|
klein (250x250 max)
gemiddeld (500x500 max)
groot
Extra Large
groot ( > 500x500)
Hoge Resolutie
|
|
T Wet op de registeraccountants N . V ^ Koninklijk NIVRA ZlH.l Wfct CU Wet op de registeraccountants Wet van 28 juni 1962, houdende regelen betreffende het accoun-tantswezen (Staatsblad 258), zoals gewijzigd bij Wet van 6 augustus 1993, (Stb. 465), 23 december 1993 (Stb. 690), 26 april 1995 (Stb. 250), 6 februari 1997 (Stb. 63) en 6 november 1997 (Stb. 510), 17 december 1997 (Stb. 660), 25 juni 1998 (Stb. 446) en 28 januari 1999 (Stb. 30). Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz. Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten: Alzo Wij in overweging hebben genomen, dat het wenselijk is bij de wet regelen te stellen betreffende het accountantswezen en daarbij toepassing te geven aan de artikelen 159-161 der Grondwet; Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: TITEL I DE ORDE VAN REGISTERACCOUNTANTS § 1. Zetel en taak Artikel 1 1. Er is onder de naam Nederlands Instituut van Registeraccountants een orde van registeraccountants, in deze wet verder te noemen Orde. Deze heeft tot leden degenen, die in het in artikel 55 bedoelde accountants-register ingeschreven zijn. 2. De Orde is gevestigd te Amsterdam. Zij is een openbaar lichaam in de zin van artikel 134 van de Grondwet. 3. De Orde heeft tot taak de bevordering van een goede beroepsuitoefening door de registeraccountants en de behartiging van hun gemeenschappelijk belang. Haar taak omvat mede de zorg voor de eer van de stand dier accountants en het verzorgen of doen verzorgen van een opleiding tot het theoretische gedeelte van het accountantsexamen, 1 bedoeld in artikel 71. 4. In afwijking van het eerste lid zijn degenen, die op grond van artikel 58, onder c, juncto artikel 59, tweede lid, in het accountantsregister zijn ingeschreven, slechts lid van de Orde indien zij de wens daartoe schriftelijk aan het bestuur van de Orde kenbaar hebben gemaakt. § 2. Inrichting Artikel 2 De Orde heeft een ledenvergadering, een bestuur en een voorzitter. Artikel 3 1. Het aantal leden van het bestuur wordt door de ledenvergadering bepaald, doch bedraagt ten minste zeven. De bestuursleden worden door de ledenvergadering uit de leden van de Orde voor vier jaren benoemd. 2. Jaarlijks treedt een deel der bestuursleden volgens een door de ledenvergadering vast te stellen rooster af. De rooster wordt zodanig ingericht, dat voor zover mogelijk telkenmale hetzelfde aantal bestuursleden aftreedt. De aftredenden zijn niet terstond herbenoembaar. 3. Hij, die benoemd is ter vervulling van een tussentijds opengevallen plaats, treedt af op het tijdstip, waarop degene, in wiens plaats hij is benoemd, had moeten aftreden. 4. De jaarlijkse benoeming van bestuursleden ter vervulling van de ingevolge het tweede lid openvallende plaatsen geschiedt in de bijeenkomst van de ledenvergadering, waarin overeenkomstig artikel 26 het bestuur rekening en verantwoording doet. Artikel 4 De leden van het bestuur ontvangen vergoeding van reis- en verblijfkosten. Artikel 5 is vervallen bij Wet van 23 december 1993 , Stb. 690. Artikel 6 1. De voorzitter en een plaatsvervangende voorzitter worden door de ledenvergadering uit de bestuursleden telkens voor een jaar benoemd. Behoudens ter vervulling van een tussentijds openvallende plaats geschiedt de benoeming in de bijeenkomst van de ledenvergadering, waarin overeenkomstig artikel 26 het bestuur rekening en verantwoording doet. 2. De artikelen 3, derde lid, en 4 zijn ten aanzien van de voorzitter en de plaatsvervangende voorzitter van overeenkomstige toepassing. Artikel 7 1. Het personeel, dat de Orde en de bij of krachtens deze wet ingestelde colleges voor de vervulling van hun taak behoeven, wordt door of namens de Orde in dienst genomen op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht. 2. De ledenvergadering regelt bij verordening de voorwaarden, waaronder de indienstneming geschiedt. 3. Verordeningen, vastgesteld krachtens het tweede lid, behoeven de goedkeuring van Onze Minister van Economische Zaken. § 3. Werkwijze van de organen der Orde Artikel 8 Het bestuur roept de ledenvergadering bijeen, zo dikwijls het zulks nodig oordeelt en voorts indien ten minste veertig leden van de Orde, onder opgaaf van de te behandelen punten, om haar bijeenroeping verzoeken. Artikel 9 De voorzitter van de Orde bekleedt in de bijeenkomsten van de ledenvergadering en in de bestuursvergaderingen het voorzitterschap. Artikel W Het bestuur vergadert niet, wanneer niet ten minste de helft van het aantal zitting hebbende leden is opgekomen. 3 Artikel 11 De leden van het bestuur zijn niet gerechtelijk vervolgbaar voor hetgeen zij in de bestuursvergaderingen hebben gezegd of aan haar schriftelijk hebben overgelegd. Artikel 12 De leden van het bestuur stemmen zonder last of ruggespraak. Artikel 13 De leden van het bestuur onthouden zich in de bestuursvergaderingen van medestemmen over aangelegenheden, die hun, hun echtgenoten of hun geregistreerde partners, hun bloed- of aanverwanten tot de derde graad ingesloten, degenen met wie zij in de uitoefening van een beroep voor gemene rekening of onder gemeenschappelijke naam optreden, hun werknemers, hun werkgevers, hun opdrachtgevers of degenen, op wie de in uitoefening van hun beroep verrichte werkzaamheden rechtstreeks betrekking hebben, persoonlijk aangaan. Artikel 13a 1. De bijeenkomsten van de ledenvergadering worden in het openbaar gehouden. 2. De deuren worden gesloten, wanneer ten minste een vijfde van de aanwezige leden daarom verzoekt of de voorzitter het nodig oordeelt. 3. De ledenvergadering beslist vervolgens of met gesloten deuren zal worden vergaderd. Artikel 14 1. Indien bij het nemen van een beslissing geen der leden stemming vraagt, is het voorstel aangenomen. 2. Stemming over personen vindt plaats bij gesloten en ongetekende stembriefjes. Artikel 15 1. Een stemming in een bijeenkomst van de ledenvergadering is nietig, indien niet meer dan de helft van het aantal blijkens de presentielijst opgekomen leden eraan heeft deelgenomen. 4 2. Een stemming in een bestuursvergadering is nietig, indien nietten minste de helft van het aantal zitting hebbende leden, die zich niet van medestemmen moeten onthouden, eraan heeft deelgenomen. 3. Bij stemming over personen worden leden, die blanco briefjes ingeleverd hebben, voor de toepassing van dit artikel geacht aan de stemming te hebben deelgenomen. Artikel 16 1. leder lid kan slechts één stem uitbrengen. 2. Voor het tot stand komen van een beslissing bij stemming wordt de volstrekte meerderheid van de uitgebrachte stemmen vereist. Blanco stemmen worden voor de toepassing van dit artikel geacht niet te zijn uitgebracht. Artikel 17 1. Bij staking van stemmen in een bijeenkomst van de ledenvergadering of in een voltallige bestuursvergadering is, indien het zaken betreft, het voorstel verworpen en beslist, indien het personen betreft, het lot. 2. Bij staking van stemmen in een niet voltallige bestuursvergadering wordt het nemen van een beslissing tot een volgende vergadering uitgesteld, waarin de beraadslagingen kunnen worden heropend. Indien de stemmen dan opnieuw staken, is het eerste lid van overeenkomstige toepassing. Artikel 18 1. De ledenvergadering kan bij verordening nadere regelen stellen betreffende haar werkwijze en die van het bestuur. 2. Het bestuur kan nadere regelen stellen betreffende zijn werkwijze, voor zover niet de ledenvergadering daarin bij verordening heeft voorzien. § 4. Vervulling van de regelende en besturende taak Artikel 19 1. De ledenvergadering maakt de verordeningen, die zij ter vervulling van de in artikel 1 omschreven taak nodig oordeelt. 2. De ledenvergadering stelt ten behoeve van een goede uitoefening van de werkzaamheden van registeraccountants bij verordening gedrags- en 5 beroepsregels vast, welke gelden voor allen, die zijn ingeschreven in het in artikel 55 bedoelde register. 3. Voor zover uit deze wet niet anders blijkt, zijn de verordeningen van de Orde slechts verbindend voor haar leden en organen. 4. De ledenvergadering kan de bevoegdheid tot het geven van nadere voorschriften omtrent door haar bij verordening geregelde onderwerpen overdragen aan het bestuur. Artikel 19a 1. De voorschriften in de in artikel 19, tweede lid, bedoelde verordening met betrekking tot de uitoefening van de werkzaamheden van registeraccountants terzake van het verrichten van de wettelijke controle van jaarrekeningen, geconsolideerde jaarrekeningen en soortgelijke financiële opstellingen dienen dezelfde inhoud te hebben als de desbetreffende voorschriften in de in artikel 24, tweede lid, van de Wet op de Accountants-Administratieconsulenten bedoelde verordening. 2. Met het oog op de uitvoering van het eerste lid wordt een ontwerp voor de desbetreffende bepalingen van de verordening opgesteld door een commissie, bestaande uit een gelijk aantal leden van het Nederlands Instituut van Registeraccountants en van de Nederlandse Orde van Accountants-Administratieconsulenten. 3. Indien een verordening houdende de in het eerste lid bedoelde voorschriften wordt vernietigd op grond van artikel 31 en de ledenvergadering niet binnen zes maanden na de datum van vernietiging een verordening heeft vastgesteld in overeenstemming met het bepaalde in het eerste lid, worden de in dat lid bedoelde voorschriften vastgesteld door Onze Minister van Economische Zaken, in overeenstemming met Onze Minister van Justitie. Deze voorschriften gelden totdat een door de ledenvergadering overeenkomstig het eerste lid vastgestelde verordening in werking is getreden. Artikel 20 Het bestuur bestuurt de Orde en voert het beheer over haar vermogen. Artikel 21 De voorzitter vertegenwoordigt de Orde in en buiten rechte. 6 Artikel 22 Het bestuur verstrekt Onze Ministers desgevraagd alle inlichtingen over alle zaken, de Orde betreffende. Artikel 23 1. De ontwerpen van verordeningen worden door het bestuur op bij algemene maatregel van bestuur te bepalen wijze openbaar gemaakt. Een ieder kan gedurende drie weken na de openbaarmaking van een ontwerp bij het bestuur zijn bedenkingen schriftelijk naar voren brengen. Het bestuur brengt de naar voren gebrachte bedenkingen ter kennis van de leden. 2. De verordeningen worden door het bestuur op bij algemene maatregel van bestuur te bepalen wijze bekendgemaakt. Indien zij de goedkeuring van een Onzer Ministers behoeven, geschiedt de bekendmaking niet dan nadat de goedkeuring is verleend en wordt bij de bekendmaking aan de voet van de verordening het besluit vermeld, waarbij deze is goedgekeurd. De verordeningen treden, indien zij niet anders bepalen, niet eerder in werking dan de tweede dag na die van de bekendmaking. § 5. De geldmiddelen der Orde Artikel 24 Het boekjaar van de Orde loopt van 1 september tot en met 31 augustus. Artikel 25 Vóór de aanvang van het boekjaar stelt de ledenvergadering de begroting van de Orde vast. Het bestuur dient daartoe een ontwerp-begroting in, vergezeld van de nodige toelichting. Het ontwerp wordt door het bestuur, ten minste twee weken vóór de behandeling daarvan door de ledenvergadering, aan de leden toegezonden. Artikel 26 1. Voor elk boekjaar benoemt de ledenvergaderirjg uit de leden een accountant, die belast is met de controle op de financiële verantwoording, benevens een plaatsvervanger voor deze. 7 2. De accountant brengt binnen dertien weken na afloop van het betrokken boekjaar een verslag uit aan het bestuur. 3. Binnen vier maanden na afloop van het boekjaar doet het bestuur aan de ledenvergadering rekening en verantwoording over zijn in het boekjaar gevoerde bestuur, onder overlegging van een balans en staat van baten en lasten met toelichting en met een verklaring van de accountant daarover. De balans, de staat van baten en lasten, de toelichting en de verklaring van de accountant worden door het bestuur, ten minste twee weken vóór de behandeling daarvan door de ledenvergadering, aan de leden toegezonden. 4. De ledenvergadering stelt de rekening vast. De vaststelling strekt tot décharge van het bestuur, behoudens in geval van later gebleken valsheid in bewijsstukken of andere onregelmatigheden. Artikel 27 De Orde kan van haar leden jaarlijks bijdragen heffen, waarvan het bedrag voor elk boekjaar afzonderlijk door de ledenvergadering bij verordening wordt vastgesteld. Het bedrag kan voor verschillende categorieën van leden verschillend zijn. Artikel 28 De Orde draagt alle kosten en is gerechtigd tot alle baten, uit de uitvoering van deze wet voortvloeiende. Artikel 29 1. Het bestuur kan de krachtens deze wet aan de Orde verschuldigde bedragen, verhoogd met de op de invordering vallende kosten, bij dwangbevel invorderen. Geen invordering geschiedt dan nadat de nalatige schuldenaar door het bestuur bij aangetekende brief tot betaling is aangemaand, doch in gebreke is gebleven binnen de in de aanmaning gestelde termijn, die ten minste tien dagen moet bedragen, aan zijn verplichting te voldoen. 2. Het dwangbevel levert een executoriale titel op, die met toepassing van de voorschriften van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering kan worden tenuitvoergelegd. § 6. Toezicht op de Orde Artikel 30 1. Indien een verordening van de Orde de goedkeuring van een Onzer Ministers behoeft, wordt deze alleen geweigerd wegens strijd met het recht of het algemeen belang. 2. Onze Minister kan bij een beslissing tot goedkeuring van een verordening bepalen dat nadere voorschriften, overeenkomstig artikel 19, vierde lid, ter uitvoering van die verordening gegeven, eveneens zijn goedkeuring behoeven. Het eerste lid is wat de goedkeuring van die nadere voorschriften betreft van overeenkomstige toepassing. Artikel 31 1. Verordeningen en andere beslissingen van de Orde kunnen bij koninklijk besluit worden vernietigd. 2. Van het besluit tot schorsing of vernietiging wordt mededeling gedaan door plaatsing in het Staatsblad. 3. Het achterwege blijven van vernietiging binnen de termijn waarvoor een beslissing is geschorst wordt, nadat de schorsing is geëindigd, voor zover het een bekendgemaakte beslissing betreft, door het bestuur op bij algemene maatregel van bestuur te bepalen wijze bekendgemaakt. Artikel 32 Het bestuur brengt jaarlijks vóór 1 januari aan Onze Minister van Economische Zaken verslag uit omtrent de werkzaamheden van de Orde in het afgelopen boekjaar. Dit verslag wordt tegen betaling der kosten, algemeen verkrijgbaar gesteld. 9 10 TITEL II TUCHTRECHTSPRAAK § 1. Algemene bepalingen Artikel 33 1. De tuchtrechtspraak heeft ten doel het weren en beteugelen van misslagen van registeraccountants in de uitoefening van hun beroep en van inbreuken op verordeningen van de Orde en op de eer van de stand der registeraccountants. 2. De tuchtrechtspraak wordt in eerste aanleg uitgeoefend door een of meer raden van tucht voor registeraccountants en Accountants- Administratieconsulenten als bedoeld in artikel 51, tweede lid, van de Wet op de Accountants-Administratieconsulenten en in beroep, tevens in hoogste ressort, door het College van Beroep voor het bedrijfsleven. 3. In geval van doorhaling van een inschrijving in het accountantsregister blijft de betrokkene terzake van handelingen en gedragingen, die gedurende de tijd, dat hij ingeschreven stond, hebben plaats gehad, aan de tuchtrechtspraak onderworpen. 4. Indien de betrokkene wederom wordt ingeschreven, is hij bovendien aan deze rechtspraak onderworpen terzake van handelingen en gedragingen, die gedurende de tijd, dat zijn inschrijving doorgehaald was, hebben plaats gehad en tot weigering van de inschrijving op grond van artikel 59, eerste lid, onder e, aanleiding zouden hebben gegeven, zo zij reeds bij de behandeling van de aanvrage bekend waren geweest. § 2. Tuchtrechtelijke maatregelen Artikel 34 1. Het berechtende college zal, indien het oordeelt, dat het tegen de betrokken registeraccountant gerezen bezwaar gegrond is, een der volgende maatregelen kunnen opleggen: a. schriftelijke waarschuwing: b. schriftelijke berisping; c. schorsing als registeraccountant, voor ten hoogste zes maanden; d. doorhaling van de inschrijving in het in artikel 55 bedoelde accountantsregister. 2. De maatregel van schorsing als registeraccountant brengt mede verlies, voor de tijd dat de maatregel van kracht is, van het recht de titel registeraccountant of de benaming accountant te voeren. Voorts brengt deze 11 maatregel mee verlies van de betrekkingen, waarbij de hoedanigheid van lid van de Orde ingevolge het bij of krachtens deze wet bepaalde vereiste voor benoembaarheid of verkiesbaarheid is. Het college kan bij zijn beslissing bepalen, dat deze, al dan niet met de gronden waarop zij berust, geheel of gedeeltelijk zal worden openbaar gemaakt. Het bepaalt daarbij tevens de wijze, waarop de openbaarmaking zal geschieden. Artikel 35 De maatregel van schorsing als registeraccountant gaat in bij het onherroepelijk worden van de beslissing of op zodanig tijdstip nadien als in de beslissing is bepaald. Het bestuur van de Orde draagt zorg voor de tenuitvoerlegging van de maatregelen van schriftelijke waarschuwing, van schriftelijke berisping en van doorhaling van de inschrijving in het accountantsregister en voor de in artikel 34, derde lid, bedoelde openbaarmaking. De tenuitvoerlegging en de openbaarmaking geschieden niet voordat de beslissing onherroepelijk is geworden. § 3 (artikel 36 t/m artikel 38) is vervallen bij wet van 6 augustus 1993, Stb. 465. § 4. Procedure voor de raden van tucht Artikel 39 Aan de behandeling en de beslissing van tuchtzaken in de zin van deze wet wordt op straffe van nietigheid van de beslissing deelgenomen door drie of vijf leden van de raad van tucht, onder wie de voorzitter of een plaatsvervangend voorzitter. Artikel 40 1. De raad van tucht neemt een tegen een registeraccountant gerezen bezwaar in behandeling hetzij op een bij de raad ingediende klacht, hetzij op verzoek van het bestuur, hetzij ambtshalve. De raad van tucht geeft van het in behandeling nemen van een bezwaar onverwijld kennis aan de betrokken registeraccountant onder vermelding van het bezwaar. 12 2. In het geval, bedoeld in artikel 33, vierde lid, neemt de raad het bezwaar niet in behandeling dan op verzoek van het bestuur. Artikel 41 1. Een lid van een raad van tucht kan zich verschonen en kan worden gewraakt, indien er te zijnen aanzien feiten of omstandigheden bestaan, waardoor in het algemeen de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. 2. Over de verschoning of wraking wordt door de overige leden van de raad zo spoedig mogelijk beslist. In geval van staking van stemmen is het verzoek tot wraking of verschoning toegestaan. Artikel 42 1. De raad van tucht beslist aangaande een tegen een registeraccountant gerezen bezwaar niet dan na verhoor, althans oproeping bij aangetekende brief, van de betrokken registeraccountant, benevens, indien de behandeling op klacht, dan wel op verzoek van het bestuur geschiedt, van de klager, onderscheidenlijk van het bestuur. 2. De betrokken registeraccountant kan -tenzij de raad beveelt, dat hij in persoon zal verschijnen- zich ter terechtzitting doen vertegenwoordigen door een daartoe gemachtigde. Hij kan zich door een raadsman doen bijstaan. 3. De raad kan weigeren bepaalde personen, die niet advocaat zijn, als gemachtigde of als raadsman toe te laten. Bij zodanige weigering houdt de raad de zaak tot een volgende zitting aan. 4. De registeraccountant en zijn raadsman worden in de gelegenheid gesteld tijdig van de processtukken kennis te nemen. 5. De raad van tucht behandelt het bezwaar in een openbare zitting. De raad kan om gewichtige redenen beslissen dat de behandeling geheel of gedeeltelijk met gesloten deuren zal plaatsvinden. Artikel 43 1. De raad van tucht kan getuigen en deskundigen oproepen en horen. 2. Op verzoek van de raad doet de officier van justitie bij de arrondissementsrechtbank, binnen welker rechtsgebied de raad zitting houdt, hen dagvaarden. Zij zijn verplicht na dagvaarding te verschijnen. 3. Verschijnt een getuige of een deskundige op de dagvaarding niet, dan doet de officier van justitie op verzoek van de raad hem andermaal dagvaarden, desverzocht met bevel tot medebrenging. 13 4. Artikel 556 van het Wetboek van Strafvordering is van overeenkomstige toepassing. 5. Ten aanzien van de beëdiging van getuigen is artikel 203 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van toepassing. De deskundigen zijn verplicht hun taak onpartijdig en naar beste weten te verrichten. 6. Ten aanzien van de getuigen en deskundigen zijn de artikelen 217-219 van het Wetboek van Strafvordering van overeenkomstige toepassing. 7. De getuigen en deskundigen ontvangen desverkiezende op vertoon van hun oproeping of dagvaarding schadeloosstelling, door de voorzitter van de raad te begroten overeenkomstig het bij of krachtens het Tarief van justitiekosten en salarissen in burgerlijke zaken bepaalde. Artikel 44 1. De beslissing van de raad van tucht aangaande een tegen een registeraccountant gerezen bezwaar is op straffe van nietigheid met redenen omkleed en wordt in het openbaar uitgesproken. 2. De raad zendt van zijn beslissing onverwijld bij aangetekende brief afschrift aan de betrokken registeraccountant, en, indien naar aanleiding van een klacht is beslist, aan de klager, alsmede aan het bestuur. Artikel 45 1. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere voorschriften worden gegeven omtrent de rechtsgang, bedoeld in de artikelen 40, 41, 42, 43 en 44. 2. Een voordracht tot vaststelling, wijziging of intrekking van een algemene maatregel van bestuur als in het eerste lid bedoeld wordt gedaan door Onze Ministers van Economische Zaken en van Justitie gezamenlijk. § 5 (artikel 46 t/m artikel 51) is vervallen bij wet van 6 augustus 1993, Stb. 465. 14 § 6. Procedure voor het College van Beroep voor het bedrijfsleven Artikel 52 1. Tegen een beslissing van de raad van tucht aangaande een tegen een registeraccountant gerezen bezwaar kan binnen twee maanden na de dag van verzending van de in artikel 44, tweede lid, bedoelde aangetekende brief beroep worden ingesteld bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven: a. door de betrokken registeraccountant, indien het bezwaar geheel of gedeeltelijk gegrond is verklaard; b. door de klager, indien zijn bezwaar geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard; c. door het bestuur. 2. Het beroep wordt ingesteld bij met redenen omkleed beroepschrift, bij de griffier van het College in tweevoud of, indien het beroep door een klager is ingesteld, in drievoud in te dienen te zamen met een authentiek afschrift van de beslissing, waartegen het beroep is gericht. De griffier geeft van de instelling van het beroep onverwijld kennis aan de betrokken raad van tucht, alsmede, indien het beroep door de klager of door het bestuur is ingesteld, aan de betrokken registeraccountant. Indien het beroep door de betrokken registeraccountant is ingesteld in een procedure die bij klacht of op verzoek van het bestuur bij de raad van tucht aanhangig is gemaakt, geeft de griffier voorts van de instelling van het beroep onverwijld kennis aan de klager, respectievelijk aan het bestuur. Artikel 53 De raad van tucht doet binnen eenentwintig dagen na de ontvangst van de mededeling, bedoeld in artikel 52, tweede lid, de stukken toekomen aan de griffier van het College van Beroep voor het bedrijfsleven. Artikel 54 1. Is het beroep kennelijk niet-ontvankelijk of ongegrond, dan kan, zonder dat een nader onderzoek door het College voor Beroep voor het bedrijfsleven vereist is, de voorzitter bij met redenen omklede beschikking het beroep niet-ontvankelijk of ongegrond verklaren. De griffier zendt afschrift van de beschikking aan de raad van tucht, alsmede bij aangetekende brief aan de betrokken accountant en, indien de procedure bij de raad van tucht bij klacht is aanhangig gemaakt, aan de klager. 15 2. Tegen de beschikking, in het eerste lid bedoeld, kan degene die het beroep heeft ingesteld, binnen veertien dagen na de verzending van de onderhavige brief verzet doen bij het College. Het verzet wordt gedaan door een schriftelijke verklaring aan de griffier van het College. 3. Het College verklaart het verzet niet-ontvankelijk, gegrond of ongegrond. Indien het verzet gegrond wordt verklaard, vervalt de beschikking. 4. Is het College van oordeel, dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk of ongegrond is, dan kan het zonder nader onderzoek het verzet niet-ontvankelijk of ongegrond verklaren, echter niet dan na de betrokkene in de gelegenheid te hebben gesteld te worden gehoord. 5. De beschikking van het College terzake van het gedane verzet is met redenen omkleed. 6. De griffier brengt de beschikking van het College ter kennis van de betrokken accountant en de klager, alsmede van de raad van tucht. Artikel 54a 1. Indien artikel 54 geen toepassing vindt of het verzet gegrond is verklaard, bepaalt de voorzitter de dag voor de behandeling der zaak. De griffier brengt bij aangetekend schrijven de rechtsdag ter kennis van de betrokken accountant en de klager, respectievelijk het bestuur. 2. Voor de behandeling ter terechtzitting worden de processtukken in origineel of in door de griffier gewaarmerkte afschriften gedurende ten minste tien dagen ter griffie, ter griffie van een kantongerecht of elders ter kosteloze inzage voor de betrokken accountant en de klager respectievelijk het bestuur of hun gemachtigden nedergelegd. Het tijdstip, waarop de gelegenheid tot inzage een aanvang zal nemen, wordt door de griffier tijdig tevoren ter kennis van bedoelde personen gebracht. 3. De in het tweede lid bedoelde termijn kan met toestemming van de accountant en de klager respectievelijk het bestuur worden verkort. 4. Is de termijn niet in acht genomen, dan bepaalt het College van Beroep voor het bedrijfsleven een nieuwe rechtsdag, tenzij de betrokken accountant en de klager respectievelijk het bestuur in persoon of bij gemachtigde zijn verschenen. In dit laatste geval kan op verzoek van elk hunner uitstel worden verleend. 5. In de gevallen, waarin op de terechtzitting de behandeling van de zaak voor een bepaalde tijd wordt uitgesteld of geschorst, wordt geen nieuwe kennisgeving gedaan. 16 Artikel 54b Op het rechtsgeding voor het College van Beroep voor het bedrijfsleven zijn de artikelen 41, 42, tweede, derde, vierde en vijfde lid, en 43 van overeenkomstige toepassing. Artikel 54c Aan de betrokken accountant en de klager respectievelijk het bestuur of hun gemachtigden en aan de raadslieden wordt de gelegenheid gegeven het woord te voeren en de middelen van beroep toe te lichten. Artikel 54d Het College van Beroep voor het bedrijfsleven kan de raad van tucht, die de beslissing in eerste aanleg heeft genomen, uitnodigen inlichtingen te geven. Artikel 54e Na de behandeling van de zaak ter terechtzitting bepaalt de voorzitter de dag van de uitspraak. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven kan ook terstond uitspraak doen. Artikel 54f 1. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven verklaart het beroep niet-ontvankelijk, verwerpt het of verklaart het gegrond. 2. Indien het College niet voldoende is ingelicht, kan het bevelen, dat de behandeling der zaak op een nader te bepalen datum zal worden hervat. Artikel 54g Indien het College van Beroep voor het bedrijfsleven het beroep gegrond verklaart, vernietigt het de beslissing van de raad van tucht; het doet alsdan de zaak zelf af of verwijst haar naar een der raden van tucht om haar af te doen met inachtneming van de beslissing van het College. Artikel 54h 1. De uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven houdt de gronden in en wijst de voorschriften aan, waarop zij rust. 2. De uitspraak wordt door de voorzitter van de kamer, die de uitspraak 17 heeft gedaan, en de griffier ondertekend. Indien de voorzitter zich in de onmogelijkheid bevindt de uitspraak te ondertekenen, geschiedt zulks door het oudst benoemde gewone of plaatsvervangende lid, dat de uitspraak mede gewezen heeft. Indien de griffier zich in de onmogelijkheid bevindt, wordt daarvan instede van de ondertekening melding gemaakt. Artikel 541 1. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven zendt van zijn beslissing onverwijld afschrift: a. aan de betrokken accountant; b. aan de klager, indien de beslissing betreft een bezwaar, dat op klacht in behandeling is genomen; c. aan het bestuur; d. aan de raad van tucht, die de zaak in eerste instantie heeft behandeld; e. aan de raad van tucht, naar welke de zaak krachtens artikel 54g is verwezen. 2. Het College kan in afwijking van het eerste lid, onder b, bij zijn beslissing bepalen, dat de klager kennis wordt gegeven uitsluitend van dat deel der beslissing, dat voor hem van belang is. § 7. Beroep Artikel 54j Tegen een op grond van deze wet genomen besluit kan een belanghebbende beroep instellen bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven. 18 TITEL III HET ACCOUNTANTSREGISTER § 1. Algemene bepalingen Artikel 55 1. Er is een accountantsregister, waarin als registeraccountant op hun aanvrage worden ingeschreven zij, die voldoen aan de bij deze wet gestelde eisen. 2. Bij elke inschrijving worden in het register vermeld de naam, voornamen, geboortedatum en het adres van de betrokkene en de datum der inschrijving. 3. Bij elke doorhaling van een inschrijving wordt de datum der doorhaling vermeld. 4. In geval van schorsing van een ingeschrevene als registeraccountant worden vermeld de tijdstippen, waarop de schorsing aanvangt en eindigt. 5. Met het beheer van het accountantsregister is belast het bestuur van de Orde. Artikel 56 1. Het accountantsregister ligt voor een ieder kosteloos ter inzage bij het bestuur van de Orde. 2. Tegen betaling van een vergoeding volgens een door de ledenvergadering bij verordening vast te stellen tarief wordt aan een ieder, die zulks verlangt, schriftelijk medegedeeld: a. of een persoon in het accountantsregister staat ingeschreven; b. of een ingeschrevene als registeraccountant is geschorst. 3. Ten dienste van het Rijk, de provincies, de gemeenten en andere publiekrechtelijke lichamen worden schriftelijke mededelingen als in het tweede lid bedoeld kosteloos verstrekt. 4. Verordeningen, vastgesteld krachtens het tweede lid, behoeven de goedkeuring van Onze Minister van Economische Zaken. Artikel 57 is vervallen bij wet van 6 augustus 1993, Stb. 465. 19 § 2. Inschrijving in het accountantsregister Artikel 58 In het accountantsregister kunnen worden ingeschreven zij, die beschikken over: a. een diploma, afgegeven op grond van het met goed gevolg afgelegd hebben van het in artikel 71 bedoelde accountantsexamen; b. een diploma, afgegeven op grond van het met goed gevolg afgelegd hebben van een examen, terzake waarvan een verklaring als bedoeld in artikel 79a, eerste of tweede lid, is afgegeven, alsmede een getuigschrift van het met goed gevolg afgelegd hebben van het praktijkgedeelte van het in artikel 71 bedoelde examen; c. een verklaring van vakbekwaamheid als bedoeld in artikel 80a. Artikel 58a Degene, die is ingeschreven in het accountantsregister als bedoeld in artikel 55, is gerechtigd tot het voeren van de titel registeraccountant, afgekort RA. Artikel 58b Het is degene, die niet is ingeschreven in het accountantsregister als bedoeld in artikel 55, verboden de titel registeraccountant zonder toevoeging dan wel in enigerlei samenstelling of afkorting te voeren, dan wel zich zodanig te gedragen, dat daardoor bij het publiek redelijkerwijs de indruk moet worden gewekt dat hij tot het voeren van deze titel gerechtigd is. Artikel 58c Onze Minister van Economische Zaken kan bepalen dat degene, die is ingeschreven in het accountantsregister, bedoeld in artikel 55 en die een oplei-dings- of beroepstitel of een afkorting daarvan voert, waartoe hij op grond van een wettelijke regeling van een andere Staat dan Nederland is gerechtigd, bij het voeren van die titel of afkorting tevens de naam en de plaats van vestiging van de instelling of examencommissie, die deze titel heeft verleend, moet vermelden. 20 Artikel 59 1. De inschrijving wordt geweigerd: a. indien de aanvrager niet voldoet aan de bij artikel 58 voor inschrijving gestelde eis: b. indien de aanvrager ingevolge in kracht van gewijsde gegane rechterlijke uitspraak in staat van faillissement verkeert of ten aanzien van hem de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is; c. indien de aanvrager ingevolge in kracht van gewijsde gegane rechterlijke uitspraak onder curatele is gesteld; d. indien de aanvrager ingevolge rechterlijke uitspraak is ontzet van het recht het accountantsberoep uit te oefenen; e. indien gegronde vrees bestaat, dat de aanvrager als registeraccountant inbreuk zal maken op wettelijke voorschriften, de registeraccountants betreffende, of dat zijn inschrijving uit anderen hoofde de eer van de stand der registeraccountants zal schaden. 2. Het eerste lid onder e is niet van toepassing op een aanvrager, die beschikt over de in artikel 58, onder c, bedoelde verklaring, indien hij zonder zich in Nederland te vestigen onderzoeken als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 Burgerlijk Wetboek bij wijze van dienstverlening wil verrichten, mits hij bevoegd is tot het wettelijk voorgeschreven onderzoek van jaarrekeningen in een Lid-Staat van de Europese Gemeenschappen, anders dan Nederland, of in een andere Staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (Trb. 1992, 132). Artikel 60 1. Hij, die in het accountantsregister wenst te worden ingeschreven, dient daartoe een aanvrage in bij het bestuur, onder betaling van een door de ledenvergadering bij verordening te bepalen bedrag. 2. Verordeningen, vastgesteld krachtens het eerste lid, behoeven de goedkeuring van Onze Minister van Economische Zaken. 3. Onze genoemde Minister kan bepalen, welke gegevens bij de aanvrage dienen te worden verstrekt. 4. Het bestuur geeft met betrekking tot de voorbereiding van de beschikking op de aanvraag tot inschrijving toepassing aan de in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht geregelde procedure. Artikel 61 is vervallen bij Wet van 23 december 1993 , Stb. 690. 21 Artikel 62 Het bestuur schrijft de aanvrager, te wiens aanzien tot inschrijving is beslist, binnen drie dagen in het accountantsregister in. Artikel 63 1. Het bestuur haalt een inschrijving in het accountantsregister door: a. in geval van overlijden van de ingeschrevene; b. op verzoek van de ingeschrevene; c. indien de ingeschrevene in een der in artikel 59, eerste lid, onder b-d, genoemde omstandigheden is komen te verkeren; d. ter tenuitvoerlegging, krachtens artikel 35, tweede lid, van een daartoe strekkende tuchtrechtelijke maatregel. 2. Doorhaling van de inschrijving brengt mede verlies van de betrekkingen, waarbij de hoedanigheid van lid van de Orde ingevolge het bij of krachtens deze wet bepaalde vereiste voor benoembaarheid of verkiesbaarheid is. Artikel 64 1. Hij, die in het accountantsregister ingeschreven is geweest, wordt geacht te voldoen aan de bij artikel 58 voor inschrijving gestelde eis. 2. Bij het indienen van een aanvrage om opnieuw in het accountantsregister te worden ingeschreven moet, indien de vorige inschrijving is doorgehaald op een der gronden, bedoeld in artikel 63, eerste lid, onder c, het bewijs worden overgelegd, dat deze grond heeft opgehouden te bestaan. Artikel 65 Van elke inschrijving in het accountantsregister en elke doorhaling van een inschrijving wordt door het bestuur op bij algemene maatregel van bestuur te bepalen wijze mededeling gedaan. § 3 (artikel 66 t/m artikel 70) en Titel UIA (artikel 70A t/m artikel 70D) zijn vervallen bij wet van 6 augustus 1993, Stb. 465. 22 TITEL IV HET ACCOUNTANTSEXAMEN Artikel 71 Er is een accountantsexamen, dat bestaat uit een theoretisch gedeelte en een praktijkgedeelte. Artikel 72 1. Bij het theoretische gedeelte van het examen wordt getoetst of de noodzakelijke theoretische kennis van de vakgebieden die voor de bij of krachtens de wet vereiste controles van jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen van belang zijn, aanwezig is. 2. De omvang en de inhoud van het theoretisch gedeelte van het examen worden nader geregeld bij algemene maatregel van bestuur. Daarbij worden tevens geregeld de eisen voor toelating tot dit examengedeelte, alsmede die voor het verkrijgen van vrijstelling voor bepaalde onderdelen daarvan. 3. Het theoretisch gedeelte van het examen kan in onderdelen worden afgelegd, waarbij elk onderdeel ten minste tweemaal per jaar wordt geëxamineerd. Artikel 73 1. Bij het praktijkgedeelte van het examen wordt getoetst of de in artikel 72, eerste lid, bedoelde kennis in de praktijk kan worden gebracht. 2. De omvang en inhoud van het praktijkgedeelte van het examen worden nader geregeld bij algemene maatregel van bestuur. Daarbij worden tevens geregeld de eisen voor toelating tot dit examengedeelte, alsmede die voor het verkrijgen van vrijstelling van bepaalde onderdelen daarvan. 3. Het praktijkgedeelte van het examen kan in onderdelen worden afgelegd, waarbij elk onderdeel ten minste tweemaal per jaar wordt geëxamineerd. Artikel 73a 1. Ten behoeve van het praktijkgedeelte van het examen dient gedurende ten minste drie jaar een praktijkopleiding die in het bijzonder betrekking heeft op de controle van jaarrekeningen, geconsolideerde jaarrekeningen of soortgelijke financiële opstellingen te worden gevolgd bij personen die voldoende waarborgen bieden voor de opleiding van de stagiair. 23 2. De in het eerste lid bedoelde praktijkopleiding dient gedurende ten minste twee jaar te worden gevolgd bij een registeraccountant. 3. De Orde verleent medewerking aan de praktijkopleiding. De ledenvergadering kan daartoe bij verordening nadere regels stellen. Artikel 73b 1. Zij, die aan het theoretisch gedeelte of het praktijkgedeelte van het accountantsexamen of aan onderdelen van deze gedeelten, wensen deel te nemen, worden daartoe niet toegelaten dan na betaling van een door de ledenvergadering bij verordening vast te stellen examengeld, dat dient ter vergoeding van de aan het examen verbonden kosten. 2. Verordeningen, vastgesteld krachtens het eerste lid, behoeven de goedkeuring van Onze Minister van Economische Zaken. Artikel 73c 1. Zij, die het theoretisch of het praktijkgedeelte van het examen met goed gevolg hebben afgelegd, ontvangen daarvan een getuigschrift. 2. Zij, die zowel het theoretisch als het praktische gedeelte van het examen met goed gevolg hebben afgelegd, ontvangen een diploma. Artikel 74 1. Er is een examenbureau. Onze Minister van Economische Zaken bepaalt het aantal leden en benoemt dezen. Hij wijst uit de leden van het bureau de voorzitter aan. 2. Onze genoemde Minister stelt een beschikking krachtens het eerste lid niet vast dan na het bestuur van de Orde en het in artikel 75 bedoelde curatorium te hebben gehoord. 3. De leden van het examenbureau treden om de vier jaren tegelijk af en kunnen terstond opnieuw worden benoemd. Hij, die benoemd is ter vervulling van een tussentijds opengevallen plaats, treedt af op het tijdstip, waarop degene, in wiens plaats hij is benoemd, had moeten aftreden. Artikel 75 1. Er is een curatorium voor registeraccountants en Accountants- Administratieconsulenten. Onze Minister van Economische Zaken bepaalt het aantal leden en benoemt dezen. Hij wijst uit hun midden de voorzitter aan. 24 2. Onze genoemde Minister stelt een beschikking krachtens het eerste lid niet vast dan na het bestuur, alsmede het bestuur van de Nederlandse Orde van Accountants-Administratieconsulenten, te hebben gehoord. 3. Artikel 74, derde lid, is ten aanzien van de leden van het curatorium van overeenkomstige toepassing. Artikel 76 1. De leden van het examenbureau en van het curatorium ontvangen vergoeding van reis- en verblijfkosten en kunnen vergoeding voor tijdverzuim ontvangen, een en ander volgens regelen, door de ledenvergadering bij verordening te stellen. 2. Verordeningen, vastgesteld krachtens het eerste lid, behoeven de goedkeuring van Onze Minister van Economische Zaken. Artikel 77 1. Het examenbureau regelt de inrichting van het examen. 2. De regeling behoeft de goedkeuring van het curatorium. 3. De mondelinge gedeelten van het examen worden in het openbaar afgenomen. Artikel 78 Het examenbureau is belast met de uitvoering van de krachtens artikel 77 vastgestelde regeling. Het benoemt, in overeenstemming met het curatorium, de examinatoren en heeft de leiding van het examen. Artikel 79 Het curatorium oefent toezicht uit op de werkzaamheden van het examenbureau. Artikel 79a 1. Aan de rijksuniversiteiten te Groningen, Rotterdam en Maastricht, de gemeentelijke universiteit te Amsterdam en de bijzondere universiteiten te Amsterdam en Tilburg geeft het examenbureau een verklaring af dat het bureau het door die universiteiten afgenomen accountantsexamen erkent als gelijkwaardig aan het theoretische gedeelte van het in artikel 71 bedoelde examen. 25 2. Op verzoek van een Nederlandse universiteit in de zin van de Wet op het wetenschappelijk onderwijs of van de Open Universiteit, bedoeld in de Wet op de Open Universiteit (Stb. 1984, 573), geeft het examenbureau terzake van een door die universiteit af te nemen accountantsexamen een verklaring van gelijkwaardigheid af, indien dat examen naar het oordeel van het examenbureau gelijkwaardig is aan het theoretische gedeelte van het in artikel 71 bedoelde examen. 3. Het examenbureau trekt een verklaring als bedoeld in het eerste en tweede lid, al dan niet voorwaardelijk, in, indien naar zijn oordeel het desbetreffende examen niet langer voldoet aan het vereiste van gelijkwaardigheid bedoeld in die leden. 4. Van een beschikking, gegeven krachtens dit artikel, wordt mededeling gedaan in de Staatscourant. 5. Een belanghebbende kan tegen een krachtens dit artikel gegeven beschikking beroep instellen bij Onze Minister van Economische Zaken. 6. Alvorens te beslissen op het beroepschrift hoort Onze voornoemde Minister het curatorium. Artikel 80 1. Binnen acht weken na afloop van elk boekjaar van de Orde brengt het examenbureau aan Onze Minister van Economische Zaken verslag uit omtrent zijn werkzaamheden gedurende dat jaar. Het examenbureau zendt tevens een exemplaar van het verslag aan het bestuur. Het bestuur stelt de leden in de gelegenheid van het verslag kennis te nemen. 2. Binnen vier maanden na afloop van elk boekjaar brengt het curatorium aan Onze Minister van Economische Zaken verslag uit omtrent zijn werkzaamheden gedurende dat jaar. 26 TITEL IV a DE VERKLARING VAN VAKBEKWAAMHEID Artikel 80a Het examenbureau geeft een verklaring van vakbekwaamheid af aan degene die: a. Ie beschikt over een bewijsstuk waaruit blijkt dat hij voldoet aan de eisen van vakbekwaamheid, die in een Lid-Staat van de Europese Gemeenschappen, anders dan Nederland, of in een andere Staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, krachtens wettelijke regeling worden gesteld voor de toelating tot de controle van jaarrekeningen als bedoeld in artikel 1 van de achtste Richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 10 april 1984 op de grondslag van artikel 54, lid 3, sub g, van het Verdrag inzake de toelating van personen, belast met de wettelijke controle van boekhoudbescheiden (PbEG L 126), of 2e in andere gevallen dan bedoeld in het eerste onderdeel, beschikt over een in een ander land dan Nederland verkregen diploma of soortgelijk bewijsstuk, waaruit naar het oordeel van het examenbureau eenzelfde niveau van vakbekwaamheid blijkt als die, welke blijkt uit het met goed gevolg afgelegd hebben van het in artikel 71 bedoelde examen en b. met goed gevolg de in artikel 80b, eerste lid, bedoelde proeve van bekwaamheid heeft afgelegd. Artikel 80b 1. Er wordt ten minste tweemaal per jaar voor degenen, die voldoen aan de in artikel 80a, onder a, gestelde eis, een proeve van bekwaamheid afgenomen, waarbij de kennis van de betrokkene van het Nederlandse recht wordt getoetst, voor zover deze kennis noodzakelijk is voor een goede uitoefening van de controle van jaarrekeningen en andere financiële verantwoordingen, alsmede diens kennis van de voor registeraccountants geldende gedrags- en beroepsregels. 2. Het examenbureau regelt, met inachtneming van het in het eerste lid bepaalde, de omvang en de inrichting van de proeve, alsmede de eisen voor het verkrijgen van vrijstelling van bepaalde onderdelen daarvan. Deze regeling behoeft de goedkeuring van Onze Minister van Economische Zaken. Het examenbureau maakt de regeling na goedkeuring in de Staatscourant bekend. 27 Artikel 80c 1. Degene, die aan de in artikel 80b, eerste lid, bedoelde proeve wil deelnemen, dient daartoe een verzoek in bij het examenbureau, onder overlegging van een bewijsstuk als bedoeld in artikel 80a, onder a, eerste of tweede onderdeel. 2. Op een verzoek om toelating tot de proeve wordt door het examenbureau binnen vier maanden na ontvangst van dat verzoek beslist, 3. Een belanghebbende kan tegen een beschikking als bedoeld in het tweede lid beroep instellen bij Onze Minister van Economische Zaken. 4. Alvorens te beslissen, hoort Onze voornoemde Minister het curatorium. Artikel 80d 1. Ter vergoeding van de kosten voor het afleggen van de proeve is de aanvrager een door de ledenvergadering bij verordening vast te stellen bedrag verschuldigd. 2. Verordeningen, vastgesteld krachtens het eerste lid, behoeven de goedkeuring van Onze Minister van Economische Zaken. Artikel 80e De Orde draagt zorg voor een opleiding voor de proeve. 28 TITEL V OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN Artikel 81 t/m artikel 106 zijn vervallen bij wet van 6 augustus 1993, Stb. 465. Artikel 107 1. Degene, die in strijd handelt met het bepaalde in de artikelen 34, tweede lid en 58b wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie. 2. Het in het eerste lid strafbaar gestelde feit is een overtreding. 3. Indien tijdens het plegen van de in het eerste lid omschreven overtreding nog geen jaar is verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige wegens dezelfde overtreding onherroepelijk is geworden, wordt hij gestraft met een hechtenis van ten hoogste twee weken of een geldboete van de tweede categorie. Artikel 107a 1. Met de opsporing van bij deze wet strafbaar gestelde feiten zijn, behalve de bij of krachtens artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering aangewezen ambtenaren, belast zij, die daartoe door Onze Minister van Justitie in overeenstemming met Onze Minister van Economische Zaken zijn aangewezen. 2. Van een krachtens het eerste lid vastgestelde beschikking wordt mededeling gedaan in de Staatscourant. Artikel 108 Deze wet kan worden aangehaald als: Wet op de Registeraccountants. Artikel 109 De onderscheidene artikelen van deze wet treden in werking op door Ons te bepalen tijdstippen. 29 Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministeriële Departementen, Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden. Gegeven ten Paleize Soestdijk, 28 juni 1962 JULIANA 30 OVERGANGSBEPALINGEN WET OP DE REGISTERACCOUNTANTS krachtens de wet van 6 augustus 1993 (Stb. 1993, 465) A Elke inschrijving in het accountantsregister krachtens de vervallen artikelen 81 tot en met 102 van de Wet op de Registeraccountants blijft geldig totdat deze op grond van de wet wordt doorgehaald. B Mits de aanvraag om inschrijving is ingediend binnen zes jaar na de datum van inwerkingtreding van deze wet kunnen, in afwijking van artikel 58 van de Wet op de Registeraccountants, in het accountantsregister tevens worden ingeschreven zij, die beschikken over een bewijsstuk waaruit blijkt dat zij uiterlijk binnen zes jaar na de datum van inwerkingtreding van deze wet met goed gevolg hebben afgelegd: a. het accountantsexamen, bedoeld in artikel 71 van de Wet op de Registeraccountants, zoals dat artikel luidde voor de datum van inwerkingtreding van deze wet; b. het accountantsexamen, bedoeld in artikel 80a van de Wet op de Registeraccountants, zoals dat artikel luidde voor de datum van inwerkingtreding van deze wet; c. het accountantsexamen aan een universiteit in de zin van de Wet op het wetenschappelijk onderwijs of aan de in de Wet op de Open Universiteit geregelde Open Universiteit; d. het theoretische gedeelte van het in artikel 71 van de Wet op de Registeraccountants bedoelde accountantsexamen; e. een accountantsexamen, terzake waarvan een verklaring als bedoeld in artikel 79a, eerste of tweede lid, van de Wet op de Registeraccountants is afgegeven. C Degenen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet beschikken over een vergunning als bedoeld in het bij deze wet vervallen artikel 70b, eerste lid, onder b, van de Wet op de Registeraccountants, worden aangemerkt als ingeschreven in het in artikel 55 van genoemde wet bedoelde accountantsregister. Het bestuur van de Orde draagt zorg voor de opneming van de op grond van het genoemde artikel 55 vereiste gegevens in het accountantsregister. 31 D Aanvragen om een vergunning als bedoeld in het bij deze wet vervallen artikel 70b, eerste lid, onder b, van de Wet op de Registeraccountants, ten aanzien waarvan nog geen beslissing is genomen op het moment van inwerkingtreding van deze wet, worden behandeld met toepassing van het voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet geldende recht, met dien verstande dat, wanneer de aanvrager voldoet aan de voor de vergunningverlening gestelde eisen, hij geen vergunning verkrijgt maar in het in artikel 55 van de Wet op de Registeraccountants bedoelde accountantsregister wordt ingeschreven. Het bestuur van de Orde draagt zorg voor de inschrijving en de opneming van de vereiste gegevens. E Zolang de in artikel 72, tweede lid, van de Wet op de Registeraccountants bedoelde algemene maatregel van bestuur niet in werking is getreden, is van toepassing het Koninklijke Besluit van 24 januari 1974 (Stb. 58). F 1. De op grond van het vervallen artikel 36 van de Wet op de Registeraccountants ingestelde raad van tucht blijft in stand, met toepassing van het voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet geldende recht, ten behoeve van de behandeling van op dat tijdstip bij die raad van tucht aanhangige bezwaren, totdat de beslissingen aangaande die bezwaren onherroepelijk zijn geworden. 2. De op het moment van inwerkingtreding van deze wet in de raad van tucht zitting hebbende leden blijven, in afwijking van het aftredingsrooster, daarin zitting houden tot de raad wordt ontbonden. 3. De behandeling van een op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet bij de in het eerste lid bedoelde raad van tucht aanhangig bezwaar tegen een registeraccountant wordt voortgezet door die raad van tucht, met toepassing van het voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet geldende recht. 4. Ten aanzien van een beslissing op een bezwaar als bedoeld in het derde lid is artikel 52 van de Wet op de Registeraccountants, zoals dit luidde voor de inwerkingtreding van deze wet, van toepassing. De raad van beroep behandelt het beroep overeenkomstig het in onderdeel G, eerste lid, bepaalde. 5. Artikel 35 van de Wet op de Registeraccountants is van toepassing op de door de raad van tucht gegeven beslissingen. 32 \ 1. De behandeling van een op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet bij de in het vervallen artikel 46 van de Wet op de Registeraccountants bedoelde raad van beroep aanhangig beroep wordt voortgezet door die raad van beroep, met toepassing van het voor dat tijdstip geldende recht. 2. De raad van beroep blijft in stand, met toepassing van het voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet geldende recht, totdat op alle ingestelde beroepen, daaronder begrepen beroepen ingesteld op grond van onderdeel F, vierde lid, onherroepelijk is beslist. 3. De op het moment van inwerkingtreding van deze wet in de raad van beroep zitting hebbende leden, blijven in afwijking van het aftredingsrooster daarin zitting houden tot de raad wordt ontbonden. 4. Artikel 35 van de Wet op de Registeraccountants is van toepassing op de door de raad van beroep gegeven beslissingen. H 1. Binnen achttien maanden na de datum van inwerkingtreding van deze wet stelt de ledenvergadering van de Orde een verordening inzake de gedrags- en beroepsregels voor registeraccountants vast, die voldoet aan artikel 19a, eerste lid, van de Wet op de Registeraccountants. 2. Totdat de in het eerste lid bedoelde verordening in werking is getreden, geldt het in dat lid genoemde artikel 19a, eerste lid, niet. 3. Indien de ledenvergadering de in het eerste lid bedoelde verordening niet binnen achttien maanden na de inwerkingtreding van deze wet heeft vastgesteld, worden de in artikel 19a, eerste lid, bedoelde voorschriften vastgesteld door Onze Minister van Economische Zaken, in overeenstemming met Onze Minister van Justitie. Deze voorschriften gelden totdat de in het eerste lid bedoelde verordening in werking is getreden. 33 KONl^"^ I "< f i ' ^ n ' - " ! »Mn«? INSTITUUT V,,.. ."AKTS b I u L I u I II b E K BIBLIOTHEEK VRUE UNIVERSITEIT 3 0000 00037 8640 L N IV ^ Koninklijk Nederlands Instituut van Registeraccountants A.J. Ernststraat 55 Postbus 7984 1008 AD Amsterdam tel 020-3010301 fax 020-3010302 4" druk bijgewerkt tot I maart 1999
Click tabs to swap between content that is broken into logical sections.
Titel | Wet op de registeraccountants |
Auteur | Koninklijk Nederlands Instituut van Registeraccountants |
Jaartal | 1999 |
Collectienaam | NIVRA Publicaties |
PPN | 345385489 |
UBVU-ID | 0410020276001 |
Toegangsgegevens (URL) | http://imagebase.ubvu.vu.nl/getobj.php?ppn=345385489 |
Signatuur origineel | EY.00276.- |
Transcript | T Wet op de registeraccountants N . V ^ Koninklijk NIVRA ZlH.l Wfct CU Wet op de registeraccountants Wet van 28 juni 1962, houdende regelen betreffende het accoun-tantswezen (Staatsblad 258), zoals gewijzigd bij Wet van 6 augustus 1993, (Stb. 465), 23 december 1993 (Stb. 690), 26 april 1995 (Stb. 250), 6 februari 1997 (Stb. 63) en 6 november 1997 (Stb. 510), 17 december 1997 (Stb. 660), 25 juni 1998 (Stb. 446) en 28 januari 1999 (Stb. 30). Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz. Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten: Alzo Wij in overweging hebben genomen, dat het wenselijk is bij de wet regelen te stellen betreffende het accountantswezen en daarbij toepassing te geven aan de artikelen 159-161 der Grondwet; Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: TITEL I DE ORDE VAN REGISTERACCOUNTANTS § 1. Zetel en taak Artikel 1 1. Er is onder de naam Nederlands Instituut van Registeraccountants een orde van registeraccountants, in deze wet verder te noemen Orde. Deze heeft tot leden degenen, die in het in artikel 55 bedoelde accountants-register ingeschreven zijn. 2. De Orde is gevestigd te Amsterdam. Zij is een openbaar lichaam in de zin van artikel 134 van de Grondwet. 3. De Orde heeft tot taak de bevordering van een goede beroepsuitoefening door de registeraccountants en de behartiging van hun gemeenschappelijk belang. Haar taak omvat mede de zorg voor de eer van de stand dier accountants en het verzorgen of doen verzorgen van een opleiding tot het theoretische gedeelte van het accountantsexamen, 1 bedoeld in artikel 71. 4. In afwijking van het eerste lid zijn degenen, die op grond van artikel 58, onder c, juncto artikel 59, tweede lid, in het accountantsregister zijn ingeschreven, slechts lid van de Orde indien zij de wens daartoe schriftelijk aan het bestuur van de Orde kenbaar hebben gemaakt. § 2. Inrichting Artikel 2 De Orde heeft een ledenvergadering, een bestuur en een voorzitter. Artikel 3 1. Het aantal leden van het bestuur wordt door de ledenvergadering bepaald, doch bedraagt ten minste zeven. De bestuursleden worden door de ledenvergadering uit de leden van de Orde voor vier jaren benoemd. 2. Jaarlijks treedt een deel der bestuursleden volgens een door de ledenvergadering vast te stellen rooster af. De rooster wordt zodanig ingericht, dat voor zover mogelijk telkenmale hetzelfde aantal bestuursleden aftreedt. De aftredenden zijn niet terstond herbenoembaar. 3. Hij, die benoemd is ter vervulling van een tussentijds opengevallen plaats, treedt af op het tijdstip, waarop degene, in wiens plaats hij is benoemd, had moeten aftreden. 4. De jaarlijkse benoeming van bestuursleden ter vervulling van de ingevolge het tweede lid openvallende plaatsen geschiedt in de bijeenkomst van de ledenvergadering, waarin overeenkomstig artikel 26 het bestuur rekening en verantwoording doet. Artikel 4 De leden van het bestuur ontvangen vergoeding van reis- en verblijfkosten. Artikel 5 is vervallen bij Wet van 23 december 1993 , Stb. 690. Artikel 6 1. De voorzitter en een plaatsvervangende voorzitter worden door de ledenvergadering uit de bestuursleden telkens voor een jaar benoemd. Behoudens ter vervulling van een tussentijds openvallende plaats geschiedt de benoeming in de bijeenkomst van de ledenvergadering, waarin overeenkomstig artikel 26 het bestuur rekening en verantwoording doet. 2. De artikelen 3, derde lid, en 4 zijn ten aanzien van de voorzitter en de plaatsvervangende voorzitter van overeenkomstige toepassing. Artikel 7 1. Het personeel, dat de Orde en de bij of krachtens deze wet ingestelde colleges voor de vervulling van hun taak behoeven, wordt door of namens de Orde in dienst genomen op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht. 2. De ledenvergadering regelt bij verordening de voorwaarden, waaronder de indienstneming geschiedt. 3. Verordeningen, vastgesteld krachtens het tweede lid, behoeven de goedkeuring van Onze Minister van Economische Zaken. § 3. Werkwijze van de organen der Orde Artikel 8 Het bestuur roept de ledenvergadering bijeen, zo dikwijls het zulks nodig oordeelt en voorts indien ten minste veertig leden van de Orde, onder opgaaf van de te behandelen punten, om haar bijeenroeping verzoeken. Artikel 9 De voorzitter van de Orde bekleedt in de bijeenkomsten van de ledenvergadering en in de bestuursvergaderingen het voorzitterschap. Artikel W Het bestuur vergadert niet, wanneer niet ten minste de helft van het aantal zitting hebbende leden is opgekomen. 3 Artikel 11 De leden van het bestuur zijn niet gerechtelijk vervolgbaar voor hetgeen zij in de bestuursvergaderingen hebben gezegd of aan haar schriftelijk hebben overgelegd. Artikel 12 De leden van het bestuur stemmen zonder last of ruggespraak. Artikel 13 De leden van het bestuur onthouden zich in de bestuursvergaderingen van medestemmen over aangelegenheden, die hun, hun echtgenoten of hun geregistreerde partners, hun bloed- of aanverwanten tot de derde graad ingesloten, degenen met wie zij in de uitoefening van een beroep voor gemene rekening of onder gemeenschappelijke naam optreden, hun werknemers, hun werkgevers, hun opdrachtgevers of degenen, op wie de in uitoefening van hun beroep verrichte werkzaamheden rechtstreeks betrekking hebben, persoonlijk aangaan. Artikel 13a 1. De bijeenkomsten van de ledenvergadering worden in het openbaar gehouden. 2. De deuren worden gesloten, wanneer ten minste een vijfde van de aanwezige leden daarom verzoekt of de voorzitter het nodig oordeelt. 3. De ledenvergadering beslist vervolgens of met gesloten deuren zal worden vergaderd. Artikel 14 1. Indien bij het nemen van een beslissing geen der leden stemming vraagt, is het voorstel aangenomen. 2. Stemming over personen vindt plaats bij gesloten en ongetekende stembriefjes. Artikel 15 1. Een stemming in een bijeenkomst van de ledenvergadering is nietig, indien niet meer dan de helft van het aantal blijkens de presentielijst opgekomen leden eraan heeft deelgenomen. 4 2. Een stemming in een bestuursvergadering is nietig, indien nietten minste de helft van het aantal zitting hebbende leden, die zich niet van medestemmen moeten onthouden, eraan heeft deelgenomen. 3. Bij stemming over personen worden leden, die blanco briefjes ingeleverd hebben, voor de toepassing van dit artikel geacht aan de stemming te hebben deelgenomen. Artikel 16 1. leder lid kan slechts één stem uitbrengen. 2. Voor het tot stand komen van een beslissing bij stemming wordt de volstrekte meerderheid van de uitgebrachte stemmen vereist. Blanco stemmen worden voor de toepassing van dit artikel geacht niet te zijn uitgebracht. Artikel 17 1. Bij staking van stemmen in een bijeenkomst van de ledenvergadering of in een voltallige bestuursvergadering is, indien het zaken betreft, het voorstel verworpen en beslist, indien het personen betreft, het lot. 2. Bij staking van stemmen in een niet voltallige bestuursvergadering wordt het nemen van een beslissing tot een volgende vergadering uitgesteld, waarin de beraadslagingen kunnen worden heropend. Indien de stemmen dan opnieuw staken, is het eerste lid van overeenkomstige toepassing. Artikel 18 1. De ledenvergadering kan bij verordening nadere regelen stellen betreffende haar werkwijze en die van het bestuur. 2. Het bestuur kan nadere regelen stellen betreffende zijn werkwijze, voor zover niet de ledenvergadering daarin bij verordening heeft voorzien. § 4. Vervulling van de regelende en besturende taak Artikel 19 1. De ledenvergadering maakt de verordeningen, die zij ter vervulling van de in artikel 1 omschreven taak nodig oordeelt. 2. De ledenvergadering stelt ten behoeve van een goede uitoefening van de werkzaamheden van registeraccountants bij verordening gedrags- en 5 beroepsregels vast, welke gelden voor allen, die zijn ingeschreven in het in artikel 55 bedoelde register. 3. Voor zover uit deze wet niet anders blijkt, zijn de verordeningen van de Orde slechts verbindend voor haar leden en organen. 4. De ledenvergadering kan de bevoegdheid tot het geven van nadere voorschriften omtrent door haar bij verordening geregelde onderwerpen overdragen aan het bestuur. Artikel 19a 1. De voorschriften in de in artikel 19, tweede lid, bedoelde verordening met betrekking tot de uitoefening van de werkzaamheden van registeraccountants terzake van het verrichten van de wettelijke controle van jaarrekeningen, geconsolideerde jaarrekeningen en soortgelijke financiële opstellingen dienen dezelfde inhoud te hebben als de desbetreffende voorschriften in de in artikel 24, tweede lid, van de Wet op de Accountants-Administratieconsulenten bedoelde verordening. 2. Met het oog op de uitvoering van het eerste lid wordt een ontwerp voor de desbetreffende bepalingen van de verordening opgesteld door een commissie, bestaande uit een gelijk aantal leden van het Nederlands Instituut van Registeraccountants en van de Nederlandse Orde van Accountants-Administratieconsulenten. 3. Indien een verordening houdende de in het eerste lid bedoelde voorschriften wordt vernietigd op grond van artikel 31 en de ledenvergadering niet binnen zes maanden na de datum van vernietiging een verordening heeft vastgesteld in overeenstemming met het bepaalde in het eerste lid, worden de in dat lid bedoelde voorschriften vastgesteld door Onze Minister van Economische Zaken, in overeenstemming met Onze Minister van Justitie. Deze voorschriften gelden totdat een door de ledenvergadering overeenkomstig het eerste lid vastgestelde verordening in werking is getreden. Artikel 20 Het bestuur bestuurt de Orde en voert het beheer over haar vermogen. Artikel 21 De voorzitter vertegenwoordigt de Orde in en buiten rechte. 6 Artikel 22 Het bestuur verstrekt Onze Ministers desgevraagd alle inlichtingen over alle zaken, de Orde betreffende. Artikel 23 1. De ontwerpen van verordeningen worden door het bestuur op bij algemene maatregel van bestuur te bepalen wijze openbaar gemaakt. Een ieder kan gedurende drie weken na de openbaarmaking van een ontwerp bij het bestuur zijn bedenkingen schriftelijk naar voren brengen. Het bestuur brengt de naar voren gebrachte bedenkingen ter kennis van de leden. 2. De verordeningen worden door het bestuur op bij algemene maatregel van bestuur te bepalen wijze bekendgemaakt. Indien zij de goedkeuring van een Onzer Ministers behoeven, geschiedt de bekendmaking niet dan nadat de goedkeuring is verleend en wordt bij de bekendmaking aan de voet van de verordening het besluit vermeld, waarbij deze is goedgekeurd. De verordeningen treden, indien zij niet anders bepalen, niet eerder in werking dan de tweede dag na die van de bekendmaking. § 5. De geldmiddelen der Orde Artikel 24 Het boekjaar van de Orde loopt van 1 september tot en met 31 augustus. Artikel 25 Vóór de aanvang van het boekjaar stelt de ledenvergadering de begroting van de Orde vast. Het bestuur dient daartoe een ontwerp-begroting in, vergezeld van de nodige toelichting. Het ontwerp wordt door het bestuur, ten minste twee weken vóór de behandeling daarvan door de ledenvergadering, aan de leden toegezonden. Artikel 26 1. Voor elk boekjaar benoemt de ledenvergaderirjg uit de leden een accountant, die belast is met de controle op de financiële verantwoording, benevens een plaatsvervanger voor deze. 7 2. De accountant brengt binnen dertien weken na afloop van het betrokken boekjaar een verslag uit aan het bestuur. 3. Binnen vier maanden na afloop van het boekjaar doet het bestuur aan de ledenvergadering rekening en verantwoording over zijn in het boekjaar gevoerde bestuur, onder overlegging van een balans en staat van baten en lasten met toelichting en met een verklaring van de accountant daarover. De balans, de staat van baten en lasten, de toelichting en de verklaring van de accountant worden door het bestuur, ten minste twee weken vóór de behandeling daarvan door de ledenvergadering, aan de leden toegezonden. 4. De ledenvergadering stelt de rekening vast. De vaststelling strekt tot décharge van het bestuur, behoudens in geval van later gebleken valsheid in bewijsstukken of andere onregelmatigheden. Artikel 27 De Orde kan van haar leden jaarlijks bijdragen heffen, waarvan het bedrag voor elk boekjaar afzonderlijk door de ledenvergadering bij verordening wordt vastgesteld. Het bedrag kan voor verschillende categorieën van leden verschillend zijn. Artikel 28 De Orde draagt alle kosten en is gerechtigd tot alle baten, uit de uitvoering van deze wet voortvloeiende. Artikel 29 1. Het bestuur kan de krachtens deze wet aan de Orde verschuldigde bedragen, verhoogd met de op de invordering vallende kosten, bij dwangbevel invorderen. Geen invordering geschiedt dan nadat de nalatige schuldenaar door het bestuur bij aangetekende brief tot betaling is aangemaand, doch in gebreke is gebleven binnen de in de aanmaning gestelde termijn, die ten minste tien dagen moet bedragen, aan zijn verplichting te voldoen. 2. Het dwangbevel levert een executoriale titel op, die met toepassing van de voorschriften van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering kan worden tenuitvoergelegd. § 6. Toezicht op de Orde Artikel 30 1. Indien een verordening van de Orde de goedkeuring van een Onzer Ministers behoeft, wordt deze alleen geweigerd wegens strijd met het recht of het algemeen belang. 2. Onze Minister kan bij een beslissing tot goedkeuring van een verordening bepalen dat nadere voorschriften, overeenkomstig artikel 19, vierde lid, ter uitvoering van die verordening gegeven, eveneens zijn goedkeuring behoeven. Het eerste lid is wat de goedkeuring van die nadere voorschriften betreft van overeenkomstige toepassing. Artikel 31 1. Verordeningen en andere beslissingen van de Orde kunnen bij koninklijk besluit worden vernietigd. 2. Van het besluit tot schorsing of vernietiging wordt mededeling gedaan door plaatsing in het Staatsblad. 3. Het achterwege blijven van vernietiging binnen de termijn waarvoor een beslissing is geschorst wordt, nadat de schorsing is geëindigd, voor zover het een bekendgemaakte beslissing betreft, door het bestuur op bij algemene maatregel van bestuur te bepalen wijze bekendgemaakt. Artikel 32 Het bestuur brengt jaarlijks vóór 1 januari aan Onze Minister van Economische Zaken verslag uit omtrent de werkzaamheden van de Orde in het afgelopen boekjaar. Dit verslag wordt tegen betaling der kosten, algemeen verkrijgbaar gesteld. 9 10 TITEL II TUCHTRECHTSPRAAK § 1. Algemene bepalingen Artikel 33 1. De tuchtrechtspraak heeft ten doel het weren en beteugelen van misslagen van registeraccountants in de uitoefening van hun beroep en van inbreuken op verordeningen van de Orde en op de eer van de stand der registeraccountants. 2. De tuchtrechtspraak wordt in eerste aanleg uitgeoefend door een of meer raden van tucht voor registeraccountants en Accountants- Administratieconsulenten als bedoeld in artikel 51, tweede lid, van de Wet op de Accountants-Administratieconsulenten en in beroep, tevens in hoogste ressort, door het College van Beroep voor het bedrijfsleven. 3. In geval van doorhaling van een inschrijving in het accountantsregister blijft de betrokkene terzake van handelingen en gedragingen, die gedurende de tijd, dat hij ingeschreven stond, hebben plaats gehad, aan de tuchtrechtspraak onderworpen. 4. Indien de betrokkene wederom wordt ingeschreven, is hij bovendien aan deze rechtspraak onderworpen terzake van handelingen en gedragingen, die gedurende de tijd, dat zijn inschrijving doorgehaald was, hebben plaats gehad en tot weigering van de inschrijving op grond van artikel 59, eerste lid, onder e, aanleiding zouden hebben gegeven, zo zij reeds bij de behandeling van de aanvrage bekend waren geweest. § 2. Tuchtrechtelijke maatregelen Artikel 34 1. Het berechtende college zal, indien het oordeelt, dat het tegen de betrokken registeraccountant gerezen bezwaar gegrond is, een der volgende maatregelen kunnen opleggen: a. schriftelijke waarschuwing: b. schriftelijke berisping; c. schorsing als registeraccountant, voor ten hoogste zes maanden; d. doorhaling van de inschrijving in het in artikel 55 bedoelde accountantsregister. 2. De maatregel van schorsing als registeraccountant brengt mede verlies, voor de tijd dat de maatregel van kracht is, van het recht de titel registeraccountant of de benaming accountant te voeren. Voorts brengt deze 11 maatregel mee verlies van de betrekkingen, waarbij de hoedanigheid van lid van de Orde ingevolge het bij of krachtens deze wet bepaalde vereiste voor benoembaarheid of verkiesbaarheid is. Het college kan bij zijn beslissing bepalen, dat deze, al dan niet met de gronden waarop zij berust, geheel of gedeeltelijk zal worden openbaar gemaakt. Het bepaalt daarbij tevens de wijze, waarop de openbaarmaking zal geschieden. Artikel 35 De maatregel van schorsing als registeraccountant gaat in bij het onherroepelijk worden van de beslissing of op zodanig tijdstip nadien als in de beslissing is bepaald. Het bestuur van de Orde draagt zorg voor de tenuitvoerlegging van de maatregelen van schriftelijke waarschuwing, van schriftelijke berisping en van doorhaling van de inschrijving in het accountantsregister en voor de in artikel 34, derde lid, bedoelde openbaarmaking. De tenuitvoerlegging en de openbaarmaking geschieden niet voordat de beslissing onherroepelijk is geworden. § 3 (artikel 36 t/m artikel 38) is vervallen bij wet van 6 augustus 1993, Stb. 465. § 4. Procedure voor de raden van tucht Artikel 39 Aan de behandeling en de beslissing van tuchtzaken in de zin van deze wet wordt op straffe van nietigheid van de beslissing deelgenomen door drie of vijf leden van de raad van tucht, onder wie de voorzitter of een plaatsvervangend voorzitter. Artikel 40 1. De raad van tucht neemt een tegen een registeraccountant gerezen bezwaar in behandeling hetzij op een bij de raad ingediende klacht, hetzij op verzoek van het bestuur, hetzij ambtshalve. De raad van tucht geeft van het in behandeling nemen van een bezwaar onverwijld kennis aan de betrokken registeraccountant onder vermelding van het bezwaar. 12 2. In het geval, bedoeld in artikel 33, vierde lid, neemt de raad het bezwaar niet in behandeling dan op verzoek van het bestuur. Artikel 41 1. Een lid van een raad van tucht kan zich verschonen en kan worden gewraakt, indien er te zijnen aanzien feiten of omstandigheden bestaan, waardoor in het algemeen de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. 2. Over de verschoning of wraking wordt door de overige leden van de raad zo spoedig mogelijk beslist. In geval van staking van stemmen is het verzoek tot wraking of verschoning toegestaan. Artikel 42 1. De raad van tucht beslist aangaande een tegen een registeraccountant gerezen bezwaar niet dan na verhoor, althans oproeping bij aangetekende brief, van de betrokken registeraccountant, benevens, indien de behandeling op klacht, dan wel op verzoek van het bestuur geschiedt, van de klager, onderscheidenlijk van het bestuur. 2. De betrokken registeraccountant kan -tenzij de raad beveelt, dat hij in persoon zal verschijnen- zich ter terechtzitting doen vertegenwoordigen door een daartoe gemachtigde. Hij kan zich door een raadsman doen bijstaan. 3. De raad kan weigeren bepaalde personen, die niet advocaat zijn, als gemachtigde of als raadsman toe te laten. Bij zodanige weigering houdt de raad de zaak tot een volgende zitting aan. 4. De registeraccountant en zijn raadsman worden in de gelegenheid gesteld tijdig van de processtukken kennis te nemen. 5. De raad van tucht behandelt het bezwaar in een openbare zitting. De raad kan om gewichtige redenen beslissen dat de behandeling geheel of gedeeltelijk met gesloten deuren zal plaatsvinden. Artikel 43 1. De raad van tucht kan getuigen en deskundigen oproepen en horen. 2. Op verzoek van de raad doet de officier van justitie bij de arrondissementsrechtbank, binnen welker rechtsgebied de raad zitting houdt, hen dagvaarden. Zij zijn verplicht na dagvaarding te verschijnen. 3. Verschijnt een getuige of een deskundige op de dagvaarding niet, dan doet de officier van justitie op verzoek van de raad hem andermaal dagvaarden, desverzocht met bevel tot medebrenging. 13 4. Artikel 556 van het Wetboek van Strafvordering is van overeenkomstige toepassing. 5. Ten aanzien van de beëdiging van getuigen is artikel 203 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van toepassing. De deskundigen zijn verplicht hun taak onpartijdig en naar beste weten te verrichten. 6. Ten aanzien van de getuigen en deskundigen zijn de artikelen 217-219 van het Wetboek van Strafvordering van overeenkomstige toepassing. 7. De getuigen en deskundigen ontvangen desverkiezende op vertoon van hun oproeping of dagvaarding schadeloosstelling, door de voorzitter van de raad te begroten overeenkomstig het bij of krachtens het Tarief van justitiekosten en salarissen in burgerlijke zaken bepaalde. Artikel 44 1. De beslissing van de raad van tucht aangaande een tegen een registeraccountant gerezen bezwaar is op straffe van nietigheid met redenen omkleed en wordt in het openbaar uitgesproken. 2. De raad zendt van zijn beslissing onverwijld bij aangetekende brief afschrift aan de betrokken registeraccountant, en, indien naar aanleiding van een klacht is beslist, aan de klager, alsmede aan het bestuur. Artikel 45 1. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere voorschriften worden gegeven omtrent de rechtsgang, bedoeld in de artikelen 40, 41, 42, 43 en 44. 2. Een voordracht tot vaststelling, wijziging of intrekking van een algemene maatregel van bestuur als in het eerste lid bedoeld wordt gedaan door Onze Ministers van Economische Zaken en van Justitie gezamenlijk. § 5 (artikel 46 t/m artikel 51) is vervallen bij wet van 6 augustus 1993, Stb. 465. 14 § 6. Procedure voor het College van Beroep voor het bedrijfsleven Artikel 52 1. Tegen een beslissing van de raad van tucht aangaande een tegen een registeraccountant gerezen bezwaar kan binnen twee maanden na de dag van verzending van de in artikel 44, tweede lid, bedoelde aangetekende brief beroep worden ingesteld bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven: a. door de betrokken registeraccountant, indien het bezwaar geheel of gedeeltelijk gegrond is verklaard; b. door de klager, indien zijn bezwaar geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard; c. door het bestuur. 2. Het beroep wordt ingesteld bij met redenen omkleed beroepschrift, bij de griffier van het College in tweevoud of, indien het beroep door een klager is ingesteld, in drievoud in te dienen te zamen met een authentiek afschrift van de beslissing, waartegen het beroep is gericht. De griffier geeft van de instelling van het beroep onverwijld kennis aan de betrokken raad van tucht, alsmede, indien het beroep door de klager of door het bestuur is ingesteld, aan de betrokken registeraccountant. Indien het beroep door de betrokken registeraccountant is ingesteld in een procedure die bij klacht of op verzoek van het bestuur bij de raad van tucht aanhangig is gemaakt, geeft de griffier voorts van de instelling van het beroep onverwijld kennis aan de klager, respectievelijk aan het bestuur. Artikel 53 De raad van tucht doet binnen eenentwintig dagen na de ontvangst van de mededeling, bedoeld in artikel 52, tweede lid, de stukken toekomen aan de griffier van het College van Beroep voor het bedrijfsleven. Artikel 54 1. Is het beroep kennelijk niet-ontvankelijk of ongegrond, dan kan, zonder dat een nader onderzoek door het College voor Beroep voor het bedrijfsleven vereist is, de voorzitter bij met redenen omklede beschikking het beroep niet-ontvankelijk of ongegrond verklaren. De griffier zendt afschrift van de beschikking aan de raad van tucht, alsmede bij aangetekende brief aan de betrokken accountant en, indien de procedure bij de raad van tucht bij klacht is aanhangig gemaakt, aan de klager. 15 2. Tegen de beschikking, in het eerste lid bedoeld, kan degene die het beroep heeft ingesteld, binnen veertien dagen na de verzending van de onderhavige brief verzet doen bij het College. Het verzet wordt gedaan door een schriftelijke verklaring aan de griffier van het College. 3. Het College verklaart het verzet niet-ontvankelijk, gegrond of ongegrond. Indien het verzet gegrond wordt verklaard, vervalt de beschikking. 4. Is het College van oordeel, dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk of ongegrond is, dan kan het zonder nader onderzoek het verzet niet-ontvankelijk of ongegrond verklaren, echter niet dan na de betrokkene in de gelegenheid te hebben gesteld te worden gehoord. 5. De beschikking van het College terzake van het gedane verzet is met redenen omkleed. 6. De griffier brengt de beschikking van het College ter kennis van de betrokken accountant en de klager, alsmede van de raad van tucht. Artikel 54a 1. Indien artikel 54 geen toepassing vindt of het verzet gegrond is verklaard, bepaalt de voorzitter de dag voor de behandeling der zaak. De griffier brengt bij aangetekend schrijven de rechtsdag ter kennis van de betrokken accountant en de klager, respectievelijk het bestuur. 2. Voor de behandeling ter terechtzitting worden de processtukken in origineel of in door de griffier gewaarmerkte afschriften gedurende ten minste tien dagen ter griffie, ter griffie van een kantongerecht of elders ter kosteloze inzage voor de betrokken accountant en de klager respectievelijk het bestuur of hun gemachtigden nedergelegd. Het tijdstip, waarop de gelegenheid tot inzage een aanvang zal nemen, wordt door de griffier tijdig tevoren ter kennis van bedoelde personen gebracht. 3. De in het tweede lid bedoelde termijn kan met toestemming van de accountant en de klager respectievelijk het bestuur worden verkort. 4. Is de termijn niet in acht genomen, dan bepaalt het College van Beroep voor het bedrijfsleven een nieuwe rechtsdag, tenzij de betrokken accountant en de klager respectievelijk het bestuur in persoon of bij gemachtigde zijn verschenen. In dit laatste geval kan op verzoek van elk hunner uitstel worden verleend. 5. In de gevallen, waarin op de terechtzitting de behandeling van de zaak voor een bepaalde tijd wordt uitgesteld of geschorst, wordt geen nieuwe kennisgeving gedaan. 16 Artikel 54b Op het rechtsgeding voor het College van Beroep voor het bedrijfsleven zijn de artikelen 41, 42, tweede, derde, vierde en vijfde lid, en 43 van overeenkomstige toepassing. Artikel 54c Aan de betrokken accountant en de klager respectievelijk het bestuur of hun gemachtigden en aan de raadslieden wordt de gelegenheid gegeven het woord te voeren en de middelen van beroep toe te lichten. Artikel 54d Het College van Beroep voor het bedrijfsleven kan de raad van tucht, die de beslissing in eerste aanleg heeft genomen, uitnodigen inlichtingen te geven. Artikel 54e Na de behandeling van de zaak ter terechtzitting bepaalt de voorzitter de dag van de uitspraak. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven kan ook terstond uitspraak doen. Artikel 54f 1. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven verklaart het beroep niet-ontvankelijk, verwerpt het of verklaart het gegrond. 2. Indien het College niet voldoende is ingelicht, kan het bevelen, dat de behandeling der zaak op een nader te bepalen datum zal worden hervat. Artikel 54g Indien het College van Beroep voor het bedrijfsleven het beroep gegrond verklaart, vernietigt het de beslissing van de raad van tucht; het doet alsdan de zaak zelf af of verwijst haar naar een der raden van tucht om haar af te doen met inachtneming van de beslissing van het College. Artikel 54h 1. De uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven houdt de gronden in en wijst de voorschriften aan, waarop zij rust. 2. De uitspraak wordt door de voorzitter van de kamer, die de uitspraak 17 heeft gedaan, en de griffier ondertekend. Indien de voorzitter zich in de onmogelijkheid bevindt de uitspraak te ondertekenen, geschiedt zulks door het oudst benoemde gewone of plaatsvervangende lid, dat de uitspraak mede gewezen heeft. Indien de griffier zich in de onmogelijkheid bevindt, wordt daarvan instede van de ondertekening melding gemaakt. Artikel 541 1. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven zendt van zijn beslissing onverwijld afschrift: a. aan de betrokken accountant; b. aan de klager, indien de beslissing betreft een bezwaar, dat op klacht in behandeling is genomen; c. aan het bestuur; d. aan de raad van tucht, die de zaak in eerste instantie heeft behandeld; e. aan de raad van tucht, naar welke de zaak krachtens artikel 54g is verwezen. 2. Het College kan in afwijking van het eerste lid, onder b, bij zijn beslissing bepalen, dat de klager kennis wordt gegeven uitsluitend van dat deel der beslissing, dat voor hem van belang is. § 7. Beroep Artikel 54j Tegen een op grond van deze wet genomen besluit kan een belanghebbende beroep instellen bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven. 18 TITEL III HET ACCOUNTANTSREGISTER § 1. Algemene bepalingen Artikel 55 1. Er is een accountantsregister, waarin als registeraccountant op hun aanvrage worden ingeschreven zij, die voldoen aan de bij deze wet gestelde eisen. 2. Bij elke inschrijving worden in het register vermeld de naam, voornamen, geboortedatum en het adres van de betrokkene en de datum der inschrijving. 3. Bij elke doorhaling van een inschrijving wordt de datum der doorhaling vermeld. 4. In geval van schorsing van een ingeschrevene als registeraccountant worden vermeld de tijdstippen, waarop de schorsing aanvangt en eindigt. 5. Met het beheer van het accountantsregister is belast het bestuur van de Orde. Artikel 56 1. Het accountantsregister ligt voor een ieder kosteloos ter inzage bij het bestuur van de Orde. 2. Tegen betaling van een vergoeding volgens een door de ledenvergadering bij verordening vast te stellen tarief wordt aan een ieder, die zulks verlangt, schriftelijk medegedeeld: a. of een persoon in het accountantsregister staat ingeschreven; b. of een ingeschrevene als registeraccountant is geschorst. 3. Ten dienste van het Rijk, de provincies, de gemeenten en andere publiekrechtelijke lichamen worden schriftelijke mededelingen als in het tweede lid bedoeld kosteloos verstrekt. 4. Verordeningen, vastgesteld krachtens het tweede lid, behoeven de goedkeuring van Onze Minister van Economische Zaken. Artikel 57 is vervallen bij wet van 6 augustus 1993, Stb. 465. 19 § 2. Inschrijving in het accountantsregister Artikel 58 In het accountantsregister kunnen worden ingeschreven zij, die beschikken over: a. een diploma, afgegeven op grond van het met goed gevolg afgelegd hebben van het in artikel 71 bedoelde accountantsexamen; b. een diploma, afgegeven op grond van het met goed gevolg afgelegd hebben van een examen, terzake waarvan een verklaring als bedoeld in artikel 79a, eerste of tweede lid, is afgegeven, alsmede een getuigschrift van het met goed gevolg afgelegd hebben van het praktijkgedeelte van het in artikel 71 bedoelde examen; c. een verklaring van vakbekwaamheid als bedoeld in artikel 80a. Artikel 58a Degene, die is ingeschreven in het accountantsregister als bedoeld in artikel 55, is gerechtigd tot het voeren van de titel registeraccountant, afgekort RA. Artikel 58b Het is degene, die niet is ingeschreven in het accountantsregister als bedoeld in artikel 55, verboden de titel registeraccountant zonder toevoeging dan wel in enigerlei samenstelling of afkorting te voeren, dan wel zich zodanig te gedragen, dat daardoor bij het publiek redelijkerwijs de indruk moet worden gewekt dat hij tot het voeren van deze titel gerechtigd is. Artikel 58c Onze Minister van Economische Zaken kan bepalen dat degene, die is ingeschreven in het accountantsregister, bedoeld in artikel 55 en die een oplei-dings- of beroepstitel of een afkorting daarvan voert, waartoe hij op grond van een wettelijke regeling van een andere Staat dan Nederland is gerechtigd, bij het voeren van die titel of afkorting tevens de naam en de plaats van vestiging van de instelling of examencommissie, die deze titel heeft verleend, moet vermelden. 20 Artikel 59 1. De inschrijving wordt geweigerd: a. indien de aanvrager niet voldoet aan de bij artikel 58 voor inschrijving gestelde eis: b. indien de aanvrager ingevolge in kracht van gewijsde gegane rechterlijke uitspraak in staat van faillissement verkeert of ten aanzien van hem de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is; c. indien de aanvrager ingevolge in kracht van gewijsde gegane rechterlijke uitspraak onder curatele is gesteld; d. indien de aanvrager ingevolge rechterlijke uitspraak is ontzet van het recht het accountantsberoep uit te oefenen; e. indien gegronde vrees bestaat, dat de aanvrager als registeraccountant inbreuk zal maken op wettelijke voorschriften, de registeraccountants betreffende, of dat zijn inschrijving uit anderen hoofde de eer van de stand der registeraccountants zal schaden. 2. Het eerste lid onder e is niet van toepassing op een aanvrager, die beschikt over de in artikel 58, onder c, bedoelde verklaring, indien hij zonder zich in Nederland te vestigen onderzoeken als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 Burgerlijk Wetboek bij wijze van dienstverlening wil verrichten, mits hij bevoegd is tot het wettelijk voorgeschreven onderzoek van jaarrekeningen in een Lid-Staat van de Europese Gemeenschappen, anders dan Nederland, of in een andere Staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (Trb. 1992, 132). Artikel 60 1. Hij, die in het accountantsregister wenst te worden ingeschreven, dient daartoe een aanvrage in bij het bestuur, onder betaling van een door de ledenvergadering bij verordening te bepalen bedrag. 2. Verordeningen, vastgesteld krachtens het eerste lid, behoeven de goedkeuring van Onze Minister van Economische Zaken. 3. Onze genoemde Minister kan bepalen, welke gegevens bij de aanvrage dienen te worden verstrekt. 4. Het bestuur geeft met betrekking tot de voorbereiding van de beschikking op de aanvraag tot inschrijving toepassing aan de in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht geregelde procedure. Artikel 61 is vervallen bij Wet van 23 december 1993 , Stb. 690. 21 Artikel 62 Het bestuur schrijft de aanvrager, te wiens aanzien tot inschrijving is beslist, binnen drie dagen in het accountantsregister in. Artikel 63 1. Het bestuur haalt een inschrijving in het accountantsregister door: a. in geval van overlijden van de ingeschrevene; b. op verzoek van de ingeschrevene; c. indien de ingeschrevene in een der in artikel 59, eerste lid, onder b-d, genoemde omstandigheden is komen te verkeren; d. ter tenuitvoerlegging, krachtens artikel 35, tweede lid, van een daartoe strekkende tuchtrechtelijke maatregel. 2. Doorhaling van de inschrijving brengt mede verlies van de betrekkingen, waarbij de hoedanigheid van lid van de Orde ingevolge het bij of krachtens deze wet bepaalde vereiste voor benoembaarheid of verkiesbaarheid is. Artikel 64 1. Hij, die in het accountantsregister ingeschreven is geweest, wordt geacht te voldoen aan de bij artikel 58 voor inschrijving gestelde eis. 2. Bij het indienen van een aanvrage om opnieuw in het accountantsregister te worden ingeschreven moet, indien de vorige inschrijving is doorgehaald op een der gronden, bedoeld in artikel 63, eerste lid, onder c, het bewijs worden overgelegd, dat deze grond heeft opgehouden te bestaan. Artikel 65 Van elke inschrijving in het accountantsregister en elke doorhaling van een inschrijving wordt door het bestuur op bij algemene maatregel van bestuur te bepalen wijze mededeling gedaan. § 3 (artikel 66 t/m artikel 70) en Titel UIA (artikel 70A t/m artikel 70D) zijn vervallen bij wet van 6 augustus 1993, Stb. 465. 22 TITEL IV HET ACCOUNTANTSEXAMEN Artikel 71 Er is een accountantsexamen, dat bestaat uit een theoretisch gedeelte en een praktijkgedeelte. Artikel 72 1. Bij het theoretische gedeelte van het examen wordt getoetst of de noodzakelijke theoretische kennis van de vakgebieden die voor de bij of krachtens de wet vereiste controles van jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen van belang zijn, aanwezig is. 2. De omvang en de inhoud van het theoretisch gedeelte van het examen worden nader geregeld bij algemene maatregel van bestuur. Daarbij worden tevens geregeld de eisen voor toelating tot dit examengedeelte, alsmede die voor het verkrijgen van vrijstelling voor bepaalde onderdelen daarvan. 3. Het theoretisch gedeelte van het examen kan in onderdelen worden afgelegd, waarbij elk onderdeel ten minste tweemaal per jaar wordt geëxamineerd. Artikel 73 1. Bij het praktijkgedeelte van het examen wordt getoetst of de in artikel 72, eerste lid, bedoelde kennis in de praktijk kan worden gebracht. 2. De omvang en inhoud van het praktijkgedeelte van het examen worden nader geregeld bij algemene maatregel van bestuur. Daarbij worden tevens geregeld de eisen voor toelating tot dit examengedeelte, alsmede die voor het verkrijgen van vrijstelling van bepaalde onderdelen daarvan. 3. Het praktijkgedeelte van het examen kan in onderdelen worden afgelegd, waarbij elk onderdeel ten minste tweemaal per jaar wordt geëxamineerd. Artikel 73a 1. Ten behoeve van het praktijkgedeelte van het examen dient gedurende ten minste drie jaar een praktijkopleiding die in het bijzonder betrekking heeft op de controle van jaarrekeningen, geconsolideerde jaarrekeningen of soortgelijke financiële opstellingen te worden gevolgd bij personen die voldoende waarborgen bieden voor de opleiding van de stagiair. 23 2. De in het eerste lid bedoelde praktijkopleiding dient gedurende ten minste twee jaar te worden gevolgd bij een registeraccountant. 3. De Orde verleent medewerking aan de praktijkopleiding. De ledenvergadering kan daartoe bij verordening nadere regels stellen. Artikel 73b 1. Zij, die aan het theoretisch gedeelte of het praktijkgedeelte van het accountantsexamen of aan onderdelen van deze gedeelten, wensen deel te nemen, worden daartoe niet toegelaten dan na betaling van een door de ledenvergadering bij verordening vast te stellen examengeld, dat dient ter vergoeding van de aan het examen verbonden kosten. 2. Verordeningen, vastgesteld krachtens het eerste lid, behoeven de goedkeuring van Onze Minister van Economische Zaken. Artikel 73c 1. Zij, die het theoretisch of het praktijkgedeelte van het examen met goed gevolg hebben afgelegd, ontvangen daarvan een getuigschrift. 2. Zij, die zowel het theoretisch als het praktische gedeelte van het examen met goed gevolg hebben afgelegd, ontvangen een diploma. Artikel 74 1. Er is een examenbureau. Onze Minister van Economische Zaken bepaalt het aantal leden en benoemt dezen. Hij wijst uit de leden van het bureau de voorzitter aan. 2. Onze genoemde Minister stelt een beschikking krachtens het eerste lid niet vast dan na het bestuur van de Orde en het in artikel 75 bedoelde curatorium te hebben gehoord. 3. De leden van het examenbureau treden om de vier jaren tegelijk af en kunnen terstond opnieuw worden benoemd. Hij, die benoemd is ter vervulling van een tussentijds opengevallen plaats, treedt af op het tijdstip, waarop degene, in wiens plaats hij is benoemd, had moeten aftreden. Artikel 75 1. Er is een curatorium voor registeraccountants en Accountants- Administratieconsulenten. Onze Minister van Economische Zaken bepaalt het aantal leden en benoemt dezen. Hij wijst uit hun midden de voorzitter aan. 24 2. Onze genoemde Minister stelt een beschikking krachtens het eerste lid niet vast dan na het bestuur, alsmede het bestuur van de Nederlandse Orde van Accountants-Administratieconsulenten, te hebben gehoord. 3. Artikel 74, derde lid, is ten aanzien van de leden van het curatorium van overeenkomstige toepassing. Artikel 76 1. De leden van het examenbureau en van het curatorium ontvangen vergoeding van reis- en verblijfkosten en kunnen vergoeding voor tijdverzuim ontvangen, een en ander volgens regelen, door de ledenvergadering bij verordening te stellen. 2. Verordeningen, vastgesteld krachtens het eerste lid, behoeven de goedkeuring van Onze Minister van Economische Zaken. Artikel 77 1. Het examenbureau regelt de inrichting van het examen. 2. De regeling behoeft de goedkeuring van het curatorium. 3. De mondelinge gedeelten van het examen worden in het openbaar afgenomen. Artikel 78 Het examenbureau is belast met de uitvoering van de krachtens artikel 77 vastgestelde regeling. Het benoemt, in overeenstemming met het curatorium, de examinatoren en heeft de leiding van het examen. Artikel 79 Het curatorium oefent toezicht uit op de werkzaamheden van het examenbureau. Artikel 79a 1. Aan de rijksuniversiteiten te Groningen, Rotterdam en Maastricht, de gemeentelijke universiteit te Amsterdam en de bijzondere universiteiten te Amsterdam en Tilburg geeft het examenbureau een verklaring af dat het bureau het door die universiteiten afgenomen accountantsexamen erkent als gelijkwaardig aan het theoretische gedeelte van het in artikel 71 bedoelde examen. 25 2. Op verzoek van een Nederlandse universiteit in de zin van de Wet op het wetenschappelijk onderwijs of van de Open Universiteit, bedoeld in de Wet op de Open Universiteit (Stb. 1984, 573), geeft het examenbureau terzake van een door die universiteit af te nemen accountantsexamen een verklaring van gelijkwaardigheid af, indien dat examen naar het oordeel van het examenbureau gelijkwaardig is aan het theoretische gedeelte van het in artikel 71 bedoelde examen. 3. Het examenbureau trekt een verklaring als bedoeld in het eerste en tweede lid, al dan niet voorwaardelijk, in, indien naar zijn oordeel het desbetreffende examen niet langer voldoet aan het vereiste van gelijkwaardigheid bedoeld in die leden. 4. Van een beschikking, gegeven krachtens dit artikel, wordt mededeling gedaan in de Staatscourant. 5. Een belanghebbende kan tegen een krachtens dit artikel gegeven beschikking beroep instellen bij Onze Minister van Economische Zaken. 6. Alvorens te beslissen op het beroepschrift hoort Onze voornoemde Minister het curatorium. Artikel 80 1. Binnen acht weken na afloop van elk boekjaar van de Orde brengt het examenbureau aan Onze Minister van Economische Zaken verslag uit omtrent zijn werkzaamheden gedurende dat jaar. Het examenbureau zendt tevens een exemplaar van het verslag aan het bestuur. Het bestuur stelt de leden in de gelegenheid van het verslag kennis te nemen. 2. Binnen vier maanden na afloop van elk boekjaar brengt het curatorium aan Onze Minister van Economische Zaken verslag uit omtrent zijn werkzaamheden gedurende dat jaar. 26 TITEL IV a DE VERKLARING VAN VAKBEKWAAMHEID Artikel 80a Het examenbureau geeft een verklaring van vakbekwaamheid af aan degene die: a. Ie beschikt over een bewijsstuk waaruit blijkt dat hij voldoet aan de eisen van vakbekwaamheid, die in een Lid-Staat van de Europese Gemeenschappen, anders dan Nederland, of in een andere Staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, krachtens wettelijke regeling worden gesteld voor de toelating tot de controle van jaarrekeningen als bedoeld in artikel 1 van de achtste Richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 10 april 1984 op de grondslag van artikel 54, lid 3, sub g, van het Verdrag inzake de toelating van personen, belast met de wettelijke controle van boekhoudbescheiden (PbEG L 126), of 2e in andere gevallen dan bedoeld in het eerste onderdeel, beschikt over een in een ander land dan Nederland verkregen diploma of soortgelijk bewijsstuk, waaruit naar het oordeel van het examenbureau eenzelfde niveau van vakbekwaamheid blijkt als die, welke blijkt uit het met goed gevolg afgelegd hebben van het in artikel 71 bedoelde examen en b. met goed gevolg de in artikel 80b, eerste lid, bedoelde proeve van bekwaamheid heeft afgelegd. Artikel 80b 1. Er wordt ten minste tweemaal per jaar voor degenen, die voldoen aan de in artikel 80a, onder a, gestelde eis, een proeve van bekwaamheid afgenomen, waarbij de kennis van de betrokkene van het Nederlandse recht wordt getoetst, voor zover deze kennis noodzakelijk is voor een goede uitoefening van de controle van jaarrekeningen en andere financiële verantwoordingen, alsmede diens kennis van de voor registeraccountants geldende gedrags- en beroepsregels. 2. Het examenbureau regelt, met inachtneming van het in het eerste lid bepaalde, de omvang en de inrichting van de proeve, alsmede de eisen voor het verkrijgen van vrijstelling van bepaalde onderdelen daarvan. Deze regeling behoeft de goedkeuring van Onze Minister van Economische Zaken. Het examenbureau maakt de regeling na goedkeuring in de Staatscourant bekend. 27 Artikel 80c 1. Degene, die aan de in artikel 80b, eerste lid, bedoelde proeve wil deelnemen, dient daartoe een verzoek in bij het examenbureau, onder overlegging van een bewijsstuk als bedoeld in artikel 80a, onder a, eerste of tweede onderdeel. 2. Op een verzoek om toelating tot de proeve wordt door het examenbureau binnen vier maanden na ontvangst van dat verzoek beslist, 3. Een belanghebbende kan tegen een beschikking als bedoeld in het tweede lid beroep instellen bij Onze Minister van Economische Zaken. 4. Alvorens te beslissen, hoort Onze voornoemde Minister het curatorium. Artikel 80d 1. Ter vergoeding van de kosten voor het afleggen van de proeve is de aanvrager een door de ledenvergadering bij verordening vast te stellen bedrag verschuldigd. 2. Verordeningen, vastgesteld krachtens het eerste lid, behoeven de goedkeuring van Onze Minister van Economische Zaken. Artikel 80e De Orde draagt zorg voor een opleiding voor de proeve. 28 TITEL V OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN Artikel 81 t/m artikel 106 zijn vervallen bij wet van 6 augustus 1993, Stb. 465. Artikel 107 1. Degene, die in strijd handelt met het bepaalde in de artikelen 34, tweede lid en 58b wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie. 2. Het in het eerste lid strafbaar gestelde feit is een overtreding. 3. Indien tijdens het plegen van de in het eerste lid omschreven overtreding nog geen jaar is verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige wegens dezelfde overtreding onherroepelijk is geworden, wordt hij gestraft met een hechtenis van ten hoogste twee weken of een geldboete van de tweede categorie. Artikel 107a 1. Met de opsporing van bij deze wet strafbaar gestelde feiten zijn, behalve de bij of krachtens artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering aangewezen ambtenaren, belast zij, die daartoe door Onze Minister van Justitie in overeenstemming met Onze Minister van Economische Zaken zijn aangewezen. 2. Van een krachtens het eerste lid vastgestelde beschikking wordt mededeling gedaan in de Staatscourant. Artikel 108 Deze wet kan worden aangehaald als: Wet op de Registeraccountants. Artikel 109 De onderscheidene artikelen van deze wet treden in werking op door Ons te bepalen tijdstippen. 29 Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministeriële Departementen, Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden. Gegeven ten Paleize Soestdijk, 28 juni 1962 JULIANA 30 OVERGANGSBEPALINGEN WET OP DE REGISTERACCOUNTANTS krachtens de wet van 6 augustus 1993 (Stb. 1993, 465) A Elke inschrijving in het accountantsregister krachtens de vervallen artikelen 81 tot en met 102 van de Wet op de Registeraccountants blijft geldig totdat deze op grond van de wet wordt doorgehaald. B Mits de aanvraag om inschrijving is ingediend binnen zes jaar na de datum van inwerkingtreding van deze wet kunnen, in afwijking van artikel 58 van de Wet op de Registeraccountants, in het accountantsregister tevens worden ingeschreven zij, die beschikken over een bewijsstuk waaruit blijkt dat zij uiterlijk binnen zes jaar na de datum van inwerkingtreding van deze wet met goed gevolg hebben afgelegd: a. het accountantsexamen, bedoeld in artikel 71 van de Wet op de Registeraccountants, zoals dat artikel luidde voor de datum van inwerkingtreding van deze wet; b. het accountantsexamen, bedoeld in artikel 80a van de Wet op de Registeraccountants, zoals dat artikel luidde voor de datum van inwerkingtreding van deze wet; c. het accountantsexamen aan een universiteit in de zin van de Wet op het wetenschappelijk onderwijs of aan de in de Wet op de Open Universiteit geregelde Open Universiteit; d. het theoretische gedeelte van het in artikel 71 van de Wet op de Registeraccountants bedoelde accountantsexamen; e. een accountantsexamen, terzake waarvan een verklaring als bedoeld in artikel 79a, eerste of tweede lid, van de Wet op de Registeraccountants is afgegeven. C Degenen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet beschikken over een vergunning als bedoeld in het bij deze wet vervallen artikel 70b, eerste lid, onder b, van de Wet op de Registeraccountants, worden aangemerkt als ingeschreven in het in artikel 55 van genoemde wet bedoelde accountantsregister. Het bestuur van de Orde draagt zorg voor de opneming van de op grond van het genoemde artikel 55 vereiste gegevens in het accountantsregister. 31 D Aanvragen om een vergunning als bedoeld in het bij deze wet vervallen artikel 70b, eerste lid, onder b, van de Wet op de Registeraccountants, ten aanzien waarvan nog geen beslissing is genomen op het moment van inwerkingtreding van deze wet, worden behandeld met toepassing van het voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet geldende recht, met dien verstande dat, wanneer de aanvrager voldoet aan de voor de vergunningverlening gestelde eisen, hij geen vergunning verkrijgt maar in het in artikel 55 van de Wet op de Registeraccountants bedoelde accountantsregister wordt ingeschreven. Het bestuur van de Orde draagt zorg voor de inschrijving en de opneming van de vereiste gegevens. E Zolang de in artikel 72, tweede lid, van de Wet op de Registeraccountants bedoelde algemene maatregel van bestuur niet in werking is getreden, is van toepassing het Koninklijke Besluit van 24 januari 1974 (Stb. 58). F 1. De op grond van het vervallen artikel 36 van de Wet op de Registeraccountants ingestelde raad van tucht blijft in stand, met toepassing van het voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet geldende recht, ten behoeve van de behandeling van op dat tijdstip bij die raad van tucht aanhangige bezwaren, totdat de beslissingen aangaande die bezwaren onherroepelijk zijn geworden. 2. De op het moment van inwerkingtreding van deze wet in de raad van tucht zitting hebbende leden blijven, in afwijking van het aftredingsrooster, daarin zitting houden tot de raad wordt ontbonden. 3. De behandeling van een op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet bij de in het eerste lid bedoelde raad van tucht aanhangig bezwaar tegen een registeraccountant wordt voortgezet door die raad van tucht, met toepassing van het voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet geldende recht. 4. Ten aanzien van een beslissing op een bezwaar als bedoeld in het derde lid is artikel 52 van de Wet op de Registeraccountants, zoals dit luidde voor de inwerkingtreding van deze wet, van toepassing. De raad van beroep behandelt het beroep overeenkomstig het in onderdeel G, eerste lid, bepaalde. 5. Artikel 35 van de Wet op de Registeraccountants is van toepassing op de door de raad van tucht gegeven beslissingen. 32 \ 1. De behandeling van een op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet bij de in het vervallen artikel 46 van de Wet op de Registeraccountants bedoelde raad van beroep aanhangig beroep wordt voortgezet door die raad van beroep, met toepassing van het voor dat tijdstip geldende recht. 2. De raad van beroep blijft in stand, met toepassing van het voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet geldende recht, totdat op alle ingestelde beroepen, daaronder begrepen beroepen ingesteld op grond van onderdeel F, vierde lid, onherroepelijk is beslist. 3. De op het moment van inwerkingtreding van deze wet in de raad van beroep zitting hebbende leden, blijven in afwijking van het aftredingsrooster daarin zitting houden tot de raad wordt ontbonden. 4. Artikel 35 van de Wet op de Registeraccountants is van toepassing op de door de raad van beroep gegeven beslissingen. H 1. Binnen achttien maanden na de datum van inwerkingtreding van deze wet stelt de ledenvergadering van de Orde een verordening inzake de gedrags- en beroepsregels voor registeraccountants vast, die voldoet aan artikel 19a, eerste lid, van de Wet op de Registeraccountants. 2. Totdat de in het eerste lid bedoelde verordening in werking is getreden, geldt het in dat lid genoemde artikel 19a, eerste lid, niet. 3. Indien de ledenvergadering de in het eerste lid bedoelde verordening niet binnen achttien maanden na de inwerkingtreding van deze wet heeft vastgesteld, worden de in artikel 19a, eerste lid, bedoelde voorschriften vastgesteld door Onze Minister van Economische Zaken, in overeenstemming met Onze Minister van Justitie. Deze voorschriften gelden totdat de in het eerste lid bedoelde verordening in werking is getreden. 33 KONl^"^ I "< f i ' ^ n ' - " ! »Mn«? INSTITUUT V,,.. ."AKTS b I u L I u I II b E K BIBLIOTHEEK VRUE UNIVERSITEIT 3 0000 00037 8640 L N IV ^ Koninklijk Nederlands Instituut van Registeraccountants A.J. Ernststraat 55 Postbus 7984 1008 AD Amsterdam tel 020-3010301 fax 020-3010302 4" druk bijgewerkt tot I maart 1999 |
Evaluatie |
|
|
|
B |
|
C |
|
D |
|
F |
|
H |
|
K |
|
M |
|
N |
|
O |
|
P |
|
V |
|
|
|