HOOFDSTUK IV.
De beperking van den internationalen handel.
Het doel der beperking. De volken hebben steeds beper-liende
regelen gesteld voor den internationalen handel, en bij
nasporing in de geschiedenis vinden we daarvoor drie motieven.
Vooreerst vreesden de oude volken, zooals Grieken, Hebreeuwen
en andere de aanraking met vreemdelingen en beperkten
zij den handel, ten einde dien te doen afnemen en het verkeer
met andere volken tot een minimum te herleiden. Ten tweede
hebben de volken met regelen ingegrepen op den internationalen
handel, om daarvan een bron van inkomst te maken.
Somtijds werden, zooals in Athene in de klassieke oudheid
uit- en invoer gelijkelijk belast. Engeland belast slechts den
invoer, doch alleen om daardoor eenig inkomst te trekken
voor de schatkist. En in de derde plaats beperkt men den
internationalen handel, ten einde de kracht der buitenlandsche
concurrentie te verzwakken en de voortbrenging in eigen land
aan te moedigen. Dit geschiedde gewoonlijk door middel van
belasting op den invoer van waren, die ook in eigen land
kunnen voortgebracht worden. Deze belastingen heeten „beschermende
rechten" en worden gezamenlijk aangeduid als het
„beschermend tarief". Men veronderstelt daarbij, dat het heffen
van bizondere rechten van buitenlandsche goederen voor de
binnenlandsche voortbrengers eene bizondere aanmoediging zal
zijn. Zij worden zoogen. „beschermd" tegen buitenlandsche
concurrentie.
Bescberming. In dit hoofdstuk wensch ik alleen te bespreken
de laatste soort beperking van den internationalen