelfstandig blijvende
ondernemingen zich tot iets binden, d.w.z. een gedeelte
van hun zelfstandigheid opgeven; deze gedeelten
van alle aangeslotenen worden collectief gehanteerd.2)
1) Zie ook Meulink. De plaats der kartels in het ondernemingsstreven.
2) Zie ook Prof.Dr J,Wisse link in Naamloze Vennootschap
Mei 1953.
-14-
Nu zullen velen van U bij het horen van het woord
"kartel" misschien de oren spitsen en direct, eigenlijk
onbewust denken aan het monopolistische karakter, dat
nog dikwijls aan de kartels wordt toegeschreven en aan
de vraag óf onze huidige Overheid niet reeds bij voorbaat
de beoogde samenwerking in kartelverband met de
thans te harer beschikking staande middelen onmogelijk
zal maken. Op dit laatste kom ik straks nog nader terug.
Ten aanzien van het monopolistische karakter zou
Ik de vraag kunnen stellen, of bij onze nationale kartels
wel ooit sprake is geweest van een monopolie?
Doch afgezien hiervan, meen ik U in herinnering te mogen
brengen, dat ik diè samenwerking op het oog heb,
die niet vooropstelt, ja niet leidt, althans niet bewust
leidt tot een monopoliepositie, doch de samenwerking
- en nu in kartelverband - om te komen tot een
rationeler productie - en distributiewijze. Dit laatste
is n.l. het uitgangspunt van mijn betoog.
Dat U aan deze monopolistische tendenz denkt, is
geen wonder, aangezien de literatuur en vooral de vooroorlogse
literatuur, in bijna alle gevallen maar steeds
weer de nadruk heeft gelegd op het monopolistische karakter
vah de kartels. • ; • • i ? ; ;••
Gelukkig wórdt de^laatëtè tljd ook de andere mogelijkheid
Van de kartels "meer en beter onderkend. 1)
Dat hierbij het rationaliserend element van de kartels
meer op de voorgrond komt, is het gevolg van het gewijzigde
karakter van de kartels, waarvan de 'moderne kartellering
gebruik maakt, Dit is meer passief, meer negatief
geworden en dus minder actief, minder positief.
De moderne kartellering wordt veel meer afwerend en
minder aanvullend gebruikt, of zoals Prof.Wisselink
het uitdrukt: ze Is niet meer offensief maar defensief.
Hij trekt de grena tussen offensief en defensief daar,
waar een structurele overcapaciteit in de gekartelleer-de
bedrijfstak of gedeelte van deze bedrijfstak bestaat.
Uit deze twee kenmerken blijkt het karakterver-
Zie o . a .:
1)Prof.Dr J.Wlssellnk in Naamloze Vennootschap,Mei 1953
idem in de Nederlandse Industrie
..•; ••.-,::. .:;;.^ December 1953.
-15-
schil: niet meer het nastreven van een monopoliepositie,
doch een streven om grote risico's te beperken,
om rationalisatie mogelijk te maken.
Een ander onderscheid met de vroegere kartels is
dit, dat men er nu bewust naar streeft de kartels
dynamisch te houden; men past het doel van het kartel
aan bij de structurele ontwikkeling. Dit is de enige
mogelijkheid om verstarring, met dikwijls als gevolg
een abrupt beëindigen van de samenwerking, te vermijden.
Als algemene regels voor de kartellering gelden
o.m. dezelfde, welke ik reeds genoemd heb voor de samenwerking
in het algemeen. Ik noem thans enkele belangrijke:
^-V--:
Ie. Bepaal exact het doel, dat men wil bereiken en
bepaal ,of dit doel past in de structurele politiek
resp. structurele positie van de desbetreffende
bedrijfstak resp. groep van samenwerkende bedrijven.
2e. Kies de meest geëigende kartelvorm om het doel te
bereiken, waarbij in het bijzonder te bedenken is,
dat enerzijds met de regeling niet verder moet
worden gegaan dan strikt nodig is om dit doel te
bereiken, doch anderzijds aan een dynamische opzet,
zowel t.a.v. de kartelpolitlek als t.a.v, de
interne beweeglijkheid, de volle aandacht moet
worden gegeven.
3e. Verzorg de constructie, dus de Interne organisatie
van het kartel goed. Maak het kartel behoorlijk
"dicht". Verder te denken aan een goede statistische
oriëntering voor een behoorlijke kartel-politiek,
een controle-instantie en sancties op
overtredingen.
Het komt mij nuttig voor t.a.v, deze algemene
richtlijnen nog enkele aanvullende toelichtingen te
geven.
Ik kom dan tot het eerste punt; het doel van de
kartellering, dus het doel van de samenwerking; Het
doel, dat men wil bereiken, moet zonder meer vast
staan om een juiste keuze van de kartelvorm te kunnen
doen. Ik kom daarop straks nader terug. Verder mag er
-16-
geen tegenstrijdigheid bestaan tussen dit doel en de
structurele politiek van de desbetreffende ondernemingen.
Het moet Juist zo zijn, dat het doel van het kartel
is, deze structurele politiek te ondersteunen.
Men moet een structurele kartelpolitlek kunnen volgen.
Om dit te kunnen, moet men de huidige' structurele positie
van de kartelieden kennen. Hiervoor en om de mogelijkheden
te bepalen, ,ls nodig de beschikking over
uitgebreid en goed verzorgd statistisch materiaal.
Aan de hand hiervan.zal men zich b.v. moeten kunnen
orlè'nteren omtrent het aandeel in de totale afzet van
de desbetreffende artikelen en de mogelijkheden t.a.v.
deze artikelen.
Aan de hand.van dit statistisch materiaal moet men
zo mogelijk reeds globaal tot een conclusie komen, of
het mogelijk is de afzet tegen redelijke prijzen te
handhaven, deze afzet eventueel uit te breiden, of dat
deze afzet' in mindere of meerdere mate moet worden ingekrompen
» De kennis omtrent dit laatste id wel zeer
belangrijk, omdat men dan gezamehlljk maatregelen kan
treffen> om dit verminderen met z.b' weinig mogelijk kapitaalverlies
en sociale offers te doen plaatsvinden,
terwijl bovendien vernieuwing of uitbreiding van het
productie-apparaat met alle verdere kosten van dien
voor elk der leden kan worden vermeden. Of dit zonder
samenwerking ook zou geschieden; is zeer de vraag.
Eenmaal de structuurpolitiek bepaald zijnde, heeft
men hiermede tegelijkertijd b.v. aanwijzingen voor de
te volgen prijspolitiek en t.a.v. de druk, waarmede
de markt bewerkt-moet worden; in 't algemeen dus t.a.v
de te volgen verkooppolitiek. Hoe verder de samenwerking
gaat, dus hoe inniger de kartelbinding wordt, hoe
meer behoefte men steeds opnieuw zal hebben aan goed
Informatorisch materiaal, om een doeltreffende collectieve
structuurpolitiek te kunnen volgen, d.w.z. de
politiek, die nodig is om de met behulp van het kartel
beoogde positie, i.e. het doel, te bereiken.
Thans'het tweede punt, n.l, de keuze van de Juiste
vorm van het kartel, wanneer het doel en hiermede de
structurele politiek van het kartel vaststaat. Hiervoor
is kennis van de mogelijkheden nodig, een kennis
die zich ook uitstrekt tot alle voor- en nadelen van
de mogelijkheden, omdat bij de keuze van de vorm dik-
-17-
wijIs gegrepen kan of moet worden naar mengvormen,
waarbij dan de voordelen kunnen worden behouden en de
nadelen zoveel mogelijk worden geëcarteerd.
Willen de karte lieden hun totale afzet beïnvloeden,
dan is een modern opgezet quote-kartel meestal voldoende.
Op dit "modern opgezet" kom ik straks in verband
met het dynamisch karakter nog terug.
Is het de bedoeling van het kartel tegenover de
opdringende buitenlandse concurrentie sterker te staan,
dan is een specialisatiekartel misschien de aangewezen
vorm.
Ik geef U zo enkele voorbeelden, waaruit U zult
kunnen afleiden, dat bij elk te bereiken doel een bepaalde
kartelvorm behoort. Teneinde U nu iets te oriënteren
omtrent de kartelvormen, welke in 't bijzonder
een rationaliserend element vertonen, rationaliserend
of op het terrein van de productie, of op het terrein
van de distributie, of op belde,waaronder ik dan ook
versta die kartels, welke een marktontwrichtende concurrentie
tegen gaan, waardoor grote kapitaalverliezen
en veel sociaal leed kan worden vermeden, dus om U
hieromtrent iets te oriënteren, zal ik enkele van deze
vormen de revue laten passeren.
Ik begin dan met e'en van de meest eenvoudige kartel-vormen,
n.l.
a. het voorwaarden- of conditiekartel,
Denkt U zich een industrietak, die een bepaalde
structurele overcapaciteit vertoont en waarin het gevaar
bestaat of reeds aanwezig is van een exorbitante-concurrentie.
U allen kent de symptonen: prijsafbraak,
niet naleven van de verkoopvoorwaarden, zoals het verlengen
van de betalingstermijn, de vergroting van de
betalingskortingen, het annuleren van orders, ongemotiveerde
reclames van afnemers, het aanvaarden van
baisse-clausules in de verkooporders, welke clausule
in 't algemeen op de industrie een risico afwentelt,
dat essentieel tot dat der afnemers behoort, doch
daarnaast ook nog conjunctuur-verscherpend werkt, het
aanvaarden van veel te kleine orders, waardoor een rationele
productie-wijze in 't geheel niet meer mogelijk
is enz.
Tegen al deze risico's zou een qUöte-kartel met
prljsbodem, aangevuld met een conditie-kartel en, voor
-18-
een nog rationeler werking, aangevuld met een specialisatiekartel
de oplossing kunnen geven. Wanneer we
evenwel te doen hebben met een opzet, waarbij het aantal
deelnemers en/of de variatie in de producten, die
men brengt, zeer groot is, of wanneer de structuur van
de desbetreffende bedrijven zeer verschillend is, is
deze oplossing practisch niet door te voeren. In dit
laatst veronderstelde geval zal alleen met de voordelen
van een conditiekartel genoegen moeten worden genomen,
welke voordelen zeker niet gering zijn. Er zullen
alsdan regels gesteld moeten worden t.a.v, de betalingstermijnen
en daarmee verband houdende betallngs-kortingen,
t.a.v, levertermijnen en eventuele Inde-llngstermijnen,
t.a.v. de grootte der orders, t.a.v.
de ann'alering der orders, t.a.v. reclames enz. Op deze
wijze is een rationeler productie- en distributiesysteem
reeds te bereiken.
Van de verschillende misstanden, die ik zoeven genoemd
heb, ligt het begin altijd in- 't commerciële
vlak..Om geen orders te missen gaat de commerciële; afdeling
door haar knieën. De gevolgen van deze "misstappen"
dringen evenwel door in de'productie. Extra -kleine
orders met veel omsteltljden^ dus een irrationele
productie. Annulering van orders met, afgezien nog van
andere verliezen, een desorganisatie van de planning
en dientengevolge van de productie. Het gevolg van;i.v
baisse-clausules is extra-orders bij een oplopende
conjunctuur en annulering ervan in de aflopende conjunctuur,
met als gevolg een stootsgewijze bedrijfsbezetting.
Een voorwaarden-kartel kan aan de ergste uitwassen
een einde maken, zodat in het bedrljf'een veel
betere stabiliteit ontstaat. Doch zoals reeds gezegd,
-waar het mogelijk is, verdient de voorkeur het
b. qüöte-kartel met prljsbodem, aangevuld met een re-
"gellng van de verkoopvoorwaarden. Door dit kartel wordt
het euvel van de prijsafbraak tegengegaan, hetgeen
t.a.v, het conditie-kartel niet gezegd kan worden; .^
Verder geeft het een goede ruggesteun aan het behouden
van de relatieve positie, dus van het aandeel van leder
der deelnemers in de totale grpepsmarkt. Dit is
zeer belangrijk, omdat de meeste ondernemerc uiteraard
zeer gesteld zijn op het behoud van deze positie, '
Ieder der deelnemers wordt een bepaald deel in de to-
-19-
tale productie of totale' afzet van de samenwerkende
Ondernemingen toegewezen.
De bedoeling hiervan in eerste instantie is grote
kapitaalverliezen door het worden weggedrongen uit de
markt zoveel mogelijk te vermijden en verder - van het
standpunt van de bedrijfstak bezien - overbodige kapitaalsinvesteringen
zoveel mogelijk te voorkomen.
Toch moet hier, ook ter wille van het vermijden
van onderlinge spanningen in het kartel, de dynamica
niet uit het oog worden verloren. Niet alleen intern,
doch ook extern. Een efficiënt vooruitstrevend bedrijf
moet zich niet voor de onmogelijkheid zien geplaatst
zijn omzet op te voeren. Bovendien moet worden opgepast,
dat de aanpassing aan te totale vraag op de markt
door het kartel mogelijk blijft.
Om deze dynamiek te bewaren moeten geen fixe quota
worden gesteld. Deze werken, omdat ze zonder meer bepaalde
hoeveelheden vastleggen, zeer verstarrend,waardoor
men automatisch een schaarste kweekt of automatisch
een overvoerde markt. De quota moeten z.g. variabel
of drijvend worden gehouden; dit wil zeggen,
dat aan ieder der deelnemers een bepaald percentage in
de gezamenlijke afzet of productie wordt toegewezen.
Hierdoor ontstaat de mogelijkheid van een aanpassing
van het aanbod aan de vraag. Om interne spanningen in
het kartel te vermijden en de vooruitstrevende, efficiënt
werkende bedrijven de mogelijkheid te geven om
tot een vergroting van dit percentage te komen, dus
tot de mogelijkheid om de omzet op te voeren, moeten
deze drijvende quota dan bovendien nog meelopend worden
gemaakt. Bij dit systeem wordt het drijvende quotum
van ieder der deelnemers elk Jaar aangepast aan
het werkelijk behaalde aandeel in de totale afzet. Dit
geschiedt in het algemeen met een zeker vertragende
werking, afhankelijk van de snelheid, waarmede men onderlinge
verschuivingen tot uitdrukking wil laten komen..
Al te snelle aanpassing kan wel eens oneconomisch
zijn door de kapitaalverliezen, die deze aanpassing
bij de op hun quotum achterblijvende deelnemers tot gevolg
zou hebben. Het is n.l. juist een van de doeleinden
van het quoteringskartel deze kapitaalrisico's te
vermijden. Opgepast moet dus worden, dat men niet op
andere wijze dit paard van Troje weer binnenhaalt.
-20-
Hiertegenover staat, dat een vooruitstrevende deelnemer
zijn rechten op een groter aandeel ook tot gelding
wil laten komen. Er moet dus gestreefd worden naar een
aanvaardbaar compromis. Het moet hierbij de bedoeling
zijn de aanpassing geleidelijk te doen geschieden,
waardoor de achterblijvende ondernemingen in staat worden
gesteld hun apparatuur nog te amortlseren en, ter
beperking van het sociale leed, aan de arbeidskrachten
gelegenheid wordt gegeven een andere arbeidsplaats te
zoeken. Door deze regeling ontstaat een geringere' kapitaalbehoefte,
met een geringer kapitaalverlies,
Het tempo van deze aanpassing kan op 2 wijzen worden
geremd en wel door
eni'-^rzijds de z.g. vergoedingsregeling bij over-
....schrljdlng van het toegewezen procentuele quotum,
zo nodig met een progressie hierin, een en ander
te effectueren door middel van een verrekenkas;
anderzijds door de keuze van het aantal meelopende
basis jaren k- - •' '• >'• ':-:'•
Ik volöta met het noemen van deze middelen.
Een van de voordelen, doch'öok een van de voorwaarden
voor .het, "slagen van dit kartel is, dat het aanbod
zich betrekkelijk automatisch aanpast aan de vraag.
In de eerste plaats wel door' het drijvend zijn van de
quota '-en, verder hét mee lopende karakter hiervan. De
werking wordt nog versterkt door het periodiek mededelen
aan ieder der deelnemers door het kartelbureau van
de stand van ieder's werkelijke productie of afzet tegenover
het hem toegewezen quotum en door de informatie,
welke een goed georganiseerd kartelbureau aan de leden
kan geven omtrent de marktsituatie van het betreffende
artikel.
Teneinde de aanpassing aan de vraag, d.w.z. aan de
marktverhouding op een bepaald moment, nog beter te
waarborgen kan men nog verdergaande maatregelen treffen,
n'. 1. de z.g. quota-ruil en/of quota-verkoop en/of
het aanleggen van een quotum-reserve. Op deze middelen
ga ik thans ook niet verder in; alleen vermeld ik nog,
dat zij alleen goed hanteerbaar zijn in handen van een
goed georganiseerd kartelbureau. •'
Bij een goed opgezet quote-kartel wordt dus reeds
een aanpassing van het aanbod aan de vraag verkregen
-21-
en is het gevaar voor prijsafbraak dan ook al niet zo
groot meer. De prijsregeling, die hieraan wordt vastgekoppeld,
moet dan ook niet beschouwd en opgezet worden
als een normale prijsregeling, maar als het leggen
van een prljsbodem in de markt om enige stabiliteit in
de prijsvorming te krijgen. Het verlagen van prijzen
beneden het normale niveau moet mogelijk blijven om
zo mogelijk het quotum te vullen. Doch geen verlaging
van de prijs beneden de prljsbodem. Voorkomen moet
worden, dat de deelnemers coöte que coöte hun quota
willen volmaken, vooral in het begin van het kartel-
Jaar. Het heeft dus meer de bedoeling van het scheppen
van een regelmatige vraag, ter vermijding van verschillen
in de bedrijfsbezetting, met alle kostenverhogende
factoren van dien.
Ik moet om der tijdswille het bij deze summiere
behandeling van deze - vooral in deze tijd zeer veel
toegepaste en belangrijke - kartelvorm laten.
Als laatste van de vormen, die ik iets uitgebreider
met U wilde bespreken om haar rationaliserende
werking, kies ik het
c, Speciallsatlekartel en dan wel in het bijzonder het
kartel tot specialisatie in het machinepark door het
concentreren van de productie. Deze kartelvorm is zeer
bruikbaar, wanneer het primaire doel is het rationeel
produceren om tot lagere kostprijzen te komen en niet
zo zeer het verminderen van de onderlinge concurrentie.
Door de concentratie van de productie bij die deelnemer,
die voor elk artikel het best uitgerust is,
vermijdt men zoveel mogelijk kleine productieruns met
hun vele stilstandtijden en daardoor relatief hoge
kosten. Eveneens kan men hierdoor volstaan met voor de
groep geringere voorraden zowel van tussenfabrlkaten,
goederen in bewerking en eindproducten. Feitelijk
worden door deze concentratie van de productie de
voordelen van specialisatie verkregen, zonder het risico
van de specialisatie te lopen, namelijk de vernauwing
van de markt. Want men blijft bij de verkoop
alle artikelen nog voeren. Dit is een belangrijk voordeel,
want de "weg terug" blijft open voor het geval,
dat het kartel onverhoopt eens mocht worden ontbonden,
omdat men het contact met de markt t.a.v. het in de
-22-
productie afgestoten artikel niet heeft verloren. De.
opzet van het kartel is zonder meer het bereiken van
een meer rationele productie. Wil men verder gaan en
ook de voordelen van de rationalisatie in de distributie
genieten, dan zal men ook alleen dat artikel of
die artikelen verkopen, dat of die men zelf nog produceert,
De "weg terug kan dan moeilijk meer vrij
blijven, zodat een ontbinding van het kartel dan wel
een zeer delicate zaak wordt. Men gaat tot deze mogelijkheid
van rationalisatie dan ook alleen over, wanneer
naast deze specialisatie in productie en distributie
tevens tot een pooling van winsten wofdt overgegaan
en niet voor een korte periode, maar op basis
van een langdurig contract.
Het gevolg van;,de specialisatie is naast de verlaging
van de kosten eveneens een beperking van investeringen
in de machines. Door de concentratie in de productie
ki-ijgt men n*l. een veel snellere productie,
waardoor, met een relatief geringere apparatuur kan worden
volstaan.
Een Verdergaahde investeringëbesparing is mogelijk,
wanneer voor. een bepaalde bewörklng een ëpeclaalmachl-ne
hodlg Wordt, Welke door elk der bedrijven niet volledig
kan Worden bezet. De groep kan dan overeenkomen,
dat e'e'n der leden deze machine of groep, van machines
zal aanschaffen of uitbreiden, terwijl de andere kar-telleden
de werkzaamheden, die door deze machine moeten
worden verricht, tegen een overeengekomen prijs
bij het eers.tbedoelde lid laten verrichten. Dat er een
regeling moet komen voor de rangorde, waarin de werkzaamheden
voor de verschillende leden verricht zullen
worden, is U zonder, meer duidelijk.. Anders zou het bedrijf,
waar de machine geplaatst is, zijn orders steeds
voorrang verlenen, waardoor de orders van de andere
kartelieden In de verdrukking zouden komen. Ook hier
-dus weer een meer rationele benutting van het apparaat,
waardoor lagere kosten en een grote besparing „op de
investeringen. , i
De relatieve positie van elke onderneming. Welke
bij het quote-kartel zo'n belangrijke rol speelt,bil jft
bij deze kartelvorm ongeregeld. Vele ondernemingen
zijn evenwel .bij het behoud van deze positie everi sterk
geïnteresseerd, ja dikwijls nog sterker geïnteresseerd,
-23-
dan bij een redelijke opbrengst of een lagere kostprijs.
Ondanks alle voordelen van de samenwerking bij
deze kartelvorm, ontstaan hierdoor toch dikwijls spanningen
in het kartel. De oplossing is dan te komen tot
een mengvorm, b.v. een quote-regeling annex specialisatie-
regeling en misschien nog annex een prljsbodem.
Een stap verder en men komt tot het syndicaat. Dit is
echter een hoofdstuk op zich zelf.
Een bijzondere vorm van een speciallsatlekartel
is het onderhoudskarte1, waarbij de werkplaatsoutilla-ge
en het personeel van de werkplaatsen worden samengevoegd.
Door deze vorm van kartellering wordt een .
grote besparing verkregen door een betere benutting
en een relatieve vermindering van het aantal speciaal-machines,
speciaal gereedschap en speciale vaklieden,
waardoor een besparing op investeringen en kosten mogelijk
wordt, alsmede een besparing op' de grootte van
de voorraden onderdelen. Ook hierbij moet weer een
goede regeling worden getroffen t.a.v. de rangorde om
over de hulp van de werkplaats te beschikken. Alleen
met een betrekklljk straffe regeling t .a .v. «dit- punt
zal een dergelijke samenwerking gelukken.
Voorwaarde voor het doorvoeren van zulk een kartel
is wel, dat de leden in een betrekkelijk klein rayon
gevestigd zijn en zij een machinepark van ongeveer gelijke
structuur hebben. Een snelle verbindingsmoge 11Jk-heid
door een gemakkelijk transport, zowel van de werkstukken
als van het personeel, is- een belangrijke factor,
ja zelfs een doorslaggevende factor. Een voorbeeld
hiervan is de "Scott , de Stichting Centraal On-derhoudsdlenst
Textielindustrie in Twenthe.
Ten aanzien van de drie genoemde kartelvormen is
steeds in meerdere of mindere mate, naast eventuele
andere voordelen, naar voren gekomen de rationaliserende
werking t.a.v. de productie en de distributie. Ditzelfde
rationaliserende element vinden we ook bij andere
kartelvormen. Ik noem U b.v, nog:
het research-kartel,
het mededellngskartel,
het kartel voor collectief marktonderzoek,
het marktverdelingskartel,
daarnaast nog de meer traditionele, n.l.
het prijskartel zonuer meer, ook in de vorm van
een calculatiekartel,
-24-
het productiekartel zonder meer, i
het afzetka.rtel zonder meer. i
En tenslotte nog het'syndicaat. Het belangrijke '
van een _iB,yndicaat is ook weer, dat elk lid zijn relatief
deel: van de tonale afzet krijgt, vxaartoe.-.zo nodig
gebruik wordt ".gemaakt van een politiek vanmanoe- 'J
vreren met prijzen. Het komt het meest overeen met het Ï
quot'è.-kartel met prljsbodem, maar kan door het centra- -•
Ie verkoopkant-óor. wat beter manoevreren om de structu- '-
rele politiek en,daarnevens een belangrijke specialisatie
door te vo.eren.- Hiertoe is uiteraard ook weer
een prima statistische,:.oriënterlng nodig. De binding
van de lede-n gaat heel .-'ver en de "weg terug" is zeer
moeilijk. De rationaliserende werking is evenwel zeer . groot en daarin schuilt'dan ook de grote kracht. Tophr ;' moet ook bij/-deze vorm-;SteedB getracht., \-;orden de. oh--.:- •='^^^
dernemingen zpV'ée 1 moge 11 jk. hun vr 1Jhe 1 d, hun ,zelf•-<?^'^,p:
standigheid te doen behouden. Als het enigszins mogèf^'^M
lijk is moeten de contacten tussen leverancier en af.^ ._;; nemer in tact blijven. Doch hierbij uiteraard ook ;- r.-.weer deze beperking, dat deze vrijheid het doel van. •'
het kartel niet in gevaar mag brengen, Vfenneer b,v.
de voordelen van concentratie en specialisatie, van de
productie en distributie zeer belangrijk zijn, dan
kan dit de reden zijn om het voordeel van rechtstreekse if
contact en tussen leverancier en afnemer maar te doen -•
vervallen. , ]
Na deze be~spreking van enkele kartelvormen en het f
geven van enkele richtlijnen hiertoe, kom ik.thans tot
het derde punt, de z.g. kartelconstructie. Het.zijn
vooral psychologische facetten, welke voorwaarden stellen
t.a.v. deze constructie. U; moet n.l. niet uit het
oog verliezen, dat vele kartels eerst tot standjk9,men
na een zeer zware concurrentiestrijd met alle mogelijk
geoorloofde of ongeoorloofde jnlddelen; een strijd,die
dikwijls zo'ver kan gaan, dat men bij wijze van spreken
elkanders vijand is. U begrijpt, dat men in deze
gemoedstemming nu niet direct geneigd is tot samenwerking
en het zitten aan een ronde tafel. Dan moet
de nood al wel heel erg hoog gestegen zijn en in deze
stemming is men-dan ook, omdat niemand iemand vertrouwt,
alleen bereid tot samenwerking, wanneer men
volledige zekerheid heeft, dat ledereen zich aan de
-25-
gemaakte afspraak zal houden; d.w.z. dat de kartelovereenkomst
goed in elkaar zit en "dicht" is en er daarnaast
een neutrale instantie Is, die de dagelijkse leiding
van en het toezicht op het naleven van de overeen*-
komst op zich kan nemen; hiertoe moet deze instantie
over sanctiemogelijkheden en over een behoorlijke controledienst
en informatiedienst beschikken en daardoor
zo nodig krachtig kUhnen ingrijpen.
In dit Stadium is het-.wenselijk met de kartellering
nog niet te vérgaand te beginnen. Het nodige vertrouwen
moet eerst. gMeien om tot een vérgaande samenwerking
te kunnen overgaan..Dit te meer, waar niet alleen
de leiders van de ^ondernemingen, maar ook het technisch,
commercieel en admi?iistratief personeel de felheid van
de strijd nog voelen; het personeel, waarvan in 't algemeen
de medewerking nodig is om het kartel te doen
slagen. Een zekere aanpasslngs- en opleldings-periode
is dikwijls nodig. Dit is dan ook ^en van de redenen,
waarom ik geadviseerd heb de kartellering stap voor
stap door te zetten en vooral, ja zeker in 't begin,
de Weg terug 20 goed mogelijk open te houden.
Zijn de omstandigheden, waaronder de samenwerking
tot stand komt, niet zo ongunstig als ik U Juist geschetst
heb, ook dan is het wenselijk - vooral ook om
het personeel aan de samenwerking, te wennen en hun bereidheid
te verkrijgen' öm toch opk\ zékere bedrijfsinterne
moeilijkheden te aanvaarden -;-de samenwerking
stapsgewijze op te bouwen. Als verstandige ondernemers
zouden wij het moïnent van het beginnen van een samenwerking
zodanig moeten kiezen, dat deze samenwerking
de meeste kans van slagen heeft. Dit is b,v. ten aanzien
van een speciallsatlekartel, met specialisatie
zowel in de productie als ook in de distributie, niet
In een periode van laagconjunctuur, maar veeleer in
een periode van hoogconjunctuur. ..','•"'
Hoe dan ook, elk kartel eist een dusdanige constructie,
dat iedereen de zekerheid heeft, dat deze
constructie hem beveiligt tegen minder serieuze deelnemers.
Fouten in de constructie van een kartel wreken ..
zich in de regel op het meest critieke moment. De constructie
moet zonder meer zo zijn, dat zij het wantrouwen
tussen de^ leden wegneemt en het onderling vertrouwen
aankweekt.' Hiertoe is o.m, een vereiste, dat
de regeling van de'>, samenwerking "dicht" is, d.w.z. dat •'
,. -26-
men misstanden die men juist wil bestrijden, of voordelen,
die men door een samenwerking voor allen wil
bereiken, niet via een achterdeur weer binnenhaalt resp.
door de mazen van de overeehkomët heen voor zich alleen
probeert te reserveren. Enkele raadgevingen met
'betrekking tot de constructie wil ik U nog geven:
• ' .Maak de statuten> reglementen resp. het contract
dusdanig, dat ontduikingen van de overeenkomst hoe dan
ook, zö spoedig mogelijk ontdekt kunnen worden. Wanneer
dit niet geschiedt, dan worden de goedwillende leden
dé dupe van minder goedwillende» Zonder een dichte regeling
kan men beter geen overeenkomst aangaan.
'•-•;• Belast het bestuur - dat uit kartelleden bestaat -
met de regeling van de algemene lijnen van het kartel»
Laat het evenwel geen dagelijks beheer voeren. Belast
hiermede een neutrale vakkundige functionaris, bij een
'voldoend groot kartel een kartelbureau. Deze functionaris
of dit bureau kan kennis nemen Van dé gegevens
van de aangesloten leden,-welke dikwijlö als zeëi»'-Ver-tröuWèlljk
moeten worden beschouwd» Het gaat niet aan,
•^dat leden van het bestuur, • dus concurrenten, hiervan
kennis zouden kunnen nemen. Het bestuur moet dus wel
zodanige bevoegdheden hëbbèïi, dat -het' 't karteIbèleld
m -grote- rijnen kan aangeven, doch het dagelijks beheer
• incl. het nemen van'de nodige maatregelen Voor de'üit-'
gestippelde hoofdlijnen móét "zijn opgedragen aan'hët
neutrale'karteIbureaü-. •'; ' ' • ' '• '?;• w.. r .; _;
Dit bureau moet ook pnafhahkelijk ötaan tegenover
de leden, BIJ voldoende gróte kartels is het daarom
dikwijls wenselijk hiertoe een afzonderlijke rechtspet"-
soöh te vormen en dit bureau onder té-brengen in een
stichting of een naamloze vennootschap. Stel een'behoorlijke
eohtr^lè in op het naleven van de kartelövëreen-komst.
Een kartel zonder een controle is èen onding'.
Van losse afspraken ••en van- kartels zonder controle worden
de goedwillende leden maar de dupe, een ervaring,
die dikwijls verhindert, dat nog eens weer tot samenwerking
wordt overgegaan» Het samenwerken in kartelverband
berust op vertrouwen. Dit vertrouwen kan alleen
blijvend bestaan, wanneer de zekerheid bestaat,'dat alle
deelnemers zich aan de gestelde regels houden.
Dë'cóntrÖ'Té-instantie, in 't algemeen een accountantskantoor,
moét' vah- haar\ bevindingen verslajg uit-
-27-
brengen aan het kartelbureau. In het contract zijn de
sancties óp overtredingen te regelen, alsmede de bevoegdheid
van het kartelbureau om deze sancties tot
effect te brengen. Als beroepsinstantie, wanneer een
lid het niet eens is met het constateren van een overtreding
of met een opgelegde boete, kan een arbitragecommissie
worden ingesteld, een z.g. interne arbitragecommissie.
Laat de leden bij een kartel, dat beschikt
over een neutraal kartelbureau, niet alleen het contract
om zich te zullen houden aan de karteIbepallngen
tekenen tegenover het kartelbureau, doch ook tegenover
elkaar. Treedt het kartelbureau onverhoopt niet straf
genoeg op tegen niet-goedwillende leden, dan kan ieder
van de overige leden, zo nodig zijn recht zoeken bij
de rechter.
Licht de deelnemers regelmatig en op korte termijn
in omtrent die gegevens, welke voor hen van belang zijn,
b.v, de stand van hun quotum, de resultaten van de
samenwerking als geheel enz.
Nogmaals leg Ik er de nadruk op, dat de kartel-constructie
goed moet zijn. Wanneer dit niet het geval
is, loopt men een groot risico, dat het kartel op een
critiek moment ineenvalt met wellicht grote economische
en sociale gevolgen van minder prettige aard. Bovendien,
en dat werkt op langere termijn, er is geen groter
tegenstander van samenwerking dan een gedesillusioneerde
ondernemer, die eens de dupe is geworden van
een niet goed georganiseerd kartel.
Ik ben U nog een antwoord schuldig op de vraag of
onze Overheid met de thans te harer, beschikking staande
middelen de samenwerking in kartelverband wel zal
toelaten.
Hier in Nederland stamt het uit de crisis van de
dertiger jaren, dat de Overheid zich bewust met het
toenniaala toenemend streven naar samenwerking op economisch
gebied in het bedrijfsleven heeft bemoeide
Het is zelfs de Overheid geweest, die aan de- wieg van
de eerste prijsafspraken in kartelverband heeft gestaan
en hieraan bewust steun heeft verleend door als
voorwaarde voor de contingenterlng van de invoer te
stellen het tot standkomen van een prijsafspraak tussen
de binnenlandse producenten. De bewuste steun van
de Overheid heeft indertijd zijn neerslag gevonden ,in
de Onderneraersovereenkomstenwet 1935» Deze wet kende
-28-
regelingen voor eigenlijk twee contrasterende gevallen.
Enerzijds kon de Overheid op basis van deze wet een
tussen een aantal bedrijfsgenoten gesloten overeenkomst
voor de gehele bedrijfstak verbindend verklaren,
waardoor ook de bedrljfsgenoten, die aan deze overeen- ,^
komst niet wilden- meedoen, aan de regelingen hiervan '.
werden gebonden; anderzijds kende deze wet de onverbindend
verklaring.
Deze wet is in 1941, dus ln.de bezettingstijd,door
het ook nu nog van kracht zijnde'Kartelbes luit l94l
vervangen. Dit besluit kent naast de verbindend-^ en
onverbindend verklaring van ondernemersovereenkomsten,
dus van overeenkomsten, die in eerste instantie uit
vrije wil van de ondernemers tot stand zijn gekomen,
ook noe de bevoegdheid van de Overheid om op eigen Ini-t-
latief dwang karte Is aan het bedrijfsleven op te leggen.
In 1950 en 1951 zijn er een aantal beschikkingen
gepubliceerd, waaruit een overgang blijkt van een uit- ü
sluitend op klachten, dus passief gevoerd kartelbeleid, ;•
naar een actief kartelbeleid, waartoe de regering in ',;
het 2e halfjaar 1950 heeft besloten. Na het .uitbreken --?
van het Korea-conflict stond de regering n.l. voor de
keus óf opnieuw prljsregelend op te treden, of door *
een bewuste stimulering van de concurrentie de tendenz
tot prijsstijging, die er toen bestond, te keren. Zo- ''
als U bekend is, koos zij het laatste.. Als onderdeel
van deze politiek was het noodzakelijk een Inzicht te l
hebben in de omvang en aard der prijsafspraken enz.
"Hiertoe moest de Overheid de zekerheid hebben, dat
alle afspraken werden aangemeld. De controle op het •
naleven van deze aanmeldingsplicht moest hiertoe ver-
- scherpt worden, ,
. .1 ;•;.• ült de tot nu toe genomen beslissingen blijkt, dat de Overheid gekant is tegen alle kartelregelingen met
een monopolistische strekking en/of een verstarrend '
karakter, Kartelregellngen, zoals ik U zopas heb voorgelegd,
met een rationaliserend en dynamisch element
worden door de regering niet alleen getolereerd, doch
-ook toegejuicht. Onder de huidige wetgeving, welke .dus
nog gebaseerd is op het KarteIbesluit 1941, zult.,U bij
de huidige overheidspolitiek dan ook geen last ónder-vinden,
wanneer U de regelingen maar opzet, zoals, ik
:U die vanavond heb voorgehouden., ,„;•. •,,. .:•.•-•/;
-29-
Is er nu nog een wijziging in dit kartelbeleid te
verwachten, wanneer het Wetsontwerp Economische Mededinging,
zoals dit nu bij het parlement is ingediend,
wet zou worden? Wanneer in dit ontwerp geen grote wijzigingen
worden aangebracht, m.i, niet. Ik meen, dat
in dit wetsontwerp het huidige kartelbeleid is vastgelegd,
Weliswaar bestaan er ernstige bedenkingen bij
het bedrijfsleven tegen sommige bepalingen. Deze bedenkingen
gaan in 't algemeen tegen een te grote bevoegdheid
van de Minister, ook al in verband met een
te vaag omschrijven van de normen voor de interpretatie
van het z.g, algemeen belang. Ik kan deze bedenkingen
in het algemeen wel onderschrijven.
Hoe we ook tegenover dit wetsontwerp mogen staan,
ik geloof, dat de overheidspolitiek tegenover de kartels
met een rationaliserende strekking en een dynamisch
karakter hierdoor niet zal veranderen. Deze zullen,
mits zij uiteraard geen monopolistische tendenz
bovendien inhouden, van de overheids-kartelpolitlek
wellicht niet de minste hinder ondervinden; zij moeten
echter worden aangemeld.
Mijnheer de Voorzitter,
Zoals ik in het begin van mijn inleiding heb gezegd,
staat het bedrijfsleven voor een grootse taak,
n.l. het handhaven en zo mogelijk het verhogen van het
welvaartsniveau van het Nederlandse volk bij een groeiende
bevolking. Daarom moet onze industrialisatie slagen.
Dit is alleen mogelijk wanneer tussen de risico's
en de winstmogelijkheden een behoorlijke verhouding
bestaat. Een van de grote zwakheden van ons bedrijfsleven
is gelegen in de grote versplintering, de geringe
specialisatie, het conservatisme en individualisme,
o.m. blijkende uit de geheimzinnigheid bij het uitwisselen
van ervaringen en andere gegevens. Wat ons
bedrijfsleven nodig heeft is samenwerking en het ontplooien
van een economische kracht in de goede zin
van het woord, om te komen tot een betere benutting
van de productieve krachten; dus het .streven naar rationalisatie.
Eén van de vormen, waarin dit streven
kan worden verwezenlijkt, vinden wij in de kartellering.
In 't bijzonder voor onze midden- en kleine bedrijven,
waarin toch nog steeds het grootste deel van
-30-
de Nederlandse productieve krachten is ondergebracht,
Alles uiteraard vooropgesteld, dat in het kartel door
de keuze van de Juiste vorm de dynamiek van het bedrijfsleven
wordt bewaard en dat door een goede constructie
aan de samenwerking een hechte basis wordt
gegeven.
De Heer R. Besangon, Voorzitter.
Dames en Heren,
Na dit leerzame betoog en na een voorlopig woord
van dank aan de inleider zou ik nu een kwartier willen
pauzeren, waarna gelegenheid is voor -discussie.
Ik verzoek degenen, die aan de discussie v/illen deelnemen,
zich in de pauze even bij het Bestuur te vrillen
opgeven. ;;.-;; • ..•:;/ ••:.^.r
Ik schors de vergaderlngvr.: .'iiJo^i.;., . ••'^''<.-•. ,
Mr A.J. Sauer. '• :/^ M.-^:..-^r-;- , .-- ^ -;:::••/ ::•••'
Mijnheer de Voorzitter,.. J'ijne .Here^,; ,',. ^ ,.^:' '.-.':•/'. ':'._:
Gaarne wil ik beginnen met de heer Diephuis dank
te brengen voor de buitengewoon' uitvoerige 'éri gedegen
wijze, waarop hij deze moeilijke materie voor ons heeft
uiteengezet.Mk ben het eigenlijk in grote trekken met
collega Diephuis eens. Toch wil ik graag enkele opmerkingen
maken, die hem wellicht in de gelegenheid stellen
op enkele punten nog wat dieper in te gaan.
In de allereerste plaats een enkele opmerking over
de algemene oorzaken. Het Wil mij persoonlijk toeschijnen,
dat de voornaamste daarvan toch wel is de kapi-taalslntenslvitelt
van de bedrijven waardoor de starheid
van de kapitaalsfactor buitengewoon gróót Is'geworden.
En daarnaast zou ik nog meer, dan de inleider
heeft gedaan, nadruk willen leggen op de fiscale maatregelen,
die vooral Voor de kleine en minder grote bedrijven
de kapitaalvorming belemmeren en dus de groei
tegenhouden. De financiering van firma's'en familie-naamloze
vennootschappen wórdt een probleem, dat noodwendig
om een oplossing roept. Dat Is een punt dat sa-
-31-
menhangt met de samenwerking in de bedrijven, want die
samenwerking wordt des te noodzakelijker, juist voor
de kleinere en middengrote bedrijven, omdat zij zelf
niet in de gelegenheid zijn om de vereiste kapitaalvorming
zelf te kunnen doen geschieden. Samenwerking
zie ik dan ook voor tal van zaken als een noodzakelijke
els van deze tegenwoordige tijd en ik ben het met
de inleider eigenlijk zo van harte eens, dat men hier
niet moet staren op het monopolistische karakter van
samenwerking. Zeker, natuurlijk zit er altijd enigermate
een monopolistisch karakter in. Het kan niet helemaal
en niet altijd worden ontkend, dat dat in samenwerking
wel eens te vinden is, maar ook al zit dat er
een ogenblik in, dan moet men toch naar mijn mening
niet te grote waarde daaraan hechten. Want wanneer men
inderdaad monopolistisch wil werken, dan komen altijd
andere bedrijven en andere artikelen op, die de monopolistische
werking ervan eigenlijk tegenhouden.
Vervanglngsartikelen ziet men dan altijd allerwege opkomen,
zodat men de vrees voor monopolie inderdaad
niet hoog hoeft aan te slaan. Daarnaast zou ik eigenlijk
willen vragen, zit er eigenlijk in de kartelvorming
niet een stabiliserende factor, de stabiliserende
werking van een kartel, stabiliserend ten aanzien van
de prijzen, waardoor ook de belangen van de afnemers
veelal worden gediend. Wanneer men de ongebreidelde
concurrentie toelaat, wanneer men deze ziet in de verschillende
bedrijven, dan ziet men een enorm op' en
neer gaan van de prijzen, en in vele gevallen zijn ook
de afnemers met een dergelijke "Schwankung" in die
prijzen zeker niet gediend. Juist de stabiliserende
werking van kartelvorming is een kant, die ook voor de
afnemers van belang is en wellicht zou de inleider
daarop nog wat nader kunnen ingaan.
Dan zou ik verder nog graag wat meer de nadruk gelegd
willen zien op de noodzakelijkheid van gezamenlijke
research. Juist door samenwerking biedt deze meer
mogelijkheden.. Willen wij als klein land onze industrie
inderdaad kunnen uitbreiden, dan zullen wij ons veel
meer nog op kwaliteitsartikelen moeten toeleggen.
Daartoe is wetenschappelijke research een eerste vereiste.
Om ons tot ons gewest te beperken denk ik aan
verdere veredeling van ons aardappelmeel, het watervast
maken van ons stro-carton, de verwerking van hier
-32-
geteeld vlas en dergelijke dingen meer, waarin naar
mijn mening mogelijkheden schuilen, die echter"alleen%,.y,-, door samenwerking zijn te verkrijgen. Daarom is een gè-„C
meenschappen jke research, die eigenlijk alleen te verkrijgen
is, wanneer men met de bedrijven .s.amenwerkt, .1
van enorme betekenis. Dan heeft de inleider gesproken
over de practlsche uitwerking van de kartelvorm en •;
heeft hij tal van kartelvormen naar voren gebracht.
In de practijk levert die practlsche uitwerking als
regel zeer veel moeilijkheden op (ik ben daar herhaaldelijk
in de practijk mee geconfronteerd) en dat komt,
omdat - naar mijn mening - in de practijk geen tx^ree
ondernemingen precies gelijk zijn* Elke onderneming
heeft weer iets aparts, de ene in zijn grondstof of
zijn gi^ondstofvoorzienlng, de ..andere In zijn fabrica-tlemethode,
terwijl v/eer een derde - onderneming speciale
afnemers heeft, zodat daarvan gezegd kan voorden:
"Ja, maar deze neemt een bijzondere positie in".
Zo is het, dat men voortdurend te doen heeft met moeilijkheden,
die elke onderneming voor zichzelf als het
ware in aa'nmerklng wil nemen en tengevolge waarvan men
eigenlijk niet' gemakkelijk een kartelvorm- kan bereiken,
De inleider heeft ook gezegd, dat men eigenlijk- de '
voordelen en de nadelen eventueel voikomên;evenredig\v.
moe^t'-verdelen. Dat is eigenlijk ook theorie. Dat is "'
héél'mooi gezegd^ maar in de .practijk Is het natuurlijk
volslagen onmogelijk..Iedere fabriek Volkómen
"ré'óht laten -wedervaren èn de opoffering, die voor elke
ondern-eming natuurli;jk,-he.t gevolg is Van. een., kar!-^'
te Irege ling,. van a lie- dee'lhem'ers Volkómen evenredig''
maken, en 'de..; voorde len eveneens volkomen èvenred-lg, is
een uthopie .en is In de., practijk niet doenllj^k.; Men
'2al dé .pensen er dus altijd van moeten doordringen,
dat" zij het algemeen belang, het belang van de algemene
bedrijfstak, sterker naar voren brengen, en dat
zij niet zozeer kijken naar de relatieve positie, die
zij ten opzichte van ellcander ihrièmen. Dat is nu vaak
juist zo ontzaglijk moeilijk. Men kan de mensen er nog
weleens toe brengen te zéggen: "Goed, wij zijn bereid
tot samenwerking, maar als hij er nu maar niet meer
van profiteert dan ik ervan profiteer." Dat is een
echt menselijke eigenschap. Maar toch zullen wij, naar
mijn bescheiden mening, de deelnemers in het kartel
altijd moeten doordringen van het algemene belang voor
•' . . -33-
de gehele bedrijfstak en van het leren afzien van het
relatieve voordeel, dat een ander er wellicht meer van
zal genieten dan wijzelf.
De inleider heeft eigenlijk maar heel weinig gesproken
over de duur van de overeenkomst. De duur van
de kartelovereenkomst hangt naar mijn bescheiden mening
zeer nauw samen met de grote mate van binding,
en zodra eigenlijk de relatie tussen fabrikant en afnemer
verbroken wordt en dus de eigen verkooporganisatie
niet meer kan werken, kan men zulks alleen verlangen
van de deelnemers aan de kartelovereenkomst,
Indien de duur op lange termijn wordt vastgesteld.
Daarom is het maken van de kartelovereenkomst vaak zo
moeilijk, omdat enkele mensen wel voor korte termijn
willen deelnemen, maar anderen alleen voor lange termijn.
Dan is het altijd als het v/are een zoeken van
een gemene deler om te trachten de mensen daarin tot
overeenstemming te brengen. De psychologische factoren,
daar heeft de inleider volkomen terecht de nadruk
op gelegd, spelen hier een zeer grote rol en de
eerste moeilijkheid bij het samenstellen van een karte
lovereenkomst is ook eigenlijk het vertrouwen te
winnen van de deelnemers in dat kartel; Dat is voor
degene, die een kartel begint altijd het eerste vereiste,
n.l. om te trachten het vertrouwen van de deelnemers
waardig te worden en te zoeken naar een oplossing,
die voor alle deelnemers aanvaardbaar is.
Nu heeft de inleider één ding, dunkt mij, eigenlijk
nog niet, of althans maar even, genoemd, en dat
Is de mogelijkheid van fondsvorming. Er kunnen industrieën
zijn (ik zal maar geen namen noemen, al
zweeft mij wel een industrie voor de geest) waarbij
de afstand tussen de verschillende deelnemers, het
verschil in kapitaalinvestering en het verschil in
outillage of in de gehele structuur van de onderneming
zo groot is, dat het heel moeilijk is om deze in één
kartel onder te brengen, terwijl het toch noodzakelijk
kan zijn, dat in bepaalde tijden de structurele positie
van de totale bedrijfstak zodanig is, dat er een
overproductie heerst, waarbij aan die overproductie
een eind gemaakt moet worden en waarbij dus het aanbod
in overeenstemming moet worden gebracht met de
vraag. In dergelijke gevallen schijnt het mij toe,dat
fondsvorming, gemeenschappelijke fondsvorming, van
-34-
grote betekenis is en dat dit een middel kan zijn om
dan die tijdelijke discrepantie tussen vraag en aanbod
te overbruggen, mede door enkele ondernemingen
tijdelijk stil te leggen, tijdelijk slechts, teneinde
die straks, indien de vraag groter zal worden, toch
weer aan het werk te kunnen stellen. Dat is een middel,
.dat naar mijn mening zeer zeker overdenking verdient,
.;maar dat Juist ook weer tengevolge van de fiscale maatregelen
wel moeilijk is, omdat een dergelijke gezamenlijke
conjunctuurreserve door de tegenwoordige fiscale
autoriteiten fiscaal niet aftrekbaar wordt geacht, zodat
de aantrekkelijkheid en de mogelijkheid daarvan •
.moeilijker wordt,
. • , Dit zijn zo. Mijnheer de Voorzitter, enkele opmerkingen,
die ik gaarne heb'x\rlllen maken, maar ik wil
nogmaals mijn grote waardering en mijn grote bewondering,
uitspreken voor de -wijze, waarop de heer Diephuis
deze moeilijke en ingewikkelde materie hier voor het
voetlicht .heef t gebracht.; ;, , •
...:.,; Ik', dank U .zeer ,,,^. .' , ..:^^ w;^.-;*',; ..-
., : /i' •'•;;•' •!-•••••• • ''.
De Héér R. BesanCon."Voorzitter.
'Dan- geef ik nu het woord aan Professor Van Oven.
Prof, A.van Oven, -' ' .•'•-.• -• -
Mijnheer de Voorzitter, Dames en Hereh, '• :.::•':;: •..'"• •
.' ..Inde eerste plaats zou ik U,. Mi jnheer ; de, Voorzitter,'
van harte willen danken, dat U ml.j ..in de ,gelegenheid
hebt gesteld om deze avond bij te wonen en ik zou
.opk.de inleider van harte willen danken voor zijn bijzónder
interessante en ook bijzonder, leerzame voordracht,
leerzaam ook met, name voor juristen. Ik heb
inderdaad allerlei dingen gehoord, die ik niet wist,
dié ik bijzonder goed kan gebruiken en die vooral van
actueel belang' ook zijn voor juristen, in verband met
de in aantocht zijnde. Wet Economische Mededinging,
waarvan het ontwerp door de inleider:,ter sprake is ge-
.bracht. Het is juist dat punt. Mijnheer; de Voorzitter,
dat Wetsontwerp Economische Mededinging, en de ppmer-
-35-
kingen, welke de inleider dienaangaande heeft gemaakt,
waaromtrent ik iets zou willen zeggen.
Als ik de inleider goed begrepen heb, dan meent
hij, dat dit ontwerp waarborgen biedt of althans dat
de tekst van dit ontwerp de verwachting wettigt, dat
het gematigde kartelbeleid van de Overheid, zoals dit
tot dusver is toegepast, ook onder de gelding van deze
Wet geen wijziging zal ondergaan, m.a.w. dat het evenzeer
gematigd zal blijven als het thans is. Die verwachting
op zichzelf deel ik, althans vooralsnog, zolang
wij deze Regering houden en misschien zelfs zolang
wij een gelijkgezinde Regering houden. Een toekomstige
nieuwe Regering, die gelijkgezind is, zal vermoedelijk
de gematigde en m.i. volkomen Juiste kartel-politiek,
zoals die op het ogenblik op basis van het
uit de bezetting stammende kartelbesluit wordt toegepast,
blijven toepassen. Het is inmiddels zo - daarop
moet ik even wijzen; ik meen dat de inleider het ook
al gezegd heeft - dat dat uit de bezetting stammende
kartelbesluit de Overheid veel verder gaande bevoegdheden
geeft, dan waarvan ze thans gebruik maakt. Die
bevoegdheden zijn Inderdaad enorm ingrijpend. Zij komen
er vrijwel op neer, dat de Overheid het hele bedrijfsleven
op dit terrein zou kunnen beheersen wanneer
ze dit zou willen. Daarvan maakt dus de Overheid
een bijzonder bescheiden gebruik. Nu is het voor mij
de vraag - in dat opzicht ben ik het met de inleider
niet eens en ik ben zelfs zeer geneigd om deze vraag
ontkennend te beantwoorden - of inderdaad, wanneer wij
eens een Regering zouden krijgen, die geneigd zou zijn
om een veel verder gaande kartelpolitlek of liever gezegd
een anti-kartelpolitiek te gaan voeren, deze Wet
dan daartegen de nodige waarborgen zou bieden dan wel
of deze Wet daartoe evenzeer als tot die gematigde kartel-
politiek de mogelijkheid opent. Ik geloof dat dit
laatste inderdaad het geval is, dat wanneer de Overheid
veel verder zou willen gaan, zij dat op basis van deze
Wet inderdaad zou kunnen. Ik wil er op wijzen, dat in
dit ontwerp van begrippen gebruik wordt gemaakt, die
bijzonder ruim en bijzonder rekbaar zijn. De definitie
van de mededingingsregeling, die aldus luidt: "overeenkomst
of burgerrechtelijk besluit tussen ondernemers
ter regeling van de mededinging", is voor zeer ruime
Interpretatie vatbaar. Voor nog ruimer Interpretatie
-36- •"
is vatbaar het begrip: economische machtspositie. Dat
wordt, meen ik, aldus gedefinieerd: "juridische of
feitelijke verhoudingen, die een economische overwicht
geven op een bepaalde markt". Het is niet helemaal
nauwkeurig, niet helemaal letterlijk, maar daarop komt
het ongeveer neer. Een definitie duK, waarin gebruik
wordt gemaakt van economische begrippen, die niet al
te scherp omlijnd zijn, die voor zeer verschillende-interpretatie
vatbaar zijn en op grond vraarvan de Overheid
dus een bijzonder ruime armslag krijgt tot het nemen
van maatregelen. En welke zijn dan die maatregelen,
die de Overheid op grond van dit wetsontwerp, wanneer
het Wet wordt, zou kunnen nemen? Dat is niet alleen de
negatieve maatregel van onverbindend verklaren, hetgeen
op zichzelf misschien nog niet zo erg zou zijn,
maar het zijn ook allerlei positieve maatregelen, als
het geven van aanwijzingen aan ondernemers tot het
doen van bepaalde leveranties of tot het verrichten
van bepaalde diensten aan bepaaldelijk aangevrezen andere
ondernemers, voorts het vaststellen van prijzen,
kortom allerlei bevoegdheden, die het de Overheid -
en wanneer ik zeg O'/erheid is dat de Minister van Economische
Zaken, eventueel tezamen met eén of meer andere
Miniöter - mogelijk maken om op zeer Ingrijpende
wijze regulerend op te treden met betrekking tot hetgeen
op een bepaalde markt geschiedt. Ik geloof dat
een dergelijke mogelijkheid en een dergelijke ruime
armslag, die aan de Minister wordt toegekend, inderdaad
bijzonder grote gevaren oplevert. Ik zeg nog eens,
zolang de Regering dezelfde politiek blijft huldigen
op dit terrein, als zij thans doet, za.l dat gevaar niet
effectief worden, maar'er bestaat tóch een mogelijkheid,
dat er ooit eens. een-Regering komt, die meer anti-
kartel en anti-trust minded is en dan bestaan die
gevaren wel degelijk. En Juist met het oog op die gevaren
zou het mij, hoewel het misschien iets buiten
het onderwerp gaat. Mijnheer de Voorzitter, toch erg
interesseren de mening van de inleider hierover te vernemen.
Ik zou er op willen wijzen, dat in dit we.tsont-werp
vrijwel geen mogelijkheid ligt opgesloten voor
ondernemers, die menen dat de Overheid te ver gaat en
dat de Overheid bij het voeren van haar kartelpolitlek
willekeur betracht, machtsmisbruik pleegt, zich schuldig
maakt aan détournement de pouv^lr of wat voor an-
-37-
dere gedragingen dan ook, daartegen iets te doen. Dat
is m,i, de grote fout van het wetsontwerp; het biedt
geen enkele garantie, het verliest het vereiste van
rechtszekerheid in hoge mate uit het oog. Het is hier
niet de plaats. Mijnheer de Voorzitter, te gaan bespreken
wat voor mogelijkheden er zouden bestaan om in die
leemte te voorzien. Ik wil alleen wijzen op het adres,
dat door de drie centrale werkgevers-verbonden onlangs
is gericht aan de leden van de Staten-Generaal, waarin
voorstellen worden gedaan voor een administratiefrechtelijk
college, waarop beroep mogelijk zal zijn. Dat
dus deze wet de mogelijkheid zal openen, dat ondernemers,
die menen, dat het kartelbeleid te hunnen aanzien
tot onrecht aanleiding geeft, een beroep kunnen
doen op het administratiefrechtelijk college. Dat
brengt niet met zich mee. Mijnheer de Voorzitter, dat
het hele kartelbeleid van de Overheid onder controle
van die rechtelijke instantie zou komen. Dat is natuurlijk
ook niet de bedoeling, want het gaat hier om beleidsvragen
in eerste instantie, maar wel dat in be
paaldelljk omschreven gevallen - ik zeg nog eens machtsmisbruik,
détournement de pouvoir, inbreuk op wettelijke
bepalingen - een mogelijkheid van beroep zou bestaan.
Ik zou het zeer interessant vinden. Mijnheer de
Voorzitter, wanneer de inleider zijn mening over een
dergelijke amendering van het wetsontwerp zou willen
te kennen geven,
Ik dank U zeer. .
De Heer R, Besancon. Voorzitter,
Mag ik vragen of nog één van de andere aanwezigen
een vraag heeft te stellen of een opmerking heeft te
maken?
De heer Roeloffsj - . ••
De Heer Roeloffs.
Mijnheer de Voorzitter,
De inleider heeft o.a. genoemd de fiscale politiek,
die tot grote bezwaren aanleiding geeft. Zeer terecht
-38-
heeft de inleider dat gedaan; ik zou haast zeggen het
is voor inleiders in onderwerpen als deze gebruikelijk
om die uitdrukkingen te'gebruiken en ook dat is erg
nuttig. Het is alleen zo, dat die stemmen van de inleider
en andere inleiders, zo dikivljls • de indruk geven
de ëtem van een roepende in de woestijn te zijn en dat
is Jammer. Ik heb zelf ook weleens tegen zakenmensen
gezegd: "jullie moeten hiertegen eens wat doen".
Dus zou ik hier nog eens willen pleiten voor samenwerking
op dit punt en dat zou ik dan kunnen noemen samenwerking
tegen de fiscus. Maar die term is natuurlijk
kortzichtig, want in wezen hebben natuurlijk de fiscus
en het bedrijfsleven precies hetzelfde be lang> en ik
geloof dus dat het bedrijfsleven zelf bepaaldelijk te
kort schiet, doordat zij niet voldoende van haar mening
op dit punt doet blijken, We l<rljgen uit de pers,
de liberale pers maar ook uit de andere persen -het
varieert zo van links naar rechts, U begrijpt me wel -
de indruk dat er op dit punt niet genoeg gebeurt. Dan
denk ik b.v* aan een heel belangrijk punt: het-nieuwe
winstbegrip. Het is verschrikkelijk belangrijk, dat
een zakenman belasting betaalt-over niet meer dan zijn
werkelijke winst. De grieven op dit punt zijn overbekend.
Er zijn op het ogenblik belangrijke procedures
bij de Hoge Raad aanhangig over dit nieuwe winstbegrip.
De eerste stappen in de goede richting zijn genomen.
De Hoge Raad heeft verklaard, dat de wetswijziging belastingherziening
1950 reden is om van systeem te.veranderen.
De uitspraak van de Raad van Beroep, die voor
de Hoge Raad gebracht is, is weer teruggewezen naar de
Raad van Beroep. Dat was de Raad van Beroep te Rotterdam.
Ik weet, dat er vanuit Amsterdam ook een belangrijke
zaak voor de Hoge Raad is gebracht. En nu IS het
typisch, dat in de fiscale literatuur, speciaal van
Departementswege, al gezegd is: "AJs jullie dat nu winnen,
dat nieuwe winstbegrip,.dan geldt dat natuurlijk
alleen maar voor die zakenmensen, die dan ook in 1950
gebruik gemaakt hebben van de mogelijkheid om tot een
nieuw winstbegrip te komen". En ik geloof dat bepaaldelijk
hier een taak ligt voor het bedrijfsleven. Het
zou te gek zijn, dat bij een zo principieel punt als ,
het winstbegrip voor onze inkomstenbelasting en vennootschapsbelasting
het bedrijfsleven hier verstek zou
laten gaan, waar de Minister zelf zo sterk stelling genomen
heeft om de mensen van dat nieuwe winstbegrip af
te houden. Hij heeft gezegd: "Ach. mensen, doe het nu
maar niet, het kan niet, ik wil het niet en als jullie
het toch doet, ga ik jarenlang met Jullie procederen
en dan zal ik het bloed onder je tenen weg-procederen;
doe het nu maar niet". Als nu de Minister straks ongelijk
'krijgt en hij gaat zeggen: "Nu ja, die 10;^, die
zich dan aan mijn advies niet gestoord heeft, die moet
maar gelijk hebben, maar die andere 90^ Icrijgt het niet
voor elkaar", dan geloof ik dat hier voor het bedrijfsleven
speciaal het ogenblik gekomen is om met een
storm van verontwaardiging er door te krijgen, dat het
nieuwe winstbegrip p.lsnog voor het gehele Nederlandse
bedrijfsleven open komt te staan. Dan moet hier dus
een storm komen, die het mogelijk maakt, dat de Lifo-voorschriften
ontdaan worden van alle poespas, die er
niets mee te maken heeft. Ik geloof, dat als die actie
algemeen en goed opgezet wordt, zij zeker een goede
kans van slagen heeft en dan geloof ik, dat één van de
wrijfpunten voor het bedrijfsleven, n.l. dat het winstbegrip
ontdaan wordt van zijn onjuiste bestanddelen,
heel en heel belangrijk is, want we hebben in de belasting
verschillende facetten. Ee'n van die facetten
is, dat wij de belastingen in het algemeen te hoog zullen
vinden. Dat hebben we altijd gevonden en dat vond
men ook toen de inkomstenbelasting IO5S en de Wet op de
D.T.B, een belasting van 10^ gaf. Maar één van de dingen,
die wij nooit kunnen toegeven is, dat er belasting
geheven wordt over iets, dat geen winst is. Ik zou het
dus erg op prijs stellen. Mijnheer de Voorzitter, als
de inleider ook nog eens de aanwezigen hier zou willen
doordringen van het nut ook op dit punt samen te werken.
.
Ik dank U zeer. ••'
De Heer R. Besangon. Voorzitter. ''-'•-
Mag ik één van de andere aanwezigen nog het woord
geven? Zo niet, dan geef ik het woord aan onze inleider
om de sprekers te beantwoorden. ' '
-40-
De Heer G, Diephuis,
Mijnheer de Voorzitter, Dames en Heren, .. , .",
Ik wil beginnen aan de debaters mijn dank uit te
spreken, dat ze gereageerd hebben, omdat zij mij hierdoor
de gelegenheid geven nog wat dieper op een aantal
punten in te gaan. Ik mag dan misschien wel beginnen
met wat mijn collega en oud-leermeester Sauer naar voren
heeft gebracht. Hem dank ik in het bijzonder voor
de uitvoerige wijze, waarop hij zijn opmerkingen.naar
voren heeft gebracht en voor de aandacht, die hij a,an
mijn referaat heeft gegeven.
Als één van de algemene oorzaken,, die z.l.'het belangrijkste
is, noemt hij de starheid van de kapitaalsfactor.
Zoals U van mij gehoord hebt, vindt ik deze
factor ook wel van zeer groot belang, ook wel één.van
de belangrijkste, maar of dit de_ belangrijkste is, '
durf ik niet te beoordelen. De invloed van de^e factor
is zeer moeilijk te meten en of deze factoi* dus
belangrijker is dan andere factoren, die ik genoemd
heb, durf ik niet uit te spreken. Door de toenemende
mechanisatie, wordt de kapitaalsintenslteit van de bedrijven
Ötèèds groter, waardoor een steeds grotere verstarring
van de productie- en de kostenstructuur van
ons bedrijfsleven optreedt. Hierdoor wordt een aanpassing
aan veranderde omstandigheden steeds moeilijker,
öok vooral de aanpassing van het..aanbod aan de vraag.
ik heb U ook andere verstarrende factoren genoemd, die
deze aanpas evenzeer bemoeilijken en waardoor de risico's
van een ónderneming steeds groter worden, l3aarne-vens
noemde ik U nog een aantal factoren, dié ik hu;;
maar wil samenvoegen onder het begrip "economische
overheidsvoorschriften" en waardoor de stabiliteit,,in
het economische leven naar mijn mening sterk is verminderd.
Vooral omdat hierdoor'calculaties op iets
langere termijn voor het bedrijfsleven onmogelijk worden..
gemaakt, tengevolge waarvan de onderneming tegen-wöot*
dlg vaak het karakter krijgt van. een speculatie in
de toekomst. Het'bedrijfsleven en; vooral het Industrie-ëié
'bedrijfsleven heeft behoef te aan grote markten en
a9,n een internationale arbeidsyêrdeling. De Overheidsvoorschriften
nu van de verschillende landen zijn niet
in staat gebleken om deze stabiliteit te geven, vooral
• -41-
geen stabiliteit te geven aan de internationale economie,
Ze hebben aan die internationale economie geen
vaste basis kunnen geven. Het wezen van de functie van
de ondernemer is eigenlijk het stellen van de productiedoeleinden,
het in goede verhouding aantrekken van
de productie-factoren, het organiseren van de productie
en het aanvaarden van het risico hiervan. Maar
door de verschillende Overheidsvoorschriften is de
ondernemer niet meer degene, die productie-factoren
naar het gunstigste optimum combineert, maar naar bepaalde
voorschriften, waardoor hij gebonden is en
waardoor het risico zo veel groter v/ordt.
Collega Sauer heeft verder ook de fiscale maatregelen
en de flnancierlngsmoellijkheden genoem.d, die
er in het bijzonder ontstaan voor de familie-vennootschappen
en de firma's. Ik heb er reeds op gewezen,
dat door de gelddepreciatie in vele bedrijven een te
grote Bchuld-flnanciering is opgetreden en verder dat
deze schuld-financiering nog vergroot is door de wijze
van winstberekening door de fiscus (ik kom hiermede
tegelijkertijd ook aan de vraag van de heer Roe lof fö),
De fiscus neemt n,l, bij de berekening van de fiscale
Winst de uitgaafprijs als basis, v/aardoor, wanneer de
prijzen stijgen, van de winst door prijsstijging belasting
moet worden betaald. Het gevolg hiervan is,
dat grote bedragen, die nodig zijn of waren voor de
financiering, van het productie-proces, door de fiscus
'aan de onderneming worden onttrokken. Weliswaar heeft
de Regering kortgeleden enkele verzachtencfe maatregelen
gesteld: men kan vervroegd afschrijven, men mag gebruik
maken van het zgn.. Llfo-stelsel, In het algemeen
zijn dit maatregelen, die meer het karakter hebben van
verschuiving van de belastingdruk dan van een besparing
van belasting. Het Belastingplan 1953 geeft wel
wat meer soulaas, o.a. door de Investeringsaftrek,
door een grotere compensatie-mogelijkheid, vooral ook
voor jonge bedrijven en de carry-back voor een jaar,
maar desondanks - dat ben ik met de sprekers eens -
blijven de belastingen m.i. te hoog, vooral wat de tarieven
betreft. Deze te hoge belastingdruk heeft ook
nog een ander nadeel, een andere nadelige werking,
vooral de progressieve inkomstenbelasting. Een te grote
nivellering van inkomens, welke hiervan het gevolg
-42-
is, kan de stimulans tot een grotere inspanning en tot <
het nemen van risico's verslappen. De mogelijkheid om
een behoorlijk inkomen te verwerven vormt een belang- ^
rijk dynamisch element, een belangrijke dynamische
kracht in de maatschappij. Wanneer deze kans tot het ^
verwerven, van een behoorlijk inkomen'niet groot is, dan
zullen andere overwegingen waarschijnlijk en dikwijls
niet sterk genoeg zijn om tot het ontplooien van initiatief
over te gaan.. ' . .^
Er is nog een andere factor. Door de inkomensnivel- -i
lering droogt, vooral ten aanzien van de kleine onder- .^
nemingen, de bron van risicodragend kapitaal op.. Juist "
de kleine ondernemingen, in het algemeen dus de firma's -;
en de familie-vennootschappen, zijn voor dit kapitaal
practisch,aangewezen op zelf-finajiclerlng. Dit is ook \
één van de moeilijkheden, waarmede dit type.ondernemin- '
gen in het bijzonder te kampen heeft. In flna;hciële ,
-kringen-wordt aan dit probleem op-het; ogenblik nogal "•
wat aandacht besteed en er zijn ook reeds mpgelijkheden ^
-te?" veïimijciing van deze moeilijkheden geopend, maar
•:--.-m.i, -nog lang niet in voldoende omvang en dikwijls met
te-grote bezwaren gepaard,. M.i.. kan dit probleem moei- ';
-iljk/In zijn geheel tot esen oplossing,„worden gebracht,
•wanneer hierin niet qok,direbt betrokken worden de yaak :
:• moeilijke opvolgingsproblemen, :die 'er in deze kleine
' ondernemingen ten aanzien van de leiding bestaan. j
. Collega Sauer heeft verder de opmerking'geplaatst, ';
dat een monopolie tegenwoordig heel moéiiijk kan worden
nagestreefd door het .gevaar, van de.. ;^übstituut-artikelen.
Ik, kan dit geheel onderschrij|ven. Hiernevens i
is nog.een faictor, welke het bereiken' van een monopolie,
of zelfs het bereiken 'van een' partieel monopolie ,,
practisch onmogelijk maakt. Ik doel hier op de productie-
deviatie, die er bij vele bedrijven zal optreden
om van de gunstige verhoudingen, welke door. het monopolie
zouden ontstaan, te profiteren, maar die daardoor
tegelijkertijd, een monopollë-positie direct'zou
ondergraven. Collega Sauer heeft ook nog gewezen op
het grote belang voor de afnemers van de grote stabili-.;
telt, welke door de kartels veroorzaakt wordt. Een ^
goed opgezet kartel streeft naar deze stabiliteit, '1
juist om een stabiliteit in eigen bedrijven te krijgen, ;
Dit impliceert, dat het kartel op de markt in het al- %-A
,-. ..,•,.•••.'• ., '4;v^;^
?:•^^•;x^^•-•^v'v. ,.v :•:-•? J'''^^'-.;;'.:'^ -^3--•-... •,.-'•••: ^"'^
gemeen een stabiele prijspolitiek nastreeft. Dit wordt
b.v. reeds bereikt door een conditie-kartel, zoals ik
zojuist gedemonstreerd heb. Door het voorkomen van extreme
prijsdalingen kan men de bonafide afnemers grote
verliezen op voorraden besparen. De politiek van een
kartel kan veel stabieler zijn dan die van een aantal
afzonderlijke ondernemingen, waardoor de afnemers ook
veel meer rekening kunnen houden met een stabielere
prijspolitiek en hierop hun calculaties maken. De afnemers
zullen dan ook in het algemeen tijdig hun orders
kunnen plaatsen, omdat men niet de angst behoeft te hebben,
dat een collega-concurrent even later, door het
uitspelen van twee leveranciers tegenover elkaar, tot
een lagere prijs zal inkopen. Ook bij de afnemers ontstaat
hierdoor een belangrijk betere bedrljfsstabili-telt.
Op een andere factor, die eveneens van zeer groot
belang is voor de afnemers wil ik verder ook nog wijzen-,
N.l. op deze factor, dat door kartellering veelal
kan worden gekomen tot normalisatiemaatregelen in
een bepaalde bedrijfskolom, welke van zeer groot voordeel
kunnen zijn voor die gehele bedrijfskolom. Dit is
een factor, die van groot belang is. Ik moet wel volstaan
met slechts deze factor te noemen. Ik kan op het
moment niet dieper daarop Ingaan, maar het is wel een
zeer belangrijke factor, die we vaak zien in een kar-tellerende
bedrijfstak, n.l, dat deze normallsatie-maatregelen
kunnen worden genomen voor de gehele bedrijfskolom.
De heer Sauer wijst verder op het punt, dat voor
het slagen van onze industrialisatie de noodzaak bestaat
van research om tot het produceren van kwaliteitsartikelen
te kunnen komen. Inderdaad is hier door samenwerking
veel te bereiken. Ik heb U als voorbeeld van
een rationaliserend kartel genoemd het zgn, researchkartel.
Ik zal er bij de beantwoording van deze vraag
ook niet al te diep op ingaan, maar ik wil er toch het
volgende van zeggen. Bij een research-kartel verplichten
de deelnemers zich de resultaten van de research
uit te wisselen of ter beschikking te stellen van een
neutraal bureau, dat dan voor een gepoolde distributie
zorgdraagt. Het is in het algemeen één van de moeilijkst
te organiseren kartels, zulk een research-kartel, omdat
ontduikingen zo gemakkelijk zijn en de belangen,
die ermede gemoeid zijn, zo ontzettend groot. Men moet
-44-
dan ook voor een zeer hechte constructie zorgdragen,
Een research-kartel heeft in het algemeen alleen maar
kans van slagen .bij ongeveer gelijkwaardige partners.
Het grote belang krijgt het research-kartel, wanneer
tot ,specialisatie wordt overgegaan. Dit zal U duidelijk
zijn, omdat de kosten van laboratoria e.d. zeer
hoog zijn, en dus door deze specialisatie tot een bezuiniging
op deze kosten kan worden gekomen. Men streeft
dan ook dikwijls naar een zekere werkverdeling, zowel
ten aanzien van de pure research als ook ten aanzien
van de gerichte research. De binding in het kartel' .,
moet dan evenwel zeer groot zijn. Öe meeste kans van-slagen
_heeft het wanneer'de deelnemers b.v. reeds in
.een syndLcaat verenigd zijn. U moet wel oppassen, dat
U een research-kartel niet verwart met éen researchvereniging.
Een research-vereniging is b.v.. een vereniging,
die de research bevordert, b.v. verenigingen
die de afdelingen van het bekende Instituut T.N.O»
subsidiëren; ook een vorm van samenwerking, die zeker
alle steun verdient, maar welke uiteraard geen kartel
.is, omdat de. leden hiertoe niet gebonden zijn.
...,:, Collega Sauer heeft verder gewezen op de practlsche
moeilijkheden bij de karte lier ing,/welke ontstaan doordat
in het algemeen de productie-struc.t.u^i^ van de bedrijven
niet identiek zijn en.het daardoor zo moeilijk
is de voordelen van de samenw'èrkirig op evenredige basis
aan de deelnemers ten goede te; laten komen. Dit is
.-ZO» Als ik met het laatste mag beglnneh, met het toekomen
van de voordelen op evenredige basis, dan her-•
haal ik nog eens, dat de bedrljven,ook bereid moeten
zijn om een offer te brengen. Als,'men niet beréjLd is
dit offer te brengen om een groter aIgerneen voordeel
te krijgen voor de bedrijven, waarbij dan. het. eigen
voordeel niet geheel evenredig is, dan.moet men niet
aan de samenwerking meedoen. Ik heb hier zojuist gesteld,
dat men als uitgangspunt ér:'naar moest streven
om deze evenredigheid te betrachten, hoewel dit.niet
altijd mogelijk is en dat er dan.dikwijls wel mogelijkheden
zijn om tot een zekere correctie te komen. Ik
vind het een betrekkelijk kortzichtige politiek als
men op deze basis tot samenwerking zou willen komen,
omdat een eigen voordeel toch altijd blijft. Maar ik
wil voorop stellen, dat de deskundige, die belast wordt
met het organiseren van een dergelijk kartel er naar
-45-
moét blijven streven om zoveel mogelijk te trachten deze
voordelen evenredig aan de bedrijven te doen toekomen,
Dit is een els van billijkheid en bij de opzet
zal daarmede dan zoveel mogelijk rekening moeten worden
gehouden. Hoe, dat kan ik op dit moment moeilijk
aangeven,- dat hangt van de omstandigheden af, hoe deze
op een zeker moment liggen. Dat is niet in het algemeen
te zeggen. Misschien door een verrekenkas, misschien
door een zekere progressie in een boete-systeem
aan te brengen. Ik zie hierin mogelijkheden om tot deze
correctie te komen, maar dat zal dus van elk individueel
geval zelf afhangen,
Wat het niet gelijk zijn van de productie-structuur
betreft, ook voor deze moeilijkheden zal een oplossing
moeten worden gevonden. Ik denk hier b.v. aan
de keuze van de vorm, de constructie van het kartel.
Bij zeer gevarieerde producten in de bedrijfstak zal
bij een prljs-kartel niet met ee'n prijs kunnen worden
volstaan. Dan zal men b.v. een eenvoudig opgezet calculatie-
schema moeten hanteren. Bij het quoteringskartel
zal-men liefst de afzet quoteren, maar het kan in
verband met de omstandigheden nodig zijn, dat de productie
gequoteerd wordt. Soms zal het mogelijk zijn
de, quota te baseren op één eenheid, soms zal het nodig
zijn voor de verschillende groepen van artikelen sub-qüota
vast te stellen per artikelgroep, al of niet
met de mogelijkheid van quota-ruil van de ene groep
naar de andere groep. In een ander geval zal het misschien
nodig zijn een gecombineerde hoeveelheid van
waarde-quotering vast te stellen of een quotering op
basis van de toegevoegde waarde, U ziet, ons staan
wel verschillende mogelijkheden ten dienste. Het komt
er dikwijls vooral op aan, dat men deze moeilijkheid
onderkent, dat men het probleem onderkent, dat er ligt
en dat men dan een keuze doet uit de bestaande middelen,
die men hiertoe heeft. Dat dit altijd lukt, zou
ik niet graag willen beweren en men zal dan dikwijls
tot een minder vergaande regeling moeten overgaan,
die toch ook zijn voordelen nog houdt,
Dan heeft de heer Sauer het verder nog gehad over de
duur van de samenwerking. Deze vraag is vooral van belang,
wanneer men b.v. het contact met zijn afnemers
verliest, dus als men iets verder gaat met de kartel-
-46-
lering. Ik heb U wel voorgehouden, dat U zo mogelijk
de "weg terug" altijd open moet houden. Ik vind, het. zeer
belangrijk dat men, wanneer op een zeker moment het kartel
niet slaagt, de oorspronkelijke contacten weer op
kan nemen resp, kan voortzetten. Bij een vérgaande samenwerking
is dit niet altijd mogelijk. En dan zult U
ongetwijfeld de binding hechter moeten maken door een
langere opzegtermijn. Bij een samenwerking niet winst-pooling,
in het algemeen dus een samenwerking tussen
maar enkele ondernemingen, heb ik waar het hier eigenlijk
een economische fusie betreft, in mijn practijk in
het algemeen een duur van 20 jaar vrel het m^inimum gevonden,
dus een betrekkelijk langdurig contract. Bij een
syndicaat zult U ook een langdurig contract moeten sluiten
of een contract met een zeer lange opzegtermijn. Het
zal iets korter kunnen zijn dan-bij een contract tot
winst-poollng; Hebt U een conditie-kartel dan geloof ik,
omdat If hier het contact niet met Uw afnemers hebt verlorren,
dat een opzegtermijn van een half jaar voldoende
Ik geef U zo enkele aanwijzingen, Waarbuit blijkt,
dat de contractsduur moet stijgen met de mate van samenwerking
en de opoffering van de eigen zelfstandigheid»
Verder heeft de heer SaUer nog gewezen op de mogelijkheid
van fondsvorming, om eventueel tijdelijk fabrieken
stil te kunnen leggen, teneinde het aanbod aan
de- vraag te doen aanpassen. Ik persoonlijk, vind deze
maatregel altijd nogal rigoureus, evengoed als het ver^-
zegelen van machines bijvoorbeeld. Zulks temeer, wanneer
deze fondsvorming voor dit doel vermeden kan worden door
een goed opgezette quota-kartel, met de mogelijkheid
van quota-verkoop. U bereikt m.i. dan hetzelfde: de rationalisatie
in de productie, als bij deze fondsvorming,
U kent mijn standpunt, n,1, om zo weinig mogelijk in de
interne bedrljfsverhoudingen van de samenwerkende ondernemingen
in te grijpen. Ik open dus wel deze mogelijkheid
bij een quota-kartel door de mogelijkheid daarin
op te nemen van quota-verkoop en door het 'quota-kartel
krijg ik ook een automatische aanpassing van'het aanbod
aan de vraag. Ik zal me er dan ook alleen toe laten
leiden, tot deze fondsvorming over te gaan'om op deze
manier de stilstand van bedrijven te kunnen verkrijgen,
in zeer bijzondere omstandigheden, wanneer daarvoor zeer
dringende redenen aanwezig zijn. Wel zal ik een fonds-
-47- •
vorming propageren.,, wanneer b.v. In een oplopende conjunctuur
de kartel-prijs gedurende een seizoen gehandhaafd
blijft boven de basis-prijs, in het algemeen de
kostprijs. Ik kan mij een geval denken, dat uit een
fonds bij een neergaande conjunctuur xrordt bijgepast,
wanneer de kartel-prijs b.v, beneden de kostprijs zou
komen te liggen,
Er bestaan ook nog weleens sloop-opkoop, z.g.
"scrapping-kongsi's", wanneer b.v. een gezamenlijke
Industrie door sloop-opkoop tot een aanpassing van de
productie aan de consumptie wil komen. Door een scrapping
-fonds van de gezamenlijke industrie moet men dan
"scrappen" tot het peil van de huidige consumptie. De
invloed van deze "sloop-opkoop-kongsl's" is in het algemeen
zeer gering, zolang nieuv^e productiecapaciteit
bijgeplaatst kan vrorden. Dan is een dergelijk scrapping-fonds
vaak een bodemloze put. Het slagen van een dergelijke
kongsi is alleen verzekerd, v;anneer de Overheid
hier meewerkt door een dergelijke bedrijfstak b.v. te
sluiten, dus het vestigen van nieuwe bedrijven of de
uitbreiding van de capaciteit in deze bedrijfstak te
verbieden.
Prof .Van Oven heeft het geliad over de VJet Economische
Mededinging. Ik lean hem eigenlijk zeggen, dat
ik het geheel met hem eens ben. Alleen,U mioet niet vergeten,
dat ik het heb gehad over de kartels met een
rationaliserend element. Dus over kartels op defensieve
basis en niet over kartels met een monopolistische-'
strekking. Ook de Overheid is tot nu toe ten aanzien
van de kartels met een offensieve strekking niet passief
geweest. Na de oorlog zijn er zeker 20 kartels
geweest- die hun bepalingen hebben moeten aanpassen, of
die moesten worden ontbonden op gezag van de Overheid.
Voorzover ik dit wetsontwerp bestudeerd heb, geloof ik
dat voor onze kartels met een defensieve strekking toch
weinig gevaren zullen worden gelopen. Ik kan natuurlijk
ook niet in de toekomst kijken.- Mochten we een Regering
krijgen met een anti-kartel gezind oordeel, dan zou men
inderdaad van deze Wet misbruik kunnen maken om ook'de
kartels op defensieve basis, dus de rationaliserende
kartels, te gaan verbieden. Maar toch geloof ik, dat
deze Overheid dan zeer dom zou zijn, zelfs een Overheid
die misschien socialisatie zou voorstaan, omdat toch
de ondernemingen, die streven naar rationalisatie eiü '
-48- •
beperking van het kapitaalrisico, voor het gehele maatschappelijk
leven van zeer groot nut zullen zijn.
Ik ben het met U eens, dat er, wanneer we een Regering
krijgen, die de vrije ondernemingsgewijze productie
-niet meer voorstaat en b.,v, een socialisatie nastreeft,
misbruik van deze Wet gemaakt kan worden. Verder ben ik
het Volkomen met U eens - ik heb daarop reeds even gedoeld
- dat door de te grote bevoegdheden, die aan de
Minister zijn gegeven, in dit wetsontwerp natuurlijk, .
wel een aantal gevaren schuilen, vooral omdat bij dé;..
definitie van het zgn, algemene belang, een interpretatie
van dit algemene belang geheel aan het oordeel van
één Minister is onderworpen» Ik zou het ook toejuichen,
wanneer in dit Wetöontwerp, door een amendement, nog de
mogelijlcheid werd geopend om voor het bedrijfsleven tot
een beroepsinstantie te komen. Ik heb de nota van de
drie samenwerkende werkgeversorganisaties ook gelezen
en ik ben dus op de hoogte van het ëtreven van deze ,
werkgeversorganieaties, die hierop ook zeer sterk de nadruk
leggen.
De heer Roeloffs heeft een lans gebroken voor een
gezamenlijk optreden tegen de huidige fiscale politiek
van de Overheid. Hij heeft de verschillende grote bezwaren
tegen de fiscale politiek naar voren gebracht. In
mijn antwoord aan de heer Sauer heb ik er ook even op
gewezen, dat hieraan, vooral met betrekking tot',de financiering
van de kleinere bedrijven, de firma's en de
familie-vennootschappen, zeer gro-te bezwaren zijn verbonden,
En de heer Roeloffs roept'op tot een samenwerking
tegen de fiscus. Ik kan hem hierin niet direct volgen,
want ik ben bang, dat ik dan op het terrein kom
van de politieke economie en daar ben ik altijd een
beetje huiverig voor. Wat hij naar voren brengt ten aanzien
van het nieuwe winstbegrip vind ik ook wel zeer
belangrijk. Misschien is er een kartel te maken van
anti-fiscale ondernemingen. Ik vraag me alleen af wat
de binding hier dan moet zijn, want men spreekt alleen
van een kartel, wanneer er een bepaalde binding is. De
verplichting misschien om de aanslagen niet te betalen?
r^aar. Mijnheer de Voorzitter, dit durf ik in deze vergadering
toch nog niet te adviseren.
Ik dank U Wel.
-49-
De Heer R. Besangon. Voorzitter.
Mijne Heren,
Het is na een belangwekkende avond als deze de aangename
taak van de Voorzitter om de spreker te bedanken,
Ik zeg zeker na deze inleiding niets nieuws, wanneer
ik stel, dat in een land als het onze, waarin het
klein- en middenbedrijf zo overheersen, samenwerking
daarom zo belangrijk is, omdat de voordelen van het massaal
verrichten van welke bedrlJfshandeling ook, niet
te verkrijgen zijn zonder samenwerken met anderen. Het
heeft mij in het bijzonder getroffen, dat de inleider
een ruime plaats heeft ingeruimd aan de psychologische
kant van de samenwerking, aan het menselijk klimaat,
dat aanwezig moet zijn, wil een samenwerking kunnen
slagen. Hij heeft enkele gulden regels gesteld, waarnaar
men in een samenwerking moet streven. Die regels
komen eigenlijk hierop neer, dat men moet zoeken naar
harmonie. Harmonie tussen het te bereiken doel en de
middelen die men daartoe moet aanwenden. Harmonie tussen
dat doel en de vrijheid, die ieder van de samen-werkenden
moet opofferen. Harmonie ook tussen het aandeel,
dat ieder van de samenwerkenden heeft in die samenwerking
en de resultaten, die daaruit voortvloeien.
Harmonie is een moeilijk bereikbaar iets. Men
krijgt weleens het idee, dat harmonie tussen mensen .
het best bereikbaar is. Indien die mensen ook in het-eigen
leven harmonie weten te bereiken. Harmonie in hoge
mate in de belangstelling, die men voor verschillende
facetten van het leven heeft, harmonie ook tussen
de activiteit, welke men op vele deelgebieden ontwikkelt,
Harmonie tussen het eigen werk, voor de accountant
het werk in het eigen kantoor, het werk op- het
bredere terrein van het beroep en moge lijk"de arbeid
op het nog zo veel wijdere gebied van het maatschappelijk
leven. •
. Dat men in het bereiken van die harmonie kan slagen,
daar is, geloof ik,- de persoon van de inleider
wel een voorbeeld van. Als ik mag verklappen, hoe de•
inleider zijn dag .van vandaag heeft besteed en mag zeggen,
dat hij vanmorgen heeft deelgenomen aan de opleiding
van jonge accountants door college te geven aan
de Universiteit in deze stad, dat hij vanmiddag als
-50-
accountant in Twente een bespreking heeft gehad en dat
hij vanavond voor ons Instituut zijn tijd beschikbaar
heeft gesteld, dan hebt ge hier een voorbeeld van harmonie
in een leven, waarbij verschillende moeilijk
•samen te dringen activiteiten harmonisch samengaan.
Het Instituut kan evenals zovele andere organisaties
slechts zijn taak vervullen en de activiteit, die .-
het ontplooit, ontplooien, indien vele van zijn leden
bereid zijn naast hun werk en naast datgene, wat zij
buiten hun werk nog in de maatschappij willen verrichten,
ook een belangrijk gedeelte van hun aandacht, van
hun tijd.,, van hun werkkracht beschikbaar te stellen
voor het.Insti.tuut.
De inleider heeft door het overdenken en het schrijven
van deze- ihlelding, door zijn boeiende voordracht
en de beantwoording van de sprekers, dat niet voor de
eerste doch voor de zoveelste maal gedaan. Ik w±l hem
daarvoor namens het Instituut en ik mag aannemen namens
U allen, van ha.rte dankzeggen,
Ik wil verder degenen die aan de discussie deelnamen
hartelijk danken. In de eerste plaats voor de belangrijke
opmerkingen op zichzelf en verder voor de gelegenheid,
welke, zij de inleider hebben geboden om op
verschillende punten nog eens nader in te gaan,
Ik wil U tenslotte mededelen, dat een verslag van
deze vergadering in stencil-vorm aan U zal worden toegezonden,
voorzover wij door Uw opgave in het bezit
zijn van Uw adres. Voorzover wij dit niet zijn en gij
op die toezending zoudt prijsstellen, zullen wij graag
nog Uw adres hier noteren.
Ik mag U dan allen van harte dank zeggen voor Uw
aanwezigheid.
Ik zie dat de heer Roeloffs nog iets wil zeggen.
Het woord is aan de heer Roeloffs.
De Heer Roeloffs.
Mijnheer de Voorzitter,
Ik zou graag nog een heel korte opmerking willen
maken. De inleider heeft mijn betoog aldus samengevat,
dat ik zou oproepen tot een bond van "anti-fiscalen".
-51-
Dat is bepaaldelijk niet waar en ik vind het Juist
om dit even recht te zetten, speciaal voor hen, die
dat er ook uit hebben verstaan.
Ik heb gezegd, schertsenderwijze, dat wij dus zouden
kunnen'zeggen, dat wij zoeken een samenwerking tegen
de fiscus. Maar ik heb er onmiddellijk achter laten
volgen: "dat zou natuurlijk niet juist zijn, omdat de
fiscus hier precies hetzelfde belang heeft als het bedrijfsleven
zelf, n.l. te zorgen, dat het bedrijfsleven
gezond blijft en daardoor belasting op kan brengen.
Ik roep dus niet anti-fiscale krachten op, maar ik roep
krachten op, die de Minister van Financiën zonodig mee
helpen bij het vinden van een juist winstbegrip."
De Heer Besangon.
Wij zullen gaarne nota nemen van deze laatste toevoeging.
Ik meen goed te doen in dit verband te vermelden,
dat de sprekers, het verslag van het door hen
gesprokene krijgen toegezonden, voordat het in het
stencil wordt opgenomen, zodat zij eventueel noodzakelijke
verbeteringen daarin kunnen aanbrengen.
Ik zeg U nogmaals dank voor Uw aller aanwezigheid
en sluit hierbij deze vergadering.
(applaus)
0,0.0.0.0
-52-
BIBLIOTHEEK VRIJE UNIVERSITEIT
3 0000 00035 5630