INLEIDING. 243
nieuw gebied, doch beschouwen een oud onderzoekingsgebied
van een nieuw standpunt.
Wij hebben in dit , Gedeelte" der staathuishoudkunde in
hoofdzaak te bespreken de zelfbewuste sociale pogingen, die
hetzij in toepassing of nog in beraad zijn, om invloed uit te
oefenen op de verdeeling van het industrieel inkomen onder
de gezinnen en individuen ; en, behalve in de eerste twee hoofdstukken,
slechts secondair die verdeeling, welke a. h. w. van
zelf uit de productieprocessen voortvloeit. Wij moeten daartoe
echter nog enkele opmerkingen toevoegen aan hetgeen reeds
gezegd werd omtrent eigendom, die fundamenteele instelling
bij de verdeeling, en omtrent loon, rente, winst en pacht, alvorens
tot de volgende hoofdstukken over te gaan.
Eigendom. Onder privaat-eigendom verstaat men het uitsluitend
recht op — of de uitsluitende heerschappij eener persoon
over — een economisch goed, en somtijds ook dat economisch
goed zelf. Het behoort tot het wezen van den eigendom, dat
hij de macht van uitsluiting in eigen sfeer medebrengt, doch
niet dat hij absoluut is. Iets dat op een absoluut recht van
eigendom gelijkt, heeft nooit bestaan en zal ook nooit bestaan.
Het romeinsch recht definieerde den eigendom als jus ufendi
rel ahutendi re: het recht eene zaak te gebruiken en te ver-bruilcen.
Nu is het jus abutendi door sommigen opgevat als
het recht om te „misbruiken", en beweerden zij, dat het
romeinsch recht iemand veroorloofde zijn eigendom te misbruiken
; doch men heeft aangetoond, dat abutendi hier beteekent
„opmaken", of verbruiken, en dat het romeinsch recht een
zoo buitensporig recht als dat van te misbruiken niet aan
den eigenaar toestond. Men zal in alle wetboeken tevergeefs
naar een onbeperkt recht van eigendom zoeken. De eigendom
bevat twee elementen: het sociale en het individueele; soms
heeft het ééne de bovenhand, soms weer het andere. Soms
wordt aan het eene toegestaan op onbillijke wijze inbreuk
te maken op het andere. John Stuart Mill noemt als zulk
een inbreuk het beweerde recht van een grondeigenaar, het
publiek de aanschouwing te onthouden van een groot natuur-