SUPPLEMENT
OP
PRACTISCH BOEKHOUDER
HANDLEIDING BIJ HET ONDERWIJS
DOOR
DR. W . KREUKNIET,
OUD-ACCOUNTANT EN OUD-LEERAAR IN HET BOEKHOUDEN
EN DE STAATHUISHOUDKUNDE
TWEEDE DRUK*
TWEEDE STUK,
BEVATTENDE DE HOOFDSTUKKEN:
VIII. Beginselen der Fabrieksboekhouding.
IX. Kenmerkende gedeelten der bankboek-houding.
X. Boekingen van handelingen voor
gemeene rekening.
193Ï
N.V UITGEVERSMAATSCHAPPIJ V/H G. DELWEL
'S-GRAVENHAGE
SUPPLEMENT
OP
PRACTISCH BOEKHOUDEN.
HANDLEIDING BIJ HET ONDERWIJS
DOOR
DR> W* KREUKNIET,
OUD-ACCOUNTANT EN OUD-LEERAAR IN HET BOEKHOUDEN
EN DE STAATHUISHOUDKUNDE
TWEEDE DRUK,
TWEEDE STUK,
BEVATTENDE DE HOOFDSTUKKEN:
VIII. Beginselen der Fabrieksboekhouding.
IX, Kenmerkende gedeelten der bankboek'
houding.
X. Boekingen van handelingen voor
gcmeene rekening.
1931
N.V UITGEVERSMAATSCHAPPIJ V/H G. DELWEL
'S-GRAVENHAGE
Regelen
omtrent het gebruik der boekerij van hei Nederlands Instituut
van Accountants, vastgesteld in de bestuursvergadering
van 5 Mei 1948.
1. Leden en assistenten van het Instituut kunnen gratis van de
bibliotheek gebruik maken.
2. De termijn van uitlening is als regel één maand; deze kan
op aanvraag worden verlengd.
3. Indien een herinnering aan terugzending nodig is, betalen
leden en assistenten hiervoor f O.IO administratiekosten.
4. Tijdschriften worden alleen in gebonden jaargangen uitgeleend;
lopende jaargangen liggen ter inzage.
5. Boeken, welke voor examinatoren van belang kunnen zijn,
kunnen indien nodig binnen de duur van een maand worden
teruggevraagd. Van deze omstandigheid wordt als regel in
de desbetreffende boeken melding gemaakt.
6. Anderen dan leden of assistenten van het Instituut kunnen
van de bibliotheek geen gebruik maken, uitgezonderd:
bibliotheken, ten aanzien waarvan wederkerigheid verzekerd
is, en wel gratis, indien ook te dezen aanzien wederkerigheid
bestaat,
studenten van Nederlandse Universiteiten of Hogescholen,
op dezelfde voorwaarden als die, welke ook voor assistenten
van het Instituut gelden.
personen die, ter beoordeling van de Adjunct-Secretaris
van het Instituut, onder door hem te stellen voorwaarden
tot het gebruik van de bibliotheek worden toegelaten.
E:
cr^-?A
LWEL, 's-Gravcnhage:
l DER ACCOUNTANCY.
HANDLEIDING
iran Accountants en Assistent-
(Directeuren en Commissarissen
K Vennootschappen) Kooplieden,
il<iers en Industriëelen,
LEET IN VIJF DEELEN.
afzonderlijk verkrijgbaar.
2é HERZIENE VERMEERDERDE DKUK.
PRIJS GECARTONNEERD f 4,—-
BEGINSELEN VAN HET
PRIVAATRECHT
door
Mr. H. D. M. KNOL.
PRIJS f 3,50. PRIJS f 3,50.
W, Soetckouw cn H. D» M» Knol
Handels- cn Wetskennis
op onze Examens»
Uiteenzetting van onderscheidene
Belasting-, Handels- en Sociale
Wetten, gevolgd door een verzameling
vragen en opgaven over
Handels- en Wetskennis, ontleend
aan verschillende Examens.
5e vermeerderde druk. Prijs f 3t—-•
Staatspractijkexamen
voor Handel en Administratie.
3, 4 en 5 Augustus 1926
27, 28 en 29 Juli 1927 .
8, 9 en 10 Augustus 1928
1, 2 en 3 October 1929 .
ƒ 0,75
. . 0,50
, . 0.50
„ 0,50
in alom verkrijgbaar zijn gesteld:
ÏL I. — Prijs f 4,50.
.ccountantsberoep
DOOR
IJST en J. V. L. M. VERBIEST
IL I I . — Prijs f 5.00.
straticvc Inrichtings»
Kostprijsberekeningt
i Dr. A. STERNHEIM.
bestudeere vooral dit boek voor
lar Examen Handelswetenschappen
en voor het Staatspractijkdiploma.
DEEL I l l a . — Prijs f 3,50.
Dc Accountants-Contrölc
(Algemeene Beginselen)
door Dr. A. STERNHEIM.
DECL III b. — Prijs i 25.00.
CEerste en Tweede deel)
De Accountants-Contrólc
in de Practijk
DOOR J . J . M. H. NIJST.
DEEL Va. — P r i j s t 3,50-
INRICHTINGSLEER.
DEEL \b. — Prijs f 4,00.
CONTROLE-LEER
Verzameling opgaven ten behoeve
van de opleiding Accountancy
voor een deel ontleend aan de examens en de
oefeningsrubrieken uit Accountancy" en „De
Accountant". Naar typen gerangschikt en van
aanteekeningen voorzien
door R. A. DIJKER.
Rekenkunde en Algebra*
overziclit der Beginselen, vooral ten dienste
van hen, die zich voorbereiden
voor de acte K XII M.O.
door L. BOUMAN Jr.
Herzien door E. SMIT.
DERDE DRUK. PRIJS f 2,75.
•
•
1
l!
„ \i^-<---f
Koninklijk NIVRA
2060 017 1831
VIII. Beginselen der Fabrieksboekhouding.
INLEIDING.
§ 79. Verschil tusschen de boekhouding van handels- en die van
fabriekszaken. Tot dusverre is de boekhouding van handelszaken
behandeld. Slechts terloops is nu en dan de fabrieksboekhouding
ter sprake gekomen (b.v. in deel II).
In handelszaken worden geen goederen voortgebracht, in fabriekszaken
is dit wel het geval. Uit grondstoffen worden met behulp
van arbeid en machines nieuwe goederen gevormd, die te gelde
gemaakt worden. Aan de boekhouding worden daarbij nieuwe •
eischen gesteld.
De voornaamste dezer eischen is zeker wel deze: de fabrieksboekhouding
moet den kostprijs van het fabrikaat leeren kennen.
De kostprijsberekening komt ook in gewone handelszaken voor,
doch de daartoe noodige gegevens verschaft men zich gewoonlijk
buiten de boekhouding om, daar ze meestal bestaan uit den betaalden
prijs, assurantie, vracht, provisie, ontvang- en verschepingskosten,
rechten, onderwicht en wisselkoers. De kostprijsberekening in"}
fabriekszaken moet evenwel in de boekhouding haar steunpunt vinden.
Een fabrieksboekhouding, die niet de gegevens verschaft voor de
opstelling van den kostprijs, heeft slechts geringe waarde.
Verder moet een nauwkeurige verantwoording der grondstoffen I
worden opgesteld. Een handelaar, die geen magazijnboek houdt,
kan desnoods nog wel uit zijn verkoopboek of uit de uitgaande >
facturen nagaan, waar een partij goederen is gebleven; deze is _}
immers niet verwerkt, doch, zij het dan ook aan verschillende J
personen, in onveranderden toestand verkocht. Een fabrikant, die
geen nauwkeurige controle op zijn grondstoffen heeft, zal wel slechts
zeer zelden in staat zijn, achteraf na te gaan, waar deze gebleven
zijn; immers ze zijn opgegaan in het fabrikaat.
Suppl. Pract. Boekh. 19
Rre
290
§ 80. Kostprijs. Vóór alles moet begrepen worden, wat onder
kostprijs is te verstaan. Dat in den kostprijs van eenig fabrikaat
de waarde der verbruikte grondstoffen moet worden opgenomen,
behoeft geen toelichting. Ook niet, dat loon daarbij in rekening
moet worden gebracht. Welk loon echter?
Men moet de loonen nauwkeurig onderscheiden. In vele fabrieken
is de volgende indeeling bruikbaar:
a. loonen, betaald voor het in ontvangst nemen, de bewaring,
verzorging der grondstoffen en de aflevering daarvan aan de fabriek
ter verwerking;
b. loonen, betaald voor de eigenlijke fabricage;
c. loonen, betaald voor het in gang houden der machines, voor
het toezicht op de fabricage en voor de reparatie en het onderhoud
der gebouwen en machines;
d. loonen, betaald voor de opberging en de bewaring van het
fabrikaat.
De onder a. genoemde loonen verhoogen den prijs der grondstoffen
en worden daarom tegelijk met de grondstoffen in den kostprijs
opgenomen.
De loonen onder b. worden directe loonen genoemd, omdat ze
rechtstreeks ten laste van een bepaald fabrikaat komen.
De loonen onder c. zijn indirecte loonen, zoo genaamd, omdat ze
niet ten laste van een bepaald fabrikaat, doch ten laste van het
fabrikaat als één geheel beschouwd moeten worden gebracht. Zoo zal
in een wagonfabriek het loon der arbeiders, die rechtstreeks werken
aan een bepaalden wagon, direct loon zijn. Het loon van het machinekamerpersoneel
daarentegen indirect loon.
Eindelijk zal het loon, onder d. genoemd, den magazijnprijs van
het fabrikaat verhoogen.
Bovenstaande loonverdeeling wordt slechts gegeven als een voorbeeld.
In elke fabriek zal men de loonverdeeling, in verband met
de bestemming der loonen, moeten opstellen.
Het direct loon wordt rechtstreeks in den kostprijs van het
betrokken fabrikaat opgenomen. Het komt in dit opzicht overeen
met de verbruikte grondstoffen. Grondstoffen en direct loon worden
daarom onder één naam samengevat: directe productiekosten.
Alle verdere kosten, die op de fabricage drukken, worden indirecte
productiekosten genoemd. Hiertoe behooren o.a. de indirecte
loonen, zooals het loon van het machinekamerpersoneel, en van
het toezicht, het onderhoud van machines, gebouwen en gereed-
291
schappen, de afschrijvingen daarop, de premie, die voor de verzekering
tegen brandschade aan gebouwen en machines wordt
betaald.
Verder heeft men nog de zoogenaamde algemeene kosten, die noch
direct noch indirect als zuivere productiekosten zijn te beschouwen,
doch ten laste van het geheele bedrijf moeten worden gebracht.
Hiertoe behooren o.a. salarissen van het kantoorpersoneel, voor
zoover dat niet aanwijsbaar in dienst staat der fabricage, in het
algemeen alle kantooronkosten, zooals telefoon, porti, telegrammen,
enz. Deze kosten komen gedeeltelijk ten laste van de fabricage
en gedeeltelijk ten laste van den verkoop van het fabrikaat.
Gewoonlijk is echter geen juiste verdeelingsbasis aan te geven,
zoodat ze als algemeene kosten onverdeeld blijven voorkomen.
Men moet echter trachten, zoo weinig mogelijk kosten als algemeene
kosten te boeken. Worden b.v. voor den aankoop van grondstoffen
dure telegrammen verzonden of groote reiskosten gemaakt, dan
moeten deze kosten ten laste der grondstoffen worden gebracht.
Het salaris van kantoorpersoneel, dat geheel belast is met kostprijsberekening,
of kostprijsboekhouding, wordt als indirecte productiekosten,
niet als algemeene kosten geboekt.
Ten slotte is er nog een vierde groep van kosten met een eigen
karakter: de verkoopkosten. Hierboven bleek reeds, dat de loonen,
betaald voor de opberging, bewaring en de aflevering van het
gereed fabrikaat hiertoe behooren. In het algemeen rekent men er
toe alle kosten, die worden gemaakt ten behoeve van den verkoop
van het fabrikaat: reiskosten, provisie en salaris van reizigers,
vracht voor de aflevering van het fabrikaat, eventueele verpakking,
reclame enz.
Men kan het begrip verkoopkosten nog anders formuleeren: elk
industrieel bedrijf bestaat uit twee scherp te onderscheiden afdee-lingen.
De eerste is de eigenlijke fabriek, waar de vervaardiging
van het fabrikaat plaats vindt. Alle kosten, die men zich voor
dit doel moet getroosten, zijn productiekosten. De tweede afdeeling
is de handelsafdeeling, die tot taak heeft den verkoop van het
fabrikaat. Alle kosten, die voor dit doel gemaakt worden, zijn
verkoopkosten.
Men heeft dus de volgende indeeling der kosten:
a. directe productiekosten,
grondstoffen,
directe loonen,
292
b. indirecte productiekosten,
c. algemeene kosten,
d. verkoopkosten.
In het vervolg wordt onder kostprijs van een fabrikaat verstaan,
het totaal der directe productiekosten, die voor de vervaardiging zijn
aangewend, verhoogd met een evenredig aandeel in de indirecte en in
de algemeene kosten.
De verkoopkosten worden dan niet in aanmerking genomen als
bestanddeel van den kostprijs, doch worden in mindering gebracht
van de opbrengst van het fabrikaat.
De kostprijs geeft dus het bedrag aan, dat aan de vervaardiging,
niet aan den verkoop, is ten koste gelegd. Daarom houden de
fabricagekosten op, zoodra het fabrikaat gereed is gekomen. Alle
verdere kosten zijn verkoopkosten. Reeds de kosten van transport
van het fabrikaat naar het magazijn of de opslagplaats, zijn geen
fabricagekosten meer, doch verkoopkosten.
Meer en meer wordt het echter noodzakelijk geacht, bij de
industriëele productie te letten op de ontwikkeling der totale kosten,
met inbegrip ook van de kosten van verkoop. Vele deskundigen
nemen daarom de verkoopkosten in den kostprijs op.
Bij de bespreking der algemeene kosten is gebleken, dat deze
gedeeltelijk ook verkoopkosten bevatten, doch dat het juiste
bedrag daarvan niet met zekerheid kan worden vastgesteld. Een
gedeelte van het kantoorsalaris is ongetwijfeld als verkoopkosten
te beschouwen: de correspondentie met de afnemers, het factu-reeren
der verkoopen, het incasseeren, de geheele verkoopsadministratie
vallen onder den verkoop, en de kosten daarvan dus onder
de verkoopkosten. Waar slechts eenigszins mogelijk, moet het
bedrag der verkoopkosten, begrepen in de algemeene kosten,
worden berekend of geschat en van de algemeene kosten worden
overgeboekt naar de verkoopkosten.
Ter verkrijging van den juisten prijs der grondstoffen, is het ook
gewenscht, het deel der algemeene kosten, dat op de grondstoffen
drukt, aan het eind eener zekere periode te begrooten en van de
algemeene kosten af te voeren.
Alleen na deze overboekingen kan het bedrag der algemeene
kosten als een bestanddeel van den kostprijs worden aangemerkt.
§ 81. Kostprijsberekening en boekhouding. De kostprijsberekening
heeft allereerst ten doel:
293
1. vaststelling van den aanbiedingsprijs,
2. controle op het economisch functioneeren van het bedrijf,
3. bepaling van de balanswaarde van halffabrikaten en van
gereed product.
A. Massaproductie.
Het eenvoudigst is de kostprijsberekening bij zuivere massaproductie,
bv. de suiker-, meel-, gas- en steenfabricage.
De kostprijs per eenheid product wordt gevonden door het
totaal van alle kosten te deelen door het aantal eenheden product,
dus door indirecte calculatie.
De kostprijs van elke afzonderlijke eenheid van het product
wordt namelijk niet rechtstreeks berekend, doch wordt vastgesteld
met behulp van een deeling.
De fabrikant moet hier trachten, bij een gegeven prijs (veelal
gelden marktprijzen voor massaproducten) nog loonend te produ-ceeren.
Het doel van de kostprijsberekening is dus voornamelijk: controle
op het zoo zuinig mogelijk werken van het bedrijf in alle
onderdeden.
B. Stukproductie.
Wanneer van elk product afzonderlijk de kostprijs moet worden
berekend, worden allereerst de directe kosten, aan het product
besteed, vastgesteld. Verder moet worden bepaald, welk aandeel
in de indirecte kosten en in de algemeene kosten ten laste van dit
product moet worden gebracht.
De kostprijs wordt gevonden door directe calculatie. Bij machinefabrieken
en scheepsbouw komt deze methode voor.
Het duidelijkst doet deze stukproductie zich voor, wanneer verschillende
producten worden vervaardigd, en enkel op bestelling
wordt gewerkt.
Het doel van de kostprijsberekening is hier vooral: vaststelling
van den aanbiedingsprijs.
C. Serieproductie.
De moderne industrie ontwikkelt zich vooral in de richting van
fabricage van gelijkvormige artikelen. Bij serieproductie kan de
serie in haar geheel als afzonderlijk product worden beschouwd;
de kostprijs per eenheid product wordt weer door deeling gevonden.
Boekhouding.
De boekhouding bij massaproductie verschaft in den regel geen
294
bijzondere moeilijkheden. Alle kosten van productie zouden op
één enkele rekening kunnen worden opgenomen.
Met het oog op de controle op de economie van het bedrijf
wordt echter een splitsing doorgevoerd. (Zie § 87).
Anders staat het bij de stukproductie.
De boekhouding heeft hierbij ten opzichte van den kostprijs
twee problemen op te lossen.
Het eerste probleem is de zoo nauwkeurig mogelijke bepaling
van de waarde der grondstoffen, verbruikt bij de vervaardiging
van een zeker fabrikaat en van het daarvoor betaalde directe loon,
m. a. w. de juiste bepaling der directe productiekosten.
Het tn^eede probleem is de bepaling der grootte van de indirecte
productiekosten en van de algemeens kosten, drukkende op een zekere
periode en het aangeven van de beste wijze van verdeeling dezer
kosten over elk der fabrikaten, in die periode vervaardigd.
Het eerste probleem is vrij eenvoudig, ofschoon men bij de
oplossing in de practijk met vele moeilijkheden heeft te kampen.
Anders is het echter met het tweede probleem. De moeilijkheid
hierbij is het vinden van den juisten verdeelingsmaatstaf. Men kan
hier de waarheid slechts benaderen. Bijna elke oplossing is aanvechtbaar.
Met het oog hierop is het raadzaam, bij de splitsing der kosten,
alle posten, die slechts eenigszins daartoe in aanmerking komen,
als directe kosten te boeken: hoe geringer de indirecte productiekosten
en de algemeene kosten zijn, hoe geringer de fout is, die men
onvermijdelijk bij de verdeeling maakt.
Serieproductie kan worden beschouwd als een combinatie van
de beide aangeduide gevallen: stukproductie en massaproductie.
§ 82. Indeeling der totale kosten van productie. Constante en
variabele kosten. Naast de indeeling in directe en indirecte kosten
moet aandacht worden geschonken aan een tweede, daarnaast
loopende indeeling der kosten, n.l. in constante en variabele kosten.
Kosten, die de bewegingen in de grootte der productie volgen,
noemt men variabele kosten, terwijl de kosten, die niet of slechts in
geringe mate onder den invloed van de stijging of de daling der
productie staan, constante kosten worden genoemd. Men kan de
productie of den afzet van elk bedrijf beschouwen als een bepaalde
belasting van een bepaalde, vaststaande productie- of afzetcapa-citeit.
De constante kosten zijn die kosten, welke met de capaciteit
295
van het bedrijf causaal samenhangen en niet of slechts weinig beïnvloed
worden door de grootte van de productie; de variabele zijn
die, welke met de grootte van de productie causaal samenhangen
en niet of slechts weinig beïnvloed worden door de capaciteit van
het bedrijf.
Stijgt de productie, dan zullen in het algemeen de directe productiekosten
moeten stijgen. De kosten van het toezicht op den
arbeid zullen eerst stijgen, als de productie zeer aanzienlijk toeneemt.
De afschrijvingen zijn vrijwel stabiel; slechts bij een buitengewone
vergrooting der productie zal de afschrijving verhoogd
moeten worden.
Tot de variabele kosten behooren o.a.: de grondstoffen, het
directe loon en de onderhoudskosten. Tot de constante kosten behooren
de loonen van het toezicht, de loonen van het personeel
der machinekamer, het salaris van den technischen directeur, de
afschrijvingen, de algemeene kosten en de rente (zie echter §83).
In de practijk zullen de variabele kosten wel nooit juist in evenredigheid
met de productie dalen of stijgen, zooals eenvoudigheids-halve
gewoonlijk wordt verondersteld bij de berekeningen; de
constante kosten zullen wel steeds aan verandering onderhevig
zijn, zelfs bij een constante productie.
Kostprijswet.
Uitbreiding of inkrimping der productie is van grooten invloed
op den kostprijs per eenheid product: de daling der productie doet
den kostprijs stijgen, doordat de constante kosten over een verminderde
hoeveelheid fabrikaat moeten worden verdeeld, terwijl
de variabele kosten in dit geval geen verandering in den kostprijs
per eenheid veroorzaken.
Omgekeerd zal een stijging der productie den kostprijs doen
dalen, doordat de constante kosten over een vermeerderde hoeveelheid
fabrikaat moeten worden verdeeld, terwijl de variabele kosten
vrijwel per eenheid onveranderd blijven.
Deze kostprijswet verklaart de groote beteekenis, die de onderscheiding
der kosten in constante en variabele heeft, voor de verklaring
van den invloed, die veranderingen in de grootte der
productie op den kostprijs hebben.
De gevonden kostprijswet kan arithmetisch worden toegelicht.
Noemt men de variabele productiekosten v, de constante c en het
aantal geproduceerde fabrikaten p, den kostprijs daarvan k, dan
heeft men:
296
P P
Neemt nu p toe, dan zal v in het algemeen in dezelfde mate
v
toenemen, waardoor de waarde van — in het algemeen onver-
P
c
anderd zal blijven; de waarde van — neemt dan echter af, omdat
P
c ondersteld wordt onveranderd te blijven, waardoor ook k daalt,
m. a. w. het toenemen van p (de productie) heeft een daling van
k (den kostprijs) tengevolge.
V
Bij een daling van p, blijft — weder in het algemeen onver-
Bedrij fsdrukte.
De gevonden kostprijswet werpt een helder licht op de be-teekenis,
die de bedrijfsdrukte voor den kostprijs heeft. In het algemeen
kan worden gezegd, dat elke goed georganiseerde fabriek
slechts bij een bepaalde grootte der productie in alle onderdeelen
goed functioneert. Men noemt de productie, waarbij dit het geval
is, de normale productie. Daalt, tengevolge van slapte, de productie
onder de normale, dan is daarvan het onvermijdelijk gevolg dat
de constante kosten een verhoogden druk op den kostprijs uitoefenen,
die tot uitdrukking zal komen in het bedrijfsresultaat en
die winst zelfs in verlies kan doen verkeeren. Dit is dan een verlies
door bedrijfsslapte. Omgekeerd kan de productie boven de normale
uitgaan. De constante kosten drukken dan minder en geven een
extra winst, die winst door bedrijfsdrukte heet.
Het inzicht in den gang van zaken wordt verhelderd, indien de
boekhouding deze verliezen of winsten op afzonderlijke rekeningen
tot uitdrukking kan brengen.
Ook moet nog worden gewezen op den invloed, dien de bedrijfsdrukte
op de balanswaarde van den onverkochten voorraad heeft.
Veelal wordt de onverkochte voorraad tegen den kostprijs op
de balans gebracht. In tijden van buitengewoon groote bedrijfsslapte
kunnen tegen deze methode wel eenige bedenkingen worden
ingebracht. Het gevaar dreigt dan, dat de kostprijs met zulk een
groot aandeel der constante kosten wordt bezwaard, dat verlies bij
den verkoop van het fabricaat niet kan uitblijven. Het is in een
297
dergelijk geval raadzaam, als balanswaarde aan te nemen den
kostprijs bij normale productie.
§ 83. Rente in den kostprijs. Ten opzichte van de vraag, of de
rente in den kostprijs moet worden opgenomen, worden vier verschillende
standpunten ingenomen:
1. De rente moet geheel buiten den kostprijs gehouden worden.
2. Alleen de werkelijk betaalde rente moet in den kostprijs
worden opgenomen, dus niet de rente over het eigen kapitaal.
3. Niet alleen de werkelijk betaalde rente, doch ook de te
berekenen rente over het eigen kapitaal, is als een kostprijsfactor
te beschouwen.
4. Bij de kostprijsberekening heeft een volledige renteberekening
plaats, welke geheel los staat van de omstandigheid, dat al
of niet rente wordt betaald. Voor de kostprijsberekening wordt
rente berekend over de boekwaarde van het aangewende vaste
kapitaal, en over het gemiddeld aangewende bedrijfskapitaal.
Het is hier de plaats niet, deze meeningen te bespreken; ze worden
slechts volledigheidshalve vermeld.
§ 84. Kostprijsberekening en prijspolitiek. De moderne bedrijfseconomische
beschouwingen met betrekking tot den kostprijs wijden
vooral aandacht aan de beteekenis van constante en variabele kosten,
in verband met de bedrij fsdrukte. De kostprijs bij normale productie
geeft een steunpunt voor de berekeningen.
Bij de beschouwingen in dit verband gaat het niet om het vinden
van een idealen kostprijs, van een absoluut juisten kostprijs. Er
worden verschillende kostprijzen onderscheiden, welke bij het vellen
van een oordeel in verschillende omstandigheden van beteekenis
zijn:
1. De kostprijs, welke alle variabele en constante kosten omvat,
met inbegrip van afschrijving en rente, de werkelijke kostprijs dus.
2. De z.g. grensprijs, d.w.z. de som van alle variabele kosten.
Wanneer tegen grensprijs wordt geleverd, worden de vaste kosten
in 't geheel niet vergoed. Zoolang men verkoopt boven grensprijs,
wordt althans een gedeeltelijke dekking van de vaste kosten verkregen.
De grensprijs heeft niet alleen beteekenis voor het stellen van
een ondersten prijsgrens in het ongunstigste geval. Hij is ook van
belang voor de vraag, of men een bepaalde werkzaamheid in eigen
298
beheer zal doen uitvoeren, dan wel deze aan derden zal opdragen.
3. Men kan zich voorstellen, dat het voor een aantal bedrijven,
welke bij hun prijspolitiek geen steun vinden in een min of meer
stabiele markt, gewenscht is, tusschen deze twee uitersten nog
andere prijzen te kennen, zooals b.v. een kostprijs, omvattende alle
variabele en constante kosten zonder rente en afschrijving, d.w.z.
een prijs, die bij normale belasting van het bedrijf juist de liquiditeit
in stand houdt.
4. Een vierde kostprijs die beteekenis heeft, is die, welke wel
de afschrijving, maar niet de rente bevat, waarbij dus niet alleen
de liquide middelen, maar ook de vaste activa intact worden
gehouden, doch waarbij geen rendement over het kapitaal wordt
verkregen.
De berekening van deze verschillende kostprijzen brengt volstrekt
niet mede de behoefte aan een meer gecompliceerde administratie.
Wanneer de administratie slechts de gegevens verschaft
voor de analyse der kosten, wordt de afleiding der laatste drie
kostprijzen uit den werkelijken kostprijs een heel eenvoudig
sommetje.
§ 85. Indeeling der fabrieksboekhouding. Op de stof, behandeld
in §§ 82, 83, 84 zal hier niet verder worden ingegaan, daar dit ons
te ver op het terrein der bedrijfshuishoudkunde zou voeren.
Bij de inrichting van de fabrieksboekhouding wordt men in
hoofdzaak geleid door de in § 81 aangegeven beginselen.
Het is niet moeilijk uit een boekhouding, op die wijze ingericht,
bovendien gegevens te halen, welke van belang zijn in verband
met beschouwingen, als in § 84 zijn bedoeld. In aansluiting met
de in § 81 gegeven onderscheiding onderscheidt men twee gevallen:
A. De boekhouding bij indirecte calculatie (massaproductie).
B. De boekhouding bij directe calculatie (stukproductie).
Het gedeelte sub B. wordt weer gescheiden in:
B. I. De kostprijsberekening wordt niet in de boekhouding opgenomen.
B. II. De kostprijsberekening wordt wel in de boekhouding opgenomen.
Bij elk onderdeel, bv. bij de loonboekhouding, de grondstoffen-administratie,
enz., lette men er dus allereerst op, of de kostprijscalculatie
volgens A. of volgens B. geschiedt en ingeval zij onder
B. thuis hoort, of zij dan valt onder B. I of onder B. II.
299
A. DE BOEKHOUDING EENER FABRIEK MET SLECHTS
ÉÉN KOSTPRIJSBEREKENING.
{Indirecte calculatie.)
§ 86. Rekeningsysteem. De eenvoudigste fabrieksboekhouding
is zeker wel die eener fabriek met slechts één kostprijsberekening,
zooals een steenbakkerij, een olieslagerij, een tapiocafabriek, een
electrische centrale, enz. Het rekeningsysteem is uiteraard zeer
eenvoudig. Onze uiteenzetting daarvan zal betrekking hebben op
een kalkzandsteenfabriek.
Het voor de fabricage van kalkzandsteen geschikte zand, wordt
door arbeiders gedolven en naar de fabriek gebracht. Wij onderstellen,
dat het zand komt van een terrein, dat tot de fabriek
behoort. De tweede grondstof is kalk. Verder gebruikt men kolen
en machinekamerbehoeften.
De loonen worden onderscheiden in direct loon (zandgraven,
vervoer naar de persen en bediening der persen), indirect loon (loon
voor toezicht, loon voor machinekamerpersoneel) en het salaris
van den technischen directeur.
Voor de algemeene kosten houdt men een onkostengrootboek.
Als sluitrekening in het algemeen grootboek treedt de onkosten-rekening
op.
De verkoopkosten worden verdeeld in: salaris handelsdirecteur,
reiskosten, provisie, vrachten, reclame en diversen.
De verkoopen worden op een verkooprekening geboekt.
De voorraad kalkzandsteen, bij den aanvang van een boekjaar
aanwezig, komt op een voorraadrekening voor.
In gebruik zijn als dagboeken: kasboek, inkoopboek met tabellen
voor kalk, kolen en diversen, verkoopboek met een tabel voor
de hoeveelheid en een voor het bedrag, en een memoriaal, waarin
wekelijks de loonverdeeling wordt opgenomen.
Verder gebruikt men een journaal en als grootboek: een algemeen
grootboek, een debiteurengrootboek, een crediteurengrootboek en
een onkostengrootboek.
Aan het eind van het boekjaar worden de saldi der rekeningen, die
de verschillende bestanddeelen van den kostprijs, de zoogenaamde kostprijsfactoren,
aangeven, overgebracht naar de Fabricagerekening. Deze
rekening geeft dan den totalen kostprijs van het fabrikaat aan,
welke naar de Verlies- en winstrekening wordt overgebracht. Zij
wordt alleen samengesteld aan het einde van het boekjaar.
300
Ter toelichting van het gegeven rekeningsysteem dient neven-staand
schema, waarbij het volgende moet worden opgemerkt:
De rekeningen Directe productiekosten en Indirecte productiekosten,
moet men zich gesplitst denken in de verschillende onderdeden,
dus rekeningen voor kalk, kolen, directe loonen, enz.
Zooals men zal zien, is een deel der algemeene kosten als verkoopkosten
geboekt.
Voorbeeld.
Opgemaakt zijn de volgende stukken (pag. 302 en 303). Alle daarop
voorkomende rekeningen komen onder dezelfde benamingen in
het grootboek voor. Ter vergelijking zijn op de Fabricage- en op
de Verhes- en winstrekening van 1921 de overeenkomstige posten
van 1920 vermeld. In het grootboek is dit natuurlijk niet het geval.
Verder bedenke men, dat het voorbeeld is opgesteld, om op
bepaalde beginselen der fabrieksboekhouding duidelijk het licht te
doen vallen. Ze geven geen juist beeld der werkelijkheid.
Directe productiekosten. Fabricagerekening. Verlies en winst. Verkoopen.
Saldo.
1
D
Indirecte productiekosten.
Saldo.
2
Algemeene kosten.
Saldo.
3
D
Verkoopkosten.
a
Saldo.
4
ö D
Saldo.
7
Voorraad (begin-).
Saldo.
5
G
Voorraad (eind-).
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
D-Overboeking
van het saldo der directe productiekosten naar de Fabricagerekening.
„ „ indirecte productiekosten naar de Fabricagerekening.
„ algemeene kosten naar de Fabricagerekening.
„ fabricagerekening naar de Verlies- en winstrekening.
„ verkooprekening naar de Verlies- en winstrekening,
een deel der algemeene kosten naar de Verkoopkosten,
het saldo der verkoopkosten naar de Verlies- en winstrekening,
de voorraden naar de Verlies- en winstrekening.
FABRICAGEREKENING.
REKENINGEN. 1920. 1921. REKENINGEN. 1920. 1921.
Kalk
Kolen
Diverse grondstoffen . . .
Directe loonen
Toezicht op fabricage . .
Loonen machinekamer . .
Salaris technisch directeur
Afschrijvingen!)
Onderhoud
Algemeene kosten . . . .
1) JVIachines en materiaal
10 %
ƒ 30.000,-
37.500,-
7.500,-
57.000,-
6.000,-
7.500,-
10.000,-
12.500,-
3.000,-
12.000,-
20.000,-
25.000,-
5.000,-
38.000,-
6.000,-
7.500,-
10.000,-
12.500,-
2.000,-
12.000,-
ƒ 183.000,- ƒ 138.000,—
Gebouwen
Inrichting d. fabr.
%
%
over ƒ 100.000,—
„ „ 30.000,—
„ „ 10.000,—
= ƒ 10.000,-
= „ 1.500,-
= „ 1.000,-
Totaal ƒ 12.500,—
Kostprijs, overgebracht naar de
verlies- en winstrekening . . . ƒ 183.000,— ƒ 138.000,-
ƒ 183.000,- / 138.000,-
VERLIES EN WINST.
VERLIES EN WINST.
REKENINGEN. 1920. 1921. REKENINGEN. 1920. 1921.
Voorraad (31 Dec. A. P.) .
Kostprijs
Salaris handelsdirecteur . .
Reiskosten handelsdirecteur.
Provisie verkoopen . . . .
Vrachten verkoopen . . . .
Algemeene verkoopkosten .
Reclame
Winst
1) 3.000.000 k f 12,50 (per 1000 stee-nen).
2) 2.000.000 a ƒ 12,20.
ƒ 1)37.500,-
„ 183.000,-
„ 10.000,-
„ 3.000,-
„ 6.000,-
„ 5.000,-
„ 7.000,-
„ 1.000,-
„ 27.900,-
ƒ2) 24.400,-
„ 138.000,-
„ 10.000,-
„ 3.400,-
„ 4.000,-
„ 2.000,-
„ 6.000,-
„ 1.000,-
„ 1.000,-
ƒ 280.400,- ƒ 189.800,-
Verkoopen . . . .
Voorraad (31 Dec.)
1) 16.000.000 a ƒ 16,-
2) 11.000.000 a „ 16,-
/1)256.000,—
„ 24.400,—
ƒ 280.400,-
ƒ2) 176.000,-
13.800,-
ƒ 189.800,—
o
BALANS 31 DECEMBER.
REKENINGEN. 1920. 1921. REKENINGEN. 1920. 1921.
Gebouwen
Terreinen
Machines en materieel
Inrichting der fabriek
Voorraad
Kas
Debiteuren
1) 2.000.000 è ƒ 12,20.
2) 1.000.000 a „ 13,80.
ƒ 30.000,—
20.000,—
100.000,—
10.000,—
1) 24.400,—
3.000,—
58.000,—
ƒ 30.000,-
20.000,-
100.000,-
10.000,-
) 13.800,-
2.000,-
33.000,-
ƒ 245.400,- ƒ 208.800,—
Kapitaal
Crediteuren . . . .
Afschrijvingsrekening
Winst
ƒ 160.000,—
„ 32.500,—
„ 25.000,—
„ 27.900,—
ƒ 160.000,-
„ 10.300,-
„ 37.500,-
„ 1.000,-
ƒ 245.400,- ƒ 208.800,—
304
§ 87. Kostprijsberekening. Terwijl in 1920 een winst is behaald
van ƒ 27.900,—, bedroeg in 1921 de winst slechts ƒ1.000,—. De
teruggang der winst moet worden verklaard, wil de boekhouding
bruikbaar zijn. Het uitgangspunt hierbij is de kostprijs. Wij zullen
dezen uit de gegevens berekenen.
Berekening van den kostprijs.
OMSCHRIJVING.
Grondstoffen:
Kalk
Kolen
Diversen
Loone/i:
Directe Iconen
Toezicht
Machinekamer
Technisch directeur
Afschrijvingen en onderhoud:
Afschrijvingen
Onderhoud
Algemeene kosten
Totale kostprijs
Productie
Kostprijs per 1000 steenen . . .
1920.
Details.
ƒ 30.000,—
.. 37.500,—
„ 7.500,—
/ 57.000,—
„ 6.000,—
„ 7.500,—
„ 10.000,—
ƒ 12.500,—
„ 3.000,—
15.000.000
Totaal.
ƒ 75.000,—
„ 80.500,—
„ 15.500,—
„ 12.000,—
ƒ 183.000,—
ƒ 12,20
1921.
Details.
/ 20.000,—
„ 25.000,—
„ 5.000,—
/ 38.000,—
„ 6.000,—
„ 7.500,—
„ 10.000,—
ƒ 12.500,—
„ 2.000,—
10.000.000
Totaal.
/
ƒ
50.000,—
61 'ÏOO
14 500
12.000,—
138.000,—
ƒ 13,80
De productie is op de volgende wijze gevonden:
1920. 1921.
Verkoopen 16.000.000 11.000.000
Bij: Eindvoorraad . . .
Af: Beginvoorraad
Productie
2.000.000
18.000.000
3.000.000
15.000.000
1.000.000
12.000.000
2.000.000
10.000.000
De kostprijs was dus voor 1920 ƒ 12,20 en voor 1921 ƒ 13,80
per 1000 steenen. Tegen deze prijzen zijn dan ook de eindvoorraden
op de gegeven balansen gebracht.
305
De onkosten van verkoop zijn bij de kostprijsberekening buiten
beschouwing gelaten, daar deze naar onze meening geen bestanddeel
hiervan uitmaken.
De boekhouding voldoet dus aan den eisch, dat ze de gegevens
voor de berekening van den kostprijs verschaft. Opgemerkt zij
evenwel, dat, waar slechts één artikel wordt gefabriceerd en dus
slechts één kostprijs moet worden berekend, een fijn verdeeld
rekeningsysteem ter verkrijging van dezen kostprijs onnoodig is.
Wanneer men alleen een Fabricagerekening had geopend, in plaats
van alle rekeningen, die voor de verschillende kostprijsfactoren zijn
aangelegd, zou men eveneens den kostprijs kunnen bepalen. Men
zal echter zien, dat de ontleding van den kostprijs met het oog op
de verklaring van de verschillen, die in opeenvolgende jaren in de
kostprijzen voorkomen, noodig is.
Het is hier de plaats op het verschil te wijzen tusschen de productiekosten
en de verkoopkosten. De productiekosten moeten
uiteraard over de productie worden omgeslagen, de verkoopkosten
over den verkoop. In het gegeven voorbeeld bedroegen de productiekosten
per 1000 steenen in 1920: ƒ 12,20 en in 1921: ƒ 13,80. De
verkoopkosten beliepen in 1920 ƒ 32.000,— bij een verkoop van
16 millioen, dus ƒ2,— per 1000, en in 1921 ƒ26.400,— bij een
verkoop van 11 millioen, dus ƒ 2,40.
Hieruit blijkt, dat in een fabriek met slechts één kostprijsberekening
de kostprijs per eenheid niet verkregen wordt door de
totale kosten te deelen door het aantal geproduceerde eenheden,
want de verkoopkosten moet men afscheiden van de eigenlijke
productiekosten.
§ 88. Variabele en constante kosten. Bij de verklaring van het
verschil tusschen de bedrijfsresultaten van 1920 en 1921 speelt de
grootte der productie een belangrijke rol. In 1920 werden 15 millioen
en in 1921 werden slechts 10 millioen steenen gefabriceerd. Bij
deze daling der productie gedragen zich alle kostprijsfactoren niet
op dezelfde wijze. Bij aandachtige beschouwing der verschillende
factoren van de beide kostprijzen, zal het den lezer moeten opvallen,
dat deze in twee groepen kunnen worden ingedeeld: kosten,
die afhankelijk zijn van de grootte der productie, zooals de grondstoffen,
het directe loon en de onderhoudskosten en kosten, die
niet onmiddellijk den invloed van de stijging of daling der productie
ondervinden, zooals de loonen van het toezicht, de loonen van het
Suppl. Pract. Boekh. 20
306
personeel der machinekamer, het salaris van den technischen directeur,
de afschrijvingen en de algemeene onkosten. We hebben
hier dus een voorbeeld voor de in § 82 beschreven indeeling der
kosten in variabele kosten en constante kosten. In het gegeven
voorbeeld, dat voor het beoogde doel opzettelijk is samengesteld,
zijn de constante kosten werkelijk constant, terwijl de variabele
kosten in dezelfde verhouding als de productie zijn gedaald: die
van 1921 bedragen alle het ^s van die van 1920, evenals de productie
van 1921 slechts het 2/3 der productie van 1920 uitmaakt.
Aan de hand van den gegeven opzet zullen we nu nagaan de
oorzaken der stijging van den kostprijs van ƒ 12,20 tot ƒ 13,80.
OMSCHRIJVING.
1920.
Constante
kosten.
Variabele
kosten.
1921.
Constante
kosten.
Variabele
kosten.
Grondstoffen enz
Loonen
Afschrijving en onderhioud
Algemeene kosten . . . .
Totaal .
Per 1000 steenen . . . .
Totaal .
ƒ 23.500,—
„ 12.500,—
„ 12.000,—
ƒ 75.000,-
„ 57.000,-
„ 3.000,-
ƒ 23.500,—
„ 12.500,—
„ 12.000,—
ƒ 50.000,-
„ 38.000,-
„ 2.000,-
ƒ 48.000,-
ƒ 3,20
ƒ 135.000,-
/ 9 -
ƒ 48.000,-
ƒ 4,80
ƒ 90.000,-
ƒ 9 , -
ƒ 12,20 ƒ 13,80
De variabele productiekosten hebben, zooals men ziet, zoowel
in 1920 als in 1921 per 1000 steenen ƒ 9,— bedragen, terwijl de
constante kosten van ƒ 3,20 zijn gestegen tot ƒ 4,80, zoodat de
geheele stijging van den kostprijs te wijten is aan de stijging der
constante productiekosten per 1000 steenen, welke stijging, daar
deze kosten in totaal volstrekt onveranderd zijn gebleven, veroorzaakt
is door de daling der productie (zie § 82: Kostprijswet).
§ 89. Analyse van het verschil tusschen de bedrijfsresultaten van
twee boekjaren. Wij kunnen nu het verschil tusschen de bedrijfsresultaten
van 1920 en 1921 ten bedrage van ƒ 26.900,—verklaren.
De lezer zal reeds hebben opgemerkt, dat de volgende factoren
daarbij een rol zullen spelen:
1". daling van den verkoop
20. de verkooponkosten
3". stijging van den kostprijs
40. de aanvangsvoorraad.
307
Duidelijkheidshalve zullen wij de verlies- en winstrekeningen als
volgt opstellen: (zie pag. 308 en 309).
In 1920 werd behaald op een verkoop van 13.000.000 steenen
een bruto winst van ƒ 49.400,—
Was in 1921 alleen de verkoop gedaald tot 9.000.000,
dan zou, bij overigens gelijk gebleven omstandigheden
een bruto winst behaald moeten zijn van 7i3
van ƒ 49.400,— = „ 34.200,—
Nadeelig verschil ƒ 15.200,—
Hiertegenover staat echter een absolute daling der
verkoopkosten. Deze bedroegen
in 1920 ƒ 26.000,—
en in 1921 „ 21.600,—
Voordeelig verschil „ 4.400,—
Zoodat het werkelijk nadeelig verschil tengevolge
van de daling van den verkoop heeft bedragen . . . ƒ 10.800,—
De omstandigheden zijn evenwel niet dezelfde gebleven.
In 1921 bedroeg de kostprijs ƒ 13,80
en in 1920 „ 12,20
zoodat het nadeelig verschil per 1000 steenen
bedroeg ƒ 1,60
Berekend over het verkochte deel der productie
(9.000.000), geeft de stijging van den kostprijs een
nadeelig verschil van „ 14.400,—
Op den voorraad van A.P. is in 1920 verdiend
(pag. 308) ƒ 4.500,—
en in 1921 (pag. 309) , 2.800,—
Hieruit vloeit een nadeelig verschil voort van . „ 1.700,—
«
Totaal verschil ƒ 26.900,—
Uit deze analyse blijkt, dat de fabricage eigenlijk in 1921 een
verlies van ƒ 1.800,— heeft opgeleverd, daar de winst van ƒ 1.000,—
VERLIES-Kostprijs
fabrikaat . . 15.000.000 a ƒ 12,20 =
af: Eind voorraad . . . 2.000.000 a „ 12,20 =
13.000.000
Bruto winst
Verkoopkosten ."^
af: ten laste van den voorraad van A. P.:
"/,« van f 32.000,—
Ten laste van 1920
Batie saldo
EN WINSTREKENING OVER 1920.
ƒ 183.000,—
„ 24.400,—
ƒ 158.600,—
„ 49.400,—
ƒ 208.000,—
ƒ 32.000,—
„ 6.000,—
ƒ 26.000,—
„ 27.900,—
f 53.900,—
Verkoopen 16.000.000 a ƒ 16,— =
af: Voorraad A. P. . . 3.000.000 a „ 16,— =
13.000.000
Bruto winst
Winst op voorraad van A. P.:
opbrengst . . . ƒ 48.000,—
af: Verkoopkosten , 6.000,—
/ 42.000,—
af: Boekwaarde , 37.500,—
Winst
ƒ 256.000,—
„ 48.000,—
ƒ 208.000,—
ƒ 208.000,—
ƒ 49.400,—
„ 4.500,—
ƒ 53.900,—
o
00
VF.RI IFS. FM W/IMSTDPK-PKTlvn m r c r . inm
VERLIES- EN WINSTREKENING OVER 1921.
Kostprijs fabrikaat . . 10.000.000 k f 13,80 =
af: Eindvoorraad . . . 1.000.000 a „ 13,80 =
9.000.000
Bruto winst
Verkoopkosten
af: ten laste van den voorraad van A. P.:
V,i van ƒ 26.400,—
Ten laste van 1921
Batig saldo
/ 138.000,—
„ 13.800,—
ƒ 124.200,—
„ 19.900,—
ƒ 144.000,—
/ 26.400,—
„ 4.800,—
ƒ 21.600,—
„ 1.000,—
ƒ 22.600,—
Verkoopen 11.000.000 è ƒ 16,— =
af: Voorraad A. P. . . 2.000.000 a „ 16,— =
9.000.000
Bruto winst
Winst op voorraad van A. P.:
opbrengst . . . f 32.000,—
af: Verkoopkosten „ 4.800,—
ƒ 27.200,—
af: Boekwaarde „ 24.400,—
ƒ 176.000,—
„ 32.000,—
ƒ 144.000,—
/ 19.800,—
„ 2.800,—
ƒ 22.600,—
co
o
310
voortvloeit uit een netto winst van ƒ 2.800,— op den in 1921 verkochten
voorraad van 1920. Er moet dus in 1921 beneden den kostprijs
verkocht zijn.
Werkelijk was de kostprijs ƒ 13,80
Verkocht werden 9.000.000 steenen voor
bruto ƒ144.000,—
af: verkooponkosten „ 21.600,—
Netto verkoop van 9.000.000 steenen . ƒ122.400,—
1.000 „ „ 13,60
Verkocht onder kostprijs ƒ 0,20
Geeft voor 9.000.000 steenen een verlies van ƒ 1.800,—.
Bij deze analyse moet nog een belangrijke opmerking worden
gemaakt, die ons eigenlijk op bedrijfshuishoudkundig terrein voert,
doch ter toelichting der berekening onontbeerlijk is.
De beide hoofdoorzaken van den teruggang van het winstcijfer
zijn de daling van den verkoop (Iet we!, niet van den verkoopprijs)
en de stijging van den kostprijs. Tusschen beide oorzaken bestaat
verband. Tegen een bepaalden prijs is slechts een bepaalde hoeveelheid
goederen te plaatsen. Toen in 1921 de vraag naar steenen
tegen een prijs van ƒ 16,— afnam, stonden den ondernemer twee
wegen open: den prijs zoodanig verlagen, dat de productie op het
peil van 1920 kon worden gehouden of wei, den prijs onveranderd
laten, met het onvermijdelijk gevolg, dat of de productie moest
worden verlaagd, of op voorraad moest worden gewerkt, d.w.z.,
dat een groot deel der productie onverkocht zou blijven. In ons
geval heeft blijkbaar de ondernemer den tweeden weg ingeslagen:
hij besloot zijn prijs te handhaven en de productie te beperken.
Bij de analyse moest daarom van dit standpunt uitgegaan worden.
Opmerking 1.
Uit het hier gegeven voorbeeld kan ook blijken, dat de kostprijsberekening
kan dienen voor de controle op de economie van liet bedrijf.
De nauwkeurige detailleering der kosten over verschillende periodes
leidt tot het nauwlettend toezien op deze verschillende kosten.
Voor de beoordeeling van de economie van het bedrijf is de kostprijs
als zoodanig slechts een ruwe maatstaf. Het verdient dan ook
aanbeveling, de analyse verder voort te zetten, en voor de controle
311
van het beheer een uitvoerige statistiek op te stellen, met betrekking
tot:
a. de verbruikte hoeveelheden arbeid en materiaal
b. de prijzen van arbeid en materiaal
c. de bedrijfsbezetting
enz.
Deze statistiek verschaft allerlei gegevens, welke voor het oplossen
van vraagstukken, welke met den kostprijs samenhangen,
van groote beteekenis zijn.
Opmerking 2.
In het gegeven voorbeeld is de onverkochte voorraad tegen den
kostprijs op de balans gebracht. In tijden van bedrijfsslapte kan
tegen deze methode wel eenige bedenking worden ingebracht, zooals
in § 83 reeds is uiteengezet. Eigenlijk geldt dat reeds voor het gegeven
voorbeeld. Den verkoopprijs heeft men slechts met groote
moeite op ƒ 16,— kunnen handhaven, en deze geeft, na aftrek
der verkoopkosten een netto opbrengst van ƒ 13,60, terwijl de
kostprijs ƒ 13,80 is; tenzij dus in 1922 de verkoopprijs stijgt, of
op de verkoopkosten wordt bespaard, zal 1922 een verlies op den
voorraad geven, welk verlies eigenlijk op 1921 moet drukken. Dit
laatste kan slechts bereikt worden, door de balanswaarde lager
te stellen dan de kostprijs.
§ 90. Bijproducten. In de fabricage komt het herhaaldelijk
voor, dat uit de verwerkte grondstoffen, behalve het beoogde
fabrikaat, nog enkele producten worden verkregen, die ook waarde
hebben. Deze worden bijproducten genoemd. Zoo wordt uit de bieten
bij de suikerfabricage, behalve de suiker, het hoofdproduct, nog
verkregen melasse, pulp en schuimaarde. In sommige gevallen is
de waarde van het bijproduct zoo groot, dat de onderscheiding
tusschen hoofd- en bijproduct eigenlijk geen zin meer heeft.
Uiteraard is van een kostprijs van het bijproduct geen sprake.
In het algemeen wordt de opbrengst der bijproducten in mindering
gebracht van den kostprijs van het hoofdproduct.
Dit geschiedt het eenvoudigst door voor elk der bijproducten
een rekening te openen, die bij verkoop wordt gecrediteerd voor
de opbrengst en gedebiteerd voor de gemaakte verkoopkosten,
terwijl het batig saldo naar de fabricagerekening wordt overgebracht.
Bij de opstelling der kostprijsberekening heeft men dan
312
de opbrengst der bijproducten bij de hand. Aangezien de ervaring
de hoeveelheden hoofd- en bijproducten leert, die bij de verwerking
van een zekere hoeveelheid grondstoffen worden verkregen, moeten
ter controle der fabricage, op de betrokken rekeningen steeds de
hoeveelheden worden vermeld.
Voorbeeld.
Een beetwortelsuikerfabriek heeft in een campagne verwerkt
80 millioen K.G. bieten, waarvoor betaald is ƒ 1.000.000,—. De
fabricagekosten hebben bedragen ƒ 450.000,—. Verkregen werden
12 millioen K.G. ruwe suiker; 2.240.000 K.G. melasse met een
opbrengst van ƒ60.000,—; 52 millioen K.G. pulp met een opbrengst
van ƒ 120.000,— en 8 millioen K.G. schuimaarde met een opbrengst
van ƒ 10.000,—. Stel de fabricagerekening op en bereken den
kostprijs van 100 K.G. ruwe suiker.
Fabricagerekening.
Bieten . . 80.000.000 K.G.
Fabricagekosten ^)
ƒ1.000.000,—
„ 450.000,—
ƒ1.450.000,—
Melasse . . 2.240.000 K.G.
Pulp . . . 52.000.000 „
Schuimaarde 8.000.000 „
Suiker . . 12.000.000 K.G.
ƒ 60.000,—
„ 120.000,—
„ 10.000,—
ƒ 190.000,—
„ 1.260.000,—
ƒ1.450.000,—
De kostprijs van 12.000.000 K.G. ruwe suiker bedraagt
ƒ 1.260.000,—. Dus van 100 K.G. ƒ 10,50.
Per 1.000 K.G. bieten werden verkregen:
ruwe suiker 150 K.G.
melasse 28
pulp 650 „
schuimaarde 100 „
De technische leiding zal hebben te bepalen, of deze resultaten,
in verband met alle omstandigheden, verwacht mochten worden,
dan wel, of zich verschillen voordoen, die opgehelderd moeten
worden.
1) In de practijk zal deze post uiteraard in al zijn onderdeden op de
fabricagerekening voorkomen. Voor ons doel is dit hier onnoodig.
313
§ 91. Loonboekhouding. De loonboekhouding wordt geheel
beheerscht door de drie navolgende vragen:
1. Op welke wijze wordt het loon berekend (welk loonstelsel
wordt toegepast)?
2. Van welken aard zijn de door de arbeiders verrichte werkzaamheden?
3. Is het noodzakelijk, vast te stellen welk bedrag aan direct
loon per eenheid product is besteed?
Hier komen alleen de vragen 1 en 2 in aanmerking.
Het eenvoudigst loonstelsel is dat van het tijdloon: de arbeid
wordt per werkuur, per dag of per week berekend. Er zijn verschillende
methodes in gebruik ter bepaling van het aantal werkuren.
Veel komt het voor, dat aan den ingang der fabriek, onder
het oog van den portier, een nummerbord is opgehangen, waarop
elke arbeider bij het binnenkomen op zijn nummer een nummerplaatje
hangt. Bij het verlaten der fabriek neemt de arbeider zijn
nummerplaatje weer mede. De portier is belast met het aanteekenen
van het aantal uren, dat elke arbeider in de fabriek doorbrengt.
Deze gegevens stelt hij aan de boekhouding ter hand.
Het loon wordt gewoonlijk eiken Zaterdag betaald en loopt dan
tot en met Vrijdag. Soms wordt in den loop der week een voorschot
op het loon gegeven. In dat geval wordt het voorschot bij de volgende
loonbetalingen verrekend. Ook komt het voor, dat een ziekenfonds
is opgericht, waaraan elke arbeider wekelijks heeft bij te
dragen.
Van veel belang is de verdeeling van het loon, met het oog op de
analyse der bedrijfsresultaten, de controle op de economie van het
bedrijf en voor de bedrijfsstatistiek.
In elke fabriek moet worden bepaald, in welke groepen het loon
zal worden verdeeld. In dezelfde groepen moeten de werktijden van
eiken arbeider worden gesplitst. Deze splitsing kan geschieden
door den voorman of den baas, of wel door den arbeider zelf. In
het laatste geval is een scherpe controle op de splitsing noodig,
want over het algemeen zijn de gegevens, door arbeiders verstrekt,
slechts zelden bruikbaar. Wekelijks wordt nu een loonstaat opgesteld,
aangevende het loon aan eiken arbeider betaald en de verdeeling
daarvan.
Van zulk een loonstaat is op pagina 314—315 een voorbeeld
gegeven.
314
LOONSTAAT VAN 22-29 OCTOB
rir
No. NAAM. Uren Uurloon.
Loon. Ziekenfonds.
Voorschot.
Betaald
loon.
Zandgraven.
uren loon.
Zandvervoer.
uren loon.
Persen.
uren loon.
H. V. Hees
A. Ooverts
enz.
45
45
50
75
ƒ 22,50
„ 33,75
0,50
0,75
ƒ 5 , -
2250 ƒ1400,— ƒ 3 0 , - ƒ 100,-
/ 1 7 -
„ 33,—
ƒ1270,—
45
900
ƒ 22,50
ƒ525,- 450 ƒ 275,-1,: 300 ƒ 2 0 0 , -
In het kasboek wordt alleen de loonbetaling geboekt en wel in
twee posten, die als volgt gejournaliseerd worden:
1. LOON
22—29 Oct. 1930 ƒ 1.400,—
AAN KAS ƒ 1.400,—
2. KAS ƒ 130,—
AAN VOORSCHOTTEN ƒ 100,—
AAN ZIEKENFONDS „ 30,—
De loonverdeeling wordt in het memoriaal geboekt. De journaal-post
zal luiden:
DIRECTE LOONEN
Zandgraven 900 uur . . ƒ 525,—
Zandvervoer 450 „ . . „ 275,—
Persen 300 „ . . ,. 200,—
ƒ 1.000,—
to
vil
bl:
te
tal
wc
is
Debet.
1650 uur
LOON MACHINEKAMER
250 uur
ONDERHOUD
Gebouwen 50 uur .
Machines 100 „
ƒ 25,-
„ 75,-
VRACHT VAN VERKOOP
Naar opslagplaats 100 uur ƒ 50,—
Inladen 100 „ „ 50,—
200,—
100,—
100,—
AAN LOON
Verdeeling 22—29 Oct. 1930 ƒ 1.400,-
Datum.
1930.
Oct. 20 M.
WO
gei
de:
AN
1.
'.—
315
22-29 OCTOBER 1930.
Persen.
uren
300
loon.
ƒ 2 0 0 , -
Machine-kamer.
uren
40
250
loon.
ƒ 3 0 , -
ƒ 2 0 0 , -
Onderhoud.
Gebouwen.
uren
50
loon.
/ 2 5 , -
Machines.
uren
5
100
loon.
/ 3,75
/ 7 5 , -
Transporten
opslagplaats.
uren
100
loon.
/ 5 0 , -
Inladen.
uren
100
loon.
/ 5 0 , -
Totaal.
uren
45
45
2250
loon.
ƒ 22,50
„ 33,75
ƒ 1400,—
Het is zeer gewenscht, dat aan het eind van het boekjaar het
totale loon voor elk der verschillende onderdeelen, in de omschrijvingen
van bovenstaanden journaalpost gegeven, uit de boeken
blijkt. Het is onnoodig voor elk dezer onderdeelen een rekening
te openen, als men de in den journaalpost gegeven rekeningen
tabellarisch inricht. Zoo kan de rekening Directe loonen als volgt
worden ingericht, in de onderstelling, dat deze slechts in drie deelen
is verdeeld: zandgraven, zandvervoer en persen.
Debet. Directe loonen.
Datum.
1930.
Oct. 20
OMSCHRIJVING.
Memoriaal . . .
Zandgraven.
Uren.
900
Bedrag.
ƒ 5 2 5 , -
Zandvervoer.
Uren.
450
Bedrag.
ƒ 2 7 5 , -
Persen.
Uren.
300
Bedrag.
ƒ 2 0 0 , -
Totaal.
Uren.
1650
Bedrag.
ƒ1000,—
Het credit dezer rekening is op dezelfde wijze gelinieerd. Daarop
worden o.a. eventueele terugboekingen en de sluitposten opgenomen.
De rekeningen Onderhoud en Vracht van verkoop kunnen op
dezelfde wijze worden ingericht.
316
B. DE BOEKHOUDING EENER FABRIEK MET
VERSCHILLENDE KOSTPRIJSBEREKENINGEN.
(Directe calculatie.)
l. KOSTPRIJSBEREKENING BIJ DIRECTE CALCULATIE.
§ 92. Verdeeling der indirecte productiekosten en der algemeene
kosten. Bij de kostprijsberekening der kalkzandsteenfabriek in
§ 87 kunnen de indirecte productiekosten en de algemeene kosten
eener zekere periode gelijkmatig over de geheele productie dezer
periode worden omgeslagen. Bedragen de directe productiekosten
eener maand ƒ 24.000,—, de indirecte ƒ 6.000,—, de algemeene
kosten ƒ 3.000,—, dan zal bij een productie van 3 millioen steenen
de kostprijs van elk 1000-tal steenen, in de maand vervaardigd,
voor ƒ 8,— uit directe productiekosten, voor ƒ 2,— uit indirecte
productiekosten en voor ƒ 1,— uit algemeene kosten bestaan.
Zonder grove fout kan dus het aandeel van elk 1000-tal steenen
in de indirecte productiekosten en de algemeene kosten op ƒ 3,—
worden gesteld; immers men mag aannemen, dat de directe productiekosten
van een willekeurig genomen 1000-tal steenen dezelfde
zijn als die van elk ander 1000-tal.
Loopen echter de directe productiekosten Van verschillende fabrikaten
uiteen, dan is het raadzaam, de overige kosten niet gelijkelijk over de
verschillende fabrikaten te verdeelen. Bedragen b.v. in een confectie-fabriek
de directe productiekosten van een blouse ƒ 20,— en van
een mantel ƒ 50,—, dan zal in het algemeen het aandeel van de
blouse in de overige kosten geringer moeten zijn dan dat van den
mantel.
§ 93. Kostprijsformules eener electrische confectiefabriek. Onze
verdere beschouwingen over de verdeeling der indirecte productiekosten
en der algemeene kosten over de verschillende fabrikaten,
zullen betrekking hebben op een electrische confectiefabriek.
In één gebouw zijn ondergebracht: het kantoor, het grondstoffen-magazijn,
het expeditielokaal en de eigenlijke fabriek.
De machines worden electrisch gedreven, met aansluiting op een
locaal net. Ondersteld wordt, dat in series van minstens 1 dozijn
wordt gewerkt, dus van elk model minstens 12 stuks gelijktijdig
worden vervaardigd, en dat alleen op bestelling wordt gewerkt.
De onderstaande stukken zijn opgemaakt:
317
Verlies- en winstrekening 1930.
Grondstoffen:
Beginvoorraad ƒ 27.000,—
Inkoopen . . „ 110.000,—
Onkosten . . „ 1.900,—
ƒ 138.900,—
Eindvoorraad „ 40.000,—
Directe loonen
Indirecte loonen (coupeurs e.a.)
Sociale lasten ca
Kracht en licht
Diverse indirecte productiekosten
Algemeene kosten
Verkoopkosten
Afschrijvingen:
Fabrieksgebouw ƒ
Grondstoffen-magazijn
.
Expeditielokaal
Kantoor . .
Machines en
werktuigen
Brandassurantie
Fabriek . . .
Grondst. mag.
Expeditielokaal
Kantoor. .
500,—
100,—
50,—
100,—
1.000,—
Onderh. fabriek . ƒ 500,—
machines „ 700,—
Goederen in bewerking 31 Dec.
1929
Netto winst
98.900,-
40.000,-
6.000,-
4.000,-
5.000,-
2.550,-
13.750,-
21.025,-
1.750,—
1.925,—
1.200,-
15.000,-
18.900,-
ƒ 230.000,-
Verkoopen
Goederen in bewerking 31 Dec.
1930
ƒ 220.000,-
„ 10.000,-
ƒ 230.000,—
Balans 31 December 1930.
Gebouwen:
Fabriek . . . ƒ 20.000,—
Grondstoffen-magazijn
. . „ 4.000,—
Expeditielokaal „ 2.000,—
Kantoor . . . „ 4.000,—
Machines en werktuigen . .
Grondstoffen
Goederen in bewerking . . .
Debiteuren
Kas
/ 30.000,—
„ 10.000,—
„ 40.000,—
„ 10.000,—
„ 40.000,—
„ 5.000,—
ƒ 135.000,—
'
Kapitaal
Crediteuren
ƒ 100.000,—
„ 35.000,—
ƒ 135.000,—
318
Ondersteld wordt, dat gedurende 1930 geen volledige boekhouding
is gevoerd, doch dat bovenstaande stukken opzettelijk
zijn opgemaakt ter opstelling van de kostprijsberekening.
Het grondstoffenverbruik bedroeg in
1930 ƒ 98.900,—
Hierbij komt echter: de afschrijving
van het grondstoffenmagazijn . . „ 100,—
en de brandassurantiepremie . . . „ 1.000,—
Totaal ƒ 100.000,—
De indirecte productiekosten bestaan uit;
Indirecte loonen (coupeurs e.a.) . . ƒ 6.000,—
Sociale lasten ca. (zooals ongevallen-verzekeringspremie
enz.) , 4.000,—
Kracht en licht „ 5.000,—
Afschrijving fabrieksgebouw , 500,—
„ machines en werktuigen „ 1.000,—
Brandassurantie fabriek „ 750,—
Onderhoud fabriek „ 500,—
machines , 700,—
Diversen „ 2.550,—
Totaal ƒ 21.000,—
De algemeene kosten bedragen:
Diversen, bestaande uit salaris kantoorpersoneel,
telefoon, telegrammen,
porti, kantoorschoonhouden,
kantoorbehoeften enz ƒ 13.750,—
Afschrijving kantoor „ 100,—
Brandassurantie kantoor „ 150,—
Totaal ƒ 14.000,—
Opmerking.
In het gegeven voorbeeld is renteberekening buiten beschouwing
gelaten. Is men echter van meening, dat in den kostprijs rente
moet worden berekend over de boekwaarde van het vaste kapitaal,
en over het gemiddeld aangewende bedrijfskapitaal, en wel respectievelijk
a 5 % en a 6 %, dan worden de volgende bedragen nog
aan het bovenstaande toegevoegd:
319
Rente:
5 % over ƒ 40.000,— (vast kapitaal) = ƒ 2.000,—.
6 % over ƒ 60.000,— (aangenomen voor gemiddeld bedrijfskapitaal)
= ƒ 3.600,—.
Wil men daarentegen den prijs weten, waartegen men moet
verkoopen (afgezien van verkoopskosten), om 5 % rente voor het
eigen kapitaal te verdienen, dan moet aan het bovenstaande
worden toegevoegd 5 % van ƒ 100.000,— = ƒ 5.000,—. Men
herleze voor de verschillende mogelijkheden § 83.
De verkoopkosten bestaan uit: reiskosten, loon pakknecht, en
diens evenredig aandeel in de sociale lasten, emballage, vracht van
verzonden goederen, provisie van verkoopen en diversen, totaal
ƒ21.025,—; afschrijving expeditielokaal ƒ50,— en brandassurantie
idem ƒ 25,— ; totaal ƒ 21.100,—.
Moet heel scherp gecalculeerd worden, dan kunnen verschillende
algemeene onkosten nader worden verdeeld. Zoo zou een deel van
het salaris van het kantoorpersoneel zeer zeker ten laste der verkoopkosten
kunnen geboekt worden, immers het bijhouden van het
verkoopboek, de administratie der vorderingen, de correspondentie
met de cliënteele zijn ongetwijfeld verkoopskosten. Eventueel
kunnen de telefoonkosten, de porti en telegrammen worden verdeeld
over grondstoffen, indirecte productiekosten en verkoopkosten,
ja zelfs is het mogelijk, dat een deel als directe productiekosten
wordt geboekt (b.v. telegrammen voor bepaalde orders).
Omgekeerd zal wellicht bij zeer scherpe analyse blijken, dat van
eenige indirecte productiekosten een deel als algemeene kosten of
verkooponkosten kan worden beschouwd. Dit kan b.v. het geval
zijn met de kosten van verlichting.
De aandachtige lezer zal hebben opgemerkt, dat bij de boeking
der kosten steeds is uitgegaan van het principe: de kosten te splitsen
in directe productiekosten, indirecte productiekosten, algemeene
kosten en verkoopkosten. Dit principe eischt vaak de splitsing van
één post in verschillende andere. Dit bleek bij de boeking der brand-assurantiepremie.
Een ander voorbeeld is de boeking der grondbelasting.
Deze post moet verdeeld worden over de vier hoofden,
waarin de gebouwen zijn verdeeld: grondstoffenmagazijn, fabriek,
expeditielokaal en kantoor. De verdeeling zal kunnen geschieden
in verhouding der oppervlakte, of naar de boekwaarde.
Nu eerst kan de vraag worden beantwoord, op welke wijze de
320
indirecte productiekosten en de algemeene kosten over de verschillende
fabrikaten der fabriek moeten worden verdeeld.
De directe productiekosten bedragen:
grondstoffen (g) ƒ100.000,—
loon (dl) „ 40.000,—
ƒ 140.000,—
De indirecte productiekosten be-loopen
ƒ 21.000,—
en de algemeene kosten , 14.000,—
„ 35.000,—
Totaal ƒ 175.000,—
De indirecte productiekosten houden verband met het directe loon.
Naarmate meer direct loon betaald wordt, stijgt in het algemeen
het loon der coupeurs, die de te verwerken stoffen knippen, stijgen
de sociale lasten, het kracht- en het lichtgebruik. De verdeeling
der indirecte productiekosten over de verschillende fabrikaten naar
verhouding van het directe loon is dus verdedigbaar. Tusschen de
algemeene kosten en het directe loon bestaat dit verband niet.
Wel zal de stijging van het directe loon bij uitbreiding van het
fabriekspersoneel het gevolg hebben, dat de algemeene kosten
vermeerderen, doch daartoe blijft de invloed van het directe loon
op de algemeene kosten gewoonlijk beperkt. In elk geval is er geen
afdoend motief om de algemeene kosten in verhouding tot het directe
loon over de fabrikaten om te slaan. Beter is het de totale directe
productiekosten, dus grondstoffenverbruik en direct loon, als basis
aan te nemen.
In de practijk zijn hoofdzakelijk bij de verdeeling der indirecte kosten
en der algemeene kosten over de verschillende fabrikaten drie methodes
in gebruik:
I. Naar verhouding der directe productiekosten:
Over ƒ 140.000,— moet dan ƒ 35.000,— verdeeld worden. Deze
kosten maken hiervan 25 % uit. Stelt men het grondstoffenverbruik
voor door g, het direct loon door di, den kostprijs van een fabrikaat
door k, dan vindt men:
k = 1,25 (g +d l ).
II. Naar verhouding van het directe loon:
De ƒ 35.000,— moeten dan verdeeld worden over ƒ 40.000,—.
De kosten maken hiervan 87,5 % uit. De kostprijsformule zal dan
luiden:
k = g + 1,875 dl.
321
III. De indirecte productiekosten worden verdeeld naar verhouding
der directe loonen en de algemeene kosten naar verhouding der directe
productielcosten.
ƒ21.000,— moet dan verdeeld worden over ƒ40.000,— (52,5 %)
en ƒ 14.000,— over ƒ 140.000,— (10 %).
De kostprijsformule zal dan luiden:
k = l , lg + 1,625 dl.
Met elk dezer formules zal men, mits de verhouding tusschen
grondstoffenverbruik en direct loon voor het product in kwestie
dezelfde is als de verhouding tusschen totaal grondstoffengebruik
en totaal direct loon in de gegeven Verlies- en winstrekening, dus
als 10 : 4 = 2,5, denzelfden kostprijs berekenen.
Is b.v. van een serie van 12 mantels het grondstoffenverbruik
ƒ 200,— en het directe loon ƒ 80,—, dan vindt men als kostprijs:
met formule I: 1,25 (200 + 80) = ƒ 350,—
„ II: 200 + 1,875 x 80 = „ 350,—
„ III: 220 + 1,625 X 80 = „ 350,—
Nu zal echter in de meeste gevallen de verhouding van grondstoffenverbruik
en direct loon wel verschillen van de gemiddelde
verhouding, die in 1930 tusschen deze twee productiefactoren heeft
bestaan. De kostprijsformules geven dan verschillende kostprijzen.
Stel, dat twee series, elk van 12 mantels, worden gemaakt. Van
serie A is het grondstoffenverbruik ƒ 240,— en het directe loon
ƒ 120,—; van serie B is het grondstof verbruik ƒ 700,— en het
directe loon ƒ 140,—. Men vindt dan de volgende kostprijzen:
Serie A. Serie B.
met formule I . . ƒ 450,— ƒ 1.050,—
„ II . . „ 465,— „ 962,50
„ III . . „ 4 5 9 , - „ 997,50
Bij serie A bedraagt de verhouding 2, deze is dus lager dan de
gemiddelde verhouding van 1930, bij serie B is de verhouding 5,
deze is dus hooger dan de gemiddelde. In het eerste geval geeft
formule I den laagsten en formule II den hoogsten kostprijs; in
het tweede geval geeft formule I den hoogsten en formule II den
laagsten kostprijs, terwijl in beide gevallen formule III een kostprijs
geeft, die tusschen den hoogsten en den laagsten ligt. Nu zal bij
verwerking van betrekkelijk goedkoope stof de verhouding tusschen
grondstof en direct loon in het algemeen dalen, en bij verwerking
Suppl. Pract. Boekh. 21
322
van betrekkelijk dure stof stijgen. Men kan dus zeggen, dat bij
verwerking van betrekkelijk goedkoope stoffen, formule I den laagsten
en formule II den hoogsten kostprijs geeft, en bij verwerking van betrekkelijk
dure stoffen formule I den hoogsten en formule II den laagsten
kostprijs.
Hieruit vloeit voort, dat de fabrikant geen der gevonden kostprijsformules
in elk geval slaafs moet toepassen, doch, tenzij hij
zeer scherp wil calculeeren, (d.w.z. een zoo laag mogelijken verkoopprijs
wil bekomen) bij betrekkelijk goedkoope grondstof formule
II en bij betrekkelijk dure grondstof formule I zal gebruiken,
om steeds de formule te gebruiken, die den hoogsten kostprijs
geeft, die uit zijn boekhouding is af te leiden. Hij volgt dan althans
den veiligen weg. Vooropgesteld kan worden, dat als het totaal
der voor de verschillende producten in rekening gebrachte indirecte
productiekosten en algemeene kosten over een bepaalde periode
overeenstemt met de werkelijke kosten, de berekeningsmethode
juist is geweest. Deze overeenstemming zal echter hoogstens bij
benadering kunnen worden verkregen.
Voor- en nacalculatie.
Bij elke aanvrage wordt vóór de offerte een berekening van den
vermoedelijken kostprijs gemaakt. Deze berekening wordt voorcalculatie
genoemd. Hierbij wordt uiteraard gebruik gemaakt van
de kostprijsgegevens der overeenkomstige afgeloopen orders.
Na aflevering van den order wordt nagerekend, of bij de voorcalculatie
goed is geraamd. Deze vergelijking van de voorcalculatie
met de kostprijsberekening wordt wel nacalculatie genoemd.
§ 94. Verstrekkingsprijs der grondstoffen. In § 93 is gebleken,
dat de kosten, ten behoeve der grondstoffen gemaakt, in het debet
der grondstoffenrekening worden geboekt. De grondstoffenrekening,
die bij het voorbeeld in § 93 behoort, zal (verkort) luiden:
Grondstoffen.
Beginvoorraad . . . .
Inkoopen
Onkosten
(ƒ 1.900,— + ƒ100,—
+ ƒ 1.000,—)
/ 27.000,-
„ 110.000,-
„ 3.000,-
/ 140.000,-
Verstrekkingen ,
Eindvoorraad ,
ƒ 100.000,-
„ 40.000,-
/ 140.000,-
323
De voorraden zijn, voor zoover het courante goederen betreft,
tegen factuurprijs gewaardeerd. Minderwaardige partijen zijn getaxeerd.
Hieruit volgt, dat als verstrekkingsprijs van grondstoffen
niet de inkoopwaarde mag worden aangenomen, anders toch zou de
grondstoffenrekening aan het eind van het jaar een verlies aangeven,
bestaande uit de daarop geboekte onkosten en de noodig gebleken
afschrijving op den eindvoorraad. Wil men dat voorkomen, dan
zal de inkoopwaarde der verstrekkingen moeten verhoogd worden
met een zoodanig percentage, dat dit verlies voldoende wordt
gedekt. In de onderstelling, dat op den eindvoorraad, berekend
tegen inkoopprijzen of tegen de waarde, waarop goederen op den
vorigen inventaris waren opgenomen, ƒ 2.000,— is afgeschreven,
had men op de verstrekkingen in 1930 ƒ 5.000,— te dekken, en
heeft de post verstrekkingen van ƒ 100.000,— dus een inkoopwaarde
van ƒ 95.000,—. Uiteraard zal het percentage, waarmede
men in de practijk de inkoopwaarde der verstrekkingen verhoogt,
niet geheel juist blijken te zijn, zoodat de grondstoffenrekening bij
de afsluiting toch een winst of een verlies zal aangeven.
In het voorgaande is ondersteld, dat de verstrekkingsprijs der
grondstoffen, op het oogenblik, dat de grondstoffen in bewerking
gegeven worden, weinig verschilt van den prijs, waartegen ze dan
kunnen worden aangekocht. Is dit wel het geval, zoo zal overwogen
moeten worden, of het niet raadzaam is, den verstrekkingsprijs te
stellen op den prijs van den dag, en niet op den eigen kostprijs.
Ingeval men den dagprijs kiest, zal de grondstoffenrekening aan het
eind van het boekjaar een aanzienlijk na- of voordeelig saldo
kunnen aangeven, dat naar de Verlies- en winstrekening wordt
overgebracht. Speculaties in grondstoffen hebben, als deze boeking
gevolgd wordt, geen invloed op den kostprijs der fabrikaten.
§ 95. Toepassing der kostprijsformule. Ter toelichting van het
gebruik der kostprijsformules dient het volgend voorbeeld:
De reiziger der confectiefabriek van § 93 vraagt prijsopgave van
24 mantels. Het grondstoffenverbruik wordt op ƒ 500,— geschat,
voor dekking der kosten van het grondstoffenmagazijn (§ 94) wordt
5 % berekend. De mantels worden vervaardigd voor ƒ 300,—.
De kosten van verkoop, met inbegrip der reizigersprovisie, zijn op
8 % te stellen (van den verkoop) en de winst wordt gesteld op 10 %
van den kostprijs.
Daar de verhouding der grondstoffen en het directe loon P/sis,
324
dus lager dan het gemiddelde van 1930, en dus betrekkelijk goed-koope
stof wordt verwerkt, zal formule II worden toegepast.
Het grondstofverbruik met inbegrip der 5 % kosten bedraagt
ƒ 525,—. Als kostprijs wordt dus aangenomen:
ƒ 525,— + 1,875 X ƒ 300,— = ƒ1.087,50
winst 10 % = „ 108,75
ƒ1.196,25
Bij onkosten van verkoop 8 % (in
het 100) = „ 104,02
Verkoopprijs ƒ1.300,27, stel ƒ1.300,—.
II. BOEKHOUDING BIJ DIRECTE CALCULATIE.
§ 96. Boekhouding en kostprijsberekening. In § 93 werden uit
de boekhouding van 1930 kostprijsformules afgeleid. Deze konden
echter uiteraard voor 1930 niet meer dienen, doch hadden alleen
voor het volgende jaar waarde. Deze waarde moet echter niet overschat
worden. Verschillende kostprijsfactoren zijn aan verandering
onderhevig. Een stijging van den loonstandaard of een aanzienlijke
daling in den prijs der grondstoffen zal, om van den invloed van
wijzigingen in andere kostprijsfactoren te zwijgen, de kostprijsformules
onbruikbaar maken. Het is derhalve noodig, dat permanent
voeling bestaat tusschen boekhouding en kostprijsberekening.
De boekhouding moet steeds aangeven of de kostprijsformules
veranderd moeten worden en, zoo ja, hoe.
De betrekking tusschen boekhouding en kostprijsberekening bij
directe calculatie kan tweeërlei zijn (zie § 85):
B. I. De kostprijsberekening staat naast de boekhouding, doch
wordt door deze gecontroleerd (§ 97—§ 108);
B. II. De kostprijsberekening wordt in de boekhouding opgenomen
(§ 109-§ 113).
De eerste methode komt het meest voor. De tweede methode
is veel bewerkelijker dan de eerste, doch staat ongetwijfeld hooger
en is dus beter dan deze.
Beide methodes worden hieronder verklaard.
B. I. DE KOSTPRIJSBEREKENING WORDT NIET IN DE BOEKHOUDING
OPGENOMEN.
§ 97. De boekhouding bij massaproductie en bij stukproductie.
In § 86 is de boekhouding van een kalkzandsteenfabriek behandeld.
Aan het einde van het boekjaar worden de saldi van de rekeningen
325
der kostprijsfactoren daarbij overgebracht naar de Fabricage-rekening,
die dus den totalen kostprijs van het gereedgekomen
product moet aangeven.
De boekhouding wordt bij stukproductie op geheel overeenkomstige
wijze gevoerd, indien de kostprijsberekening niet in de
boekhouding wordt opgenomen. Wel zal de omvang der administratieve
werkzaamheden grooter zijn dan bij massaproductie, omdat
de kostprijs van elk afzonderlijk product moet worden bepaald. In
het rekeningsysteem komt dat echter bijna niet tot uitdrukking.
Het rekeningsysteem, aangegeven op het schema uit § 86, kan
hier ook vrijwel ongewijzigd dienst doen.
§ 98. Orderboek en begeïeidekaart. Ondersteld wordt, dat van
1 Jan. 1931 af de confectiefabriek van § 93 een volledige boekhouding
gaat voeren met een kostprijsberekening daarnaast. Ondersteld
wordt verder, dat alleen op order en in seriën wordt gewerkt.
Zoodra een order is ontvangen, wordt deze een nummer gegeven.
De order wordt in het vervolg met dit nummer aangeduid.
De ontvangen orders worden in volgorde der nummers in een
orderboek geboekt, dat als volgt kan worden ingericht:
Orderboek. 1.
Datum.
1931.
Jan. 3
No.
9
NAAM.
H. Both & Co., R'dam
OMSCHRIJVING.
12 mantels No. 175
Bedrag.
/ 660,-
Datiim.
Te
leveren.
15 Jan.
Geleverd.
12 Jan.
De bedragkolom dient alleen om het totaalbedrag der in een
zekere periode ontvangen orders te bepalen. De laatste kolom
wordt eerst ingevuld, als de order is afgeleverd. JWen kan dan te
allen tijde zien, of in de uitvoering der orders al dan niet achterstand
is.
Voor elke order wordt een zoogenaamde begeïeidekaart uitgeschreven,
vermeldende ordernummer, omschrijving der order,
naam van den opdrachtgever, datum van oplevering en eventueele
technische bizonderheden, zooals de wijze van bewerking enz. De
begeïeidekaart is van stevig carton en volgt de order door de
geheele fabriek, ze kan gemakshalve aan de stof bevestigd worden.
326
Begeleidekaart.
Orderno.9 . ^^ ^ ^ ^ ^ ^ j ^ ^, j ^ ^
voor H. Both & Co. te Rotterdam.
in bewerking gegeven: . . . 3 Jan.
af te leveren: 15 Jan.
afgeleverd: 12 Jan.
Afwerking goedgekeurd:
door
(paraaf)
1930
1930
1930
§ 99. Verstrekkingsbons. Als regel moet worden gesteld, dat de
magazijnmeester geen goederen mag afgeven dan tegen ontvangst
van een verstrekkingsbon, behoorlijk door een daartoe gemachtigd
persoon geteekend. De inrichting dezer bons hangt geheel van omstandigheden
af. In het geval van de confectiefabriek, waarop onze
beschouwingen betrekking hebben, zal onderstaand model bruikbaar
zijn.
Verstrekkingsbon.
Bon. n». 15.
Afgege
4
Paraaf Ch
2"^
Datum 3 Januari 1931.
ven aan: &l^oMieA
0 M. cheviot 2) è ƒ 5,25 = ƒ 210,-
Order n°. 9.
-
Totaal . . ƒ210,—
F'.magazijn-boek.
38
Geb.Kpr.3)
' Paraaf Magazijnmeester Q/Ï. ir
Ontvanger &^ QM.
1) Veelal wordt een nummer in plaats van den naam vermeld.
2) In de practijk zal de aard van het te verstrekken artikel nader aangeduid
moeten worden, zoodat geen misverstand zal kunnen ontstaan.
3) Geboekt kostprijskaart.
327
De verstrekkingsbons zijn doorloopend genummerd en worden
naar behoefte uit een geperforeerd bonboekje gescheurd. In het
boekje blijft een carbon-afdruk van den uitgescheurden bon achter.
De magazijnmeester levert dagelijks de ontvangen bons op het
kantoor af. Eerst daar heeft de invulling der prijzen plaats en de
verdere behandeling der bons.
Deze verdere behandeling strekt zich uit tot:
a. het grondstoffengrootboek (§ 100),
b. het verstrekkingsboek-grondstoffen (§ 101),
c. de kostprijskaarten (§ 105).
§ 100. Grondstoffengrootboek. In het grondstoffengrootboek wordt
voor elk artikel een rekening aangelegd; echter kunnen verschillende
artikelen ook op één tabellarische rekening vereenigd worden. Het
grondstoffengrootboek moet in de eerste plaats te allen tijde den
voorraad aangeven. Met één oogopslag moet de grootte van den
voorraad van elk artikel kunnen blijken, opdat geen verstrekkingsbons
worden uitgeschreven voor goederen, die niet of in onvoldoende
hoeveelheid aanwezig zijn. In de tweede plaats moet door het grondstoffengrootboek
van elk artikel de verstrekkingsprijs worden aangegeven.
Men heeft dezen noodig bij de invulling der prijzen op
den verstrekkingsbon.
Met het oog op beide genoemde diensten is de staffelvorm zeer
bruikbaar. Hier volgt een rekening uit het grondstoffengrootboek,
waarop de volgende posten zijn geboekt:
1931. Jan. 1. Balans 100 M. a 5,25 = ƒ 525,—.
„ 3. Afgegeven tegen bon 15, voor order n". 9, 40 M.
„ 4. Ontvangen van N. N. te X. 200 M., factuurwaarde
ƒ 1.100,—.
38.
1931
Jan. 3
„ 4
LEVERANCIER.
N. N. te X . .
No.
Bon.
15
Order
9
Cheviot.
OMSCHRIJVING.
Balans
Ver-strekk.-
prijs.
/ 5,25
„ 5,25
„ 5,65
Hoe-veeliieid
in M.
100
40
60
200
260
Bedrag.
ƒ 525,-
„ 210,—
ƒ 315,-
„ 1.155,—
ƒ 1.470,-
Het grondstoffengrootboek wordt blijkbaar gehouden volgens
het beginsel van de permanente balans.
328
Hierbij moet het volgende worden opgemerkt:
1. Ondersteld is, dat tot dekking der kosten van het grond-stoffenmagazijn
de factuurwaarde der ontvangen goederen met 5 %
wordt verhoogd. De factuur van N. N. te X. van ƒ1.100,— werd
dus gesteld op ƒ 1.155,—. De opslag van ƒ 55,— wordt in het grond-stoffengrootboek
geboekt in het credit eener speciale rekening:
Reserve opslag of Opslagrekening. Deze rekening is ook bij de
opening van het grondstoffengrootboek op 1 Jan. 1931 gebezigd;
op de balans van 31 Dec. 1930 zijn de grondstoffen opgenomen
voor de factuurwaarde, of voor een getaxeerd bedrag. Zoo zal de
post van 100 M. cheviot daarop voor ƒ 500,— voorkomen. Bij de
opening der rekeningen van het grondstoffengrootboek wordt de
5 % opslag bij de balanswaarde gevoegd, terwijl de rekening Reserve
opslag er voor gecrediteerd wordt.
2. Bij eiken aankoop zal de nieuwe verstrekkingsprijs berekend
moeten worden. Gewoonlijk rondt men dezen gemakshalve (naar
boven) af.
3. De invulling der prijzen op de verstrekkingsbons geschiedt
van af de betrokken rekeningen van het grondstoffengrootboek.
Een ander voorbeeld^) volgt hier nog ter verduidelijking:
De rekening Grondstoffen in het algemeen grootboek wijst per
ultimo December een debetsaldo aan van ƒ 50.000,—.
Voor de grondstoffen is een subgrootboek aangelegd. De rekening
eener grondstof in dit subgrootboek wordt bij aankoop gedebiteerd
voor den kostprijs, vermeerderd met een door de ervaring geleerd percentage
tot dekking der magazijnkosten en der eventueele verschillen,
welke worden vastgesteld bij de maandelijksche inventarisatie.
Ultimo December is de volgende staat uit dit grondstoffenboek
getrokken:
Fol.
1
2
enz.
28
29
30
31
REKENING.
Beukenhout 1
Eikenhout i
enz \
Houtlijm 1
Opslagrekening
Magazijnkosten
Versctiillenrekening
Debet.
ƒ 283.000,—
„ 4.700,—
„ 2.800,—
ƒ 290.500,—
Credit.
ƒ 232.000,—
„ 8.000,—
200,—
300,—
ƒ 240.500,—
1) Uit een opgave Staatsexamen M. O., 1924.
329
De grondstoffen gaan voor de boekwaarde over, behalve het
beukenhout (fol. 1), waarvan de boekwaarde ƒ 10.000,— bedraagt
en waaraan een waarde van ƒ 7000,— wordt toegekend.
Verschuldigd voor magazijnkosten ƒ 100,—.
Opmerkingen.
a. Bij aankoop van eikenhout wordt geboekt:
GRONDSTOFFEN ƒ 10.000,—
AAN CREDITEUREN ƒ 10.000,—
In het grondstoffenboek wordt fol. 2 gedebiteerd voor:
ƒ 10.000,—
Opslag 5 % . . . . „ 500,—
ƒ 10.500,—
In het grondstoffenboek wordt fol. 29 gecrediteerd voor ƒ500,—.
Per saldo wordt derhalve het grondstoffenboek gedebiteerd voor
ƒ 10.000,—, evenals de rekening Grondstoffen in het algemeen
grootboek.
Wordt nu de helft van het eikenhout verbruikt, dan wordt dit
verrekend voor ƒ 5.250,—, zoodat rekening wordt gehouden met
magazijnkosten e.d.
b. Het zou ook mogelijk zijn, in het algemeen grootboek de
rekening Opslagen grondstoffen op te nemen, in plaats van in het
subgrootboek.
De journaalpost zou dan moeten luiden:
GRONDSTOFFEN ƒ 10.500,—
AAN CREDITEUREN ƒ 10.000,—
AAN OPSLAGREKENING GRONDSTOFFEN
„ 500,—
In het grondstoffenboek zou dan fol. 2 worden gedebiteerd voor
ƒ 10.500,—, en fol. 29 komen te vervallen.
c. Bij de betaling van ƒ 100,— magazijnkosten wordt geboekt:
GRONDSTOFFEN ƒ 100,—
AAN KAS ƒ 100,—
en in het Grondstoffenboek ƒ 100,— debet op fol. 30.
d. Indien een tekort van ƒ 75,— op houtlijm wordt geconstateerd,
wordt daarvan in journaal en grootboek niets geboekt.
(Men zou kunnen boeken:
GRONDSTOFFEN ƒ 75,—
AAN GRONDSTOFFEN ƒ 75,—)
In het subgrootboek wordt fol. 28 gecrediteerd voor ƒ 75,—,
fol.-^ig gedebiteerd voor ƒ 75,—.
330
Uitwerking.
De staat uit het subgrootboek wordt a.v. uitgewerkt:
Fol.
1
2
enz.
28
29
30
31
NAMEN DER REKENINGEN.
Beukenhout. .
Eikenhout . .
enz.
Houtlijm . . .
Opslagen . . .
Magazijnkosten
Verschillen . .
TELLINGEN.
Debet.
ƒ 283.000,—
4.700,-
2.800,-
ƒ 290.500,-
Credit.
ƒ 232.000,-
8.000,-
200,-
300,-
Debet.
ƒ 240.500,-
Opmerking: Het ideaal waarnaar gestreefd wordt is natuurlijk
een opslagpercentage dat zoodanig gekozen is dat het creditsaldo
van de rekening Opslagen gelijk is aan de som der debetsaldi van
de rekeningen Magazijnkosten en Verschillen (zie § 94). In dit
voorbeeld zou een percentage van 4,5 % inplaats van 5 % juister
zijn geweest.
Afsluiting der rekening Grondstoffen in het algemeen grootboek:
ƒ 51.000,
4.500,
2.500,
ƒ 58.000,
D.
1/1-31/12
31/12
Saldo
Aan balans . . .
Grondstoffen.
ƒ 50.000,—
100,—
ƒ 50.100,—
ƒ 48.000,—
31/12
31/12
Per V. en W. . .
„ balans . . . .
C.
ƒ 2.100,—
„ 48.000,—
ƒ 50.(j00,—
ƒ 100.-
Heropening der rekeningen in het subgrootboek:
Indien de opslag weer wordt gesteld op 5 %, worden de fol. 1—28
gedebiteerd voor ƒ48.000,—
Bij 5 % = . . . . „ 2.400,-
ƒ 50.400,—
en wordt fol. 29 gecrediteerd voor ƒ 2.400,—
Fol. 30 wordt geopend met credit „ 100,—
Het grondstoffengrootboek is bizonder geschikt om volgens het
kaartsysteem te worden gehouden; alleen die kaarten zijn dan in
gebruik, waarop de grondstoffen, die in voorraad zijn, voorkomen,
de doode kaarten worden opgeborgen.
331
§ 101. Verstrekkingsboek-grondstoffen. Na boeking der verstrek-kingsbons
in het grondstoffengrootboek, dus als de prijzen op de
SALDI.
Debet. Credit.
VERLIES. WINST. BALANS.
ƒ 51.000,—
4.500,-
2.500,-
ƒ 8.000,—
ƒ 3.000,—
ƒ 4.600,—
2.500,—
ƒ 48.000,-
ƒ 8.000,-
S. ƒ 2.100,-
100,-
ƒ 58.000,- ƒ 8.000,- ƒ 10.100,— ƒ 10.100,— ƒ 48.000,— 100,-
bons zijn vermeld, wordt het verstrekkingsboek-grondstoffen ter
hand genomen. Dit is een dagboek, dat het verbruik der grondstoffen
aangeeft. Het model wordt naar omstandigheden opgemaakt.
In ons geval kan het volgend model dienen:
Datum.
193Ü
Jan. 3
No.
Bon.
15
Order.
9
O M S C H R I J V I N G ,
(deze kolom kan vaak vervallen.)
Bedrag.
ƒ 210,-
ƒ 10.000,—
In vele fabriekszaken deelt men het jaar bij de samenstelling
der boeken, niet in maanden in, doch in periodes, die een administratief
geheel vormen, b.v. weken of periodes van vier weken.
Vooral met het oog op de loonverdeeling is dit gewenscht, zoolang
de loonen per week worden betaald. De periode moet een loon-week
of een veelvoud van loonweken omvatten. In ons voorbeeld
loopt de loonweek van Zaterdag tot en met den daaropvolgenden
Vrijdag, terwijl de uitbetaling van het loon des Zaterdags plaats
vindt. Op den laatsten Vrijdagavoird van 1929, den 27sten Dec,
heeft men het boekjaar als geëindigd beschouwd, zoodat het boekjaar
1930 eigenlijk Zaterdag den 28sten December 1929 is begonnen.
332
Men verdeelt het boekjaar in vierwekelijksche periodes, zoodat de
eerste periode eindigde Vrijdag den 24sten Januari 1930.
In de onderstelling, dat de telling van het verstrekkingsboek-grondstoffen
dan ƒ 10.000,— aanwijst, zal zijn te journaliseeren:
GRONDSTOFFENVERBRUIK
Ie periode ƒ 10.000,—
AAN GRONDSTOFFEN
Idem ƒ 10.000,—
§ 102. Loonboekhouding. Aan de loonboekhouding worden
hoogere eischen gesteld dan aan die, welke in § 91 werd behandeld.
Het is hier namelijk noodzakelijk, de directe loonkosten, aan elk
afzonderlijk product besteed, vast te stellen, met het oog op de
kostprijsberekening.
Gemakshalve wordt ondersteld, dat alleen in tijdloon wordt
gewerkt. Elke arbeider krijgt een nummer. Voor eiken arbeider
wordt een daglijst aangelegd, waarop hij regelmatig aanteekening
houdt van zijn dagelijksche werkzaamheden. De aard dezer aanteekening
blijkt uit onderstaand model.
Daglijst.
N«. 1. H. MENKE.
1931
Jan. 3 1)
van/tot
8—10
10—12
12—IJ
Order
No.
9
11
Uur.
2
2
14
Totaal.
5è
OMSCHRIJVING.
Stikken.
Opruimen.
Nauwkeurig moet worden toegezien, dat elke werkdag ten volle
wordt verantwoord en dat de omschrijving der verrichte werkzaamheden
volkomen tot haar recht komt, omdat men in staat moet
zijn te allen tijde het geheele verloop der werkzaamheden, tot een
bepaalde order behoorende, te kunnen nagaan.
De daglijsten moeten door een verantwoordelijk persoon voortdurend
worden gecontroleerd en na accoordbevinding worden
geparafeerd. Vaak is het zelfs raadzaam de daglijsten niet door
de werklieden zelf te laten bijhouden, doch door een speciaal daarvoor
aangewezen tijd schrijver.
1) Zaterdag.
333
De accoord bevonden daglijsten worden op weeklijsten overgebracht,
voor eiken arbeider één. Na afloop van elke week wordt
het uitbetaald loon op den staat vermeld en naar verhouding der
werkuren over de verschillende orders en andere werkzaamheden
verdeeld. Zie hiervan het model op pag. 334.
Als de weeklijsten van alle arbeiders gereed zijn, wordt daaruit
een recapitulatiestaat opgemaakt, waarvan het totaal sluiten moet
met het bedrag, dat als loon in het kasboek is geboekt. Deze
recapitulatiestaat geeft de verdeeling aan van het geheele loon over de
verschillende orders (direct loon) en de overige hoofden. Hier volgt een
model. (Zie pag. 334).
Aangenomen, dat het loon, betaald voor het opruimen derfabriek,
geboekt wordt op Diverse indirecte productiekosten en het loon,
dat gedurende ziekte en tijdens verlof wordt betaald, op Sociale
lasten, zal deze weekstaat tot den volgenden journaalpost aanleiding
geven:
DIRECT LOON
3—9 Januari ƒ 867,—
DIVERSE INDIRECTE PRODUCTIEKOSTEN
Loon opruimen fabriek „ 8,—
SOCIALE LASTEN
Ziekte ƒ 15,—
Verlof „ 10,—
„ 25,-
AAN LOON
3—9 Januari ƒ 900,—
Een eventueele vergoeding voor het betaald ziekengeld wordt
in het credit der rekening Sociale lasten geboekt. Andere boekingen
der ziekengelden zijn ook bruikbaar.
Ingeval een ander loonsysteem wordt toegepast, zal de geschetste
loonboekhouding naar omstandigheden gewijzigd moeten worden,
in elk geval echter moet zij periodiek het directe loon aangeven, dat ten
laste van elk ordernummer moet worden geboekt.
§ 103. Maandstaten der indirecte productiekosten en der algemeene
kosten. De eenmaal bepaalde opslagen ter dekking van de indirecte
productiekosten en der algemeene kosten moeten voortdurend
geobserveerd worden, omdat daarop talrijke invloeden werken. De
NO. 1.
WEEKLIJST.
H. MENKE. Per uur ƒ 0,50.
Datum.
Jan. 3 . . . .
„ 5 . . . .
„ 6 . . . .
7 . . . .
„ 8 . . . .
9 . . . .
O R D E R S .
9 11
2
6
3
4
15
ƒ7,50
2
6
8
ƒ 4 , -
14
2i-
^
7
ƒ3,50
15
4
4
-&
ƒ 4 , -
16
U
• ^
if
ƒ 2 , -
Oprui-men.
n
l i
ƒ0,75
Ziek.
4*
4J
ƒ2,25
Totaal.
5è
84
8i
8è
8i
8i
48
ƒ 2 4 , -
RECAPITULATIE DER WEEKLIJSTEN.
3—9 JANUARI 1931.
N».
1
2
NAAJVl.
H. Menke .
enz.
O R D E R S .
4
ƒ200,-
6
ƒ 6 7 , -
9
ƒ7,50
ƒ110,-
10
ƒ100,-
11
/ 4 -
ƒ 9 0 , -
12
ƒ 8 0 , -
13
ƒ 7 0 , -
14
ƒ3,50
ƒ 6 0 , -
15
ƒ 4 , -
ƒ 4 0 , -
16
ƒ 2 , -
ƒ 5 0 , -
Oprui-men.
ƒ0,75
/ 8 , -
Ziek.
ƒ2,25
ƒ 1 5 , -
Verlof.
ƒ 1 0 , -
Totaal.
ƒ 2 4 , -
ƒ 9 0 0 , -
re -1
^ 2.
o
3
D. " 3 2 D..
335
boekhouding geeft de factoren dezer opslagen niet steeds tijdig.
Zoo worden de afschrijvingen gewoonlijk eerst aan het eind van
het boekjaar geboekt. Het is daarom raadzaam, buiten het grootboek
om, staten aan te leggen, die voor elke periode, welke als één
administratief geheel wordt aangemerkt (kostprijsperiode), in ons
voorbeeld dus een tijdvak van vier loonweken, zoo nauwkeurig
mogelijk de grootte der indirecte productiekosten en der algemeene
kosten aangeven. Met het oog op eventueele vragen, die bij de
bestudeering van den invloed der bedrijfsdrukte kunnen gesteld
worden, is de splitsing dezer staten in vieren raadzaam en wel:
a. Staat der constante indirecte productiekosten;
b. „ „ variabele indirecte productiekosten;
c. „ „ constante algemeene kosten;
d. „ „ variabele algemeene kosten.
Modellen dezer staten volgen hier:
Constante indirecte productiekosten 1931.
OMSCHRIJVING.
Afschrijving fabriek. .
machines.
Brandassurantie . . .
Ie coupeur
enz.
Ie periode
27/12-23/1
ƒ 38,50
,. 77,-
57,75
„ 300,—
ƒ 1.000,—
2e periode
24/1-21/2 enz. 13e
periode. Totaal.
Variabele indirecte productiekosten 1931
OMSCHRIJVING.
Onderhoud fabriek . .
machines .
Kracht en licht . . .
Verwarming
enz.
Ie periode
27/12-23/1
ƒ 50,-
60,—
„ 400,—
„ 140,—
ƒ 900,—
2e periode
24/1-21/2 enz.
•
13e
periode.
Totaal.
336
OMSCHRIJVING.
Salaris boekhouder . .
assistent-boekh.
typiste . . . .
jongste bediende
Abonnement telefoon .
Afschrijving kantoor .
Brandassurantie kant. .
Schoonhouden kantoor
Constante algemeen
Ie periode
27/12-23/1
/ 240,-
„ 160,—
„ 120,—
„ 60,-
„ 20,-
8 , -
„ 12,-
„ 20,-
ƒ 800,-
2e periode
24/1-21/2
e kosten 1931.
enz. 13e
periode. Totaal.
OJMSCHRIJVING.
Bureaubehoeften . . .
Porti
Interc. telefoongesprekken
Telegrammen . . . .
Reiskosten
Verwarming kantoor .
enz.
Variabele
Ie periode
27/12-23/1
ƒ 40,-
„ 50,—
„ 60,-
„ 25,-
„ 100,—
30,—
ƒ 400,-
algenieen(
2e periode
24/1-21/2
; kosten 1931.
enz. 13e
periode.
_ _ _
Totaal.
Tusschen deze staten en de boekhouding bestaat een nauw verband.
De gegevens der staten worden aan de boeken ontleend.
Zoo is het bedrag der afschrijving fabriek op den staat der constante
indirecte productiekosten gevonden, door de jaarlijksche afschrijving
(§ 93) van ƒ 500,— door 13 te deelen. Op dezelfde wijze zijn
de beide volgende posten gevonden. Het loon van den Isten coupeur
van ƒ 300,— is het werkelijke loon, dat ten laste der 1ste periode
komt. De variabele algemeene kosten zijn ontleend aan de overeenkomstige
rekeningen van het onkostengrootboek, tenzij men een
of meer dezer posten over verschillende periodes wil verdeelen.
In dit geval houdt men daarvan aanteekening.
Als eisch moet worden gesteld, dat de vier staten een juist
beeld geven van de indirecte productiekosten en van de algemeene
SIB
337
kosten, die op eik der verschillende periodes drukken. Over liet
geheele boekjaar genomen, moeten deze staten uiteraard nagenoeg
overeenkomen met de posten, die op de Verlies- en winstrekening
ten name der betrokken onkostenrekeningen staan.
Zoodra voor een bepaalde periode de vier onkostenstaten, het
bedrag der verstrekte grondstoffen en het directe loon zijn vastgesteld,
moeten de kostprijsformules worden geverifieerd.
§ 104. Verificatie der kostprijsformules met behulp der maand-staten.
Wij onderstellen, dat de factoren ter opstelling van de
kostprijsformules voor de eerste periode van 1931 zijn:
Grondstoffenverbruik ƒ 10.000,—
Direct loon „ 3.500,—
ƒ 13.500,—
Indirecte productiekosten:
a. constante ƒ1.000,—
b. variabele „ 900,—
ƒ 1.900,—
Algemeene kosten:
a. constante ƒ 800,—
b. variabele „ 400,—
„ 1.200,—
ƒ 3.100,—
Hieruit worden de volgende drie kostprijsformules afgeleid:
I. k = 1,23 (g + dl), in plaats van 1,25 (g + di).
II. k = g + 1,89 dl, in plaats van g + 1,875 é\
III. k = 1,09 g + 1,64 dl, in plaats van 1,1 g + 1,625 di.
De gevonden formules zijn bij de kostprijsberekening over de
eerste periode toe te passen.
§ 105. Kostprijskaarten. Voor elke order wordt een staat aangelegd,
waarop alle gegevens, die betrekking hebben op de kostprijsberekening,
worden verzameld en verwerkt. Het kaartsysteem
is voor dat doel zeer bruikbaar, omdat daarmede alleen de kaarten
der loopende orders in handen komen, daar die der afgeloopen
orders worden opgeborgen.
Bij elke aanvrage wordt vóór de offerte een berekening van den
Suppl. Pract. Boekh. 22
338
vermoedelijken kostprijs gemaakt, de voorcalculatie. (Zie § 93).
Leidt de offerte tot een order, dan wordt de voorcalculatie op de
kostprijskaart der order opgenomen, ter latere vergelijking met de
werkelijke kostprijsfactoren. Deze vergelijking tusschen verwachting
en werkelijkheid kan zeer leerzaam zijn.
Hier volgt de kostprijskaart, behoorende bij order 9 van ons
voorbeeld. (Zie pag. 339).
In de voorcalculatie op pag. 339 is de opslag berekend, die uit
de gekozen kostprijsformule, berekend als in § 93 is aangegeven,
voortvloeide. In het vervolg wordt echter met de kostprijsformules
der onmiddellijk voorafgaande kostprijsperiode van vier weken
gecalculeerd.
Voor het geval een order niet geheel ligt in één kostprijsperiode,
zal in de kostprijsberekening met verschillende opslagpercentages
gewerkt moeten worden: voor elke periode één. De datums der
betaalde loonen geven de noodige aanwijzingen.
Bij vergelijking der voorcalculatie met de kostprijsberekening
(nacalculatie) zal het de aandacht trekken, dat zoowel de begrooting
der grondstoffen, als die van het directe loon zijn overschreden.
Naar de oorzaken van dit verschijnsel moet een onderzoek worden
ingesteld, ten einde dergelijke vergissingen in het vervolg te voorkomen.
Van veel nut kan daarbij zijn een specificatie der grondstoffen
op de voorcalculatie en de analyse van het direct loon over
de verschillende onderdeden, waarin de verrichte werkzaamheden
kunnen worden gesplitst. De daglijsten der werklieden geven daartoe
de noodige gegevens.
§ 106. Maandstaten der kosten van verkoop. Aangezien bij het
opstellen eener offerte, behalve de kostprijs, ook de onkosten van
verkoop in aanmerking zijn te nemen, moet de boekhouding betrouwbare
maandstaten der kosten van verkoop geven. De onderscheiding
der kosten van verkoop in constante en veranderlijke
heeft vaak weinig practische waarde. Beter is de verdeeling in
algemeene kosten van verkoop, waaronder zijn te verstaan die
kosten, die op alle verkoopen drukken, en bizondere kosten van
verkoop. Immers sommige verkoopkosten drukken slechts op bepaalde
verkoopen. Met de provisie is dit het geval als overeengekomen
is, dat de reizigers geen provisie ontvangen over bepaalde
posten. Het is immers onjuist, speciale kosten over alle verkoopen
om te slaan.
H. BOTH & Co., ROTTERDAM. Order N». 9.
12 Mantels N». 175.
GRONDSTOFFEN.
1931 Bon
no.
OMSCHRIJVING. Hoeveelheid,
Ver-strekk.-
prijs.
Bedrag.
DIRECT LOON.
1931 Bedrag.
KOSTPRIJSBEREKENING.
VOORCALCULATIE MET
FORMULE I I.
Jan. 3
„ 5
enz.
15 Cheviot, 40 M. ƒ 5,25 ƒ 2 1 0 , - Jan. 5
„ 12
„ 19
ƒ 20,-
„ 110,-
„ 10,-
ƒ 140,-
ƒ 300,—
Grondstoffen . .
Direct loon . .
Opslag:
89 % over / 140,-
Kostprijs.
Factuur . ƒ660,—
Kosten
verkoop „ 53,20i)
Winst
1) Zie pag. 340.
ƒ 300,—
„ 140,—
ƒ 440,-
„ 124,60
ƒ 564,60
Grondstoffen
Direct loon .
Opslag
87i % over
ƒ 135,-
Winst 10 % . .
Verkoopkosten. .
Aangenomen voor
ƒ 606,80
ƒ 42,20
ƒ 290,-
„ 135,-
ƒ 4 2 5 , -
,, 118,13
ƒ543,13
„ 54,32
ƒ 597,45
„ 60,—
ƒ 657,45
660,—
340
In elk bizonder geval moeten de bizondere verkoopkosten bij
het opstellen eener offerte, begroot worden.
Hier volgt een model der maandstaten van de kosten van verkoop:
Algemeene kosten van verkoop.
OMSCHRIJVING.
Afschrijving lokaal . .
Assurantie
Verwarming
Loon pakhuisknecht .
Touw
Pakpapier
enz.
Ie periode
27/12-23/1
ƒ 4.-
2 , -
„ 20,-
„ 100,—
„ 50,-
40,—
ƒ 400,-
2e periode
24/1-21/2 enz. 13e
periode.
• -
Totaal.
Bizondere kosten van verkoop.
OMSCHRIJVING.
Reiskosten
Provisie
Vracht
enz.
Ie periode
27/12-23/1
ƒ 300,—
„ 1.000,—
„ 150,—
ƒ 1.600,—
2e periode
24/1-21/2 enz. 13e
periode. Totaal.
Bedroeg gedurende de eerste periode de verkoopwaarde der
afgeleverde goederen ƒ 20.000,—, dan hebben de algemeene kosten
van verkoop (ƒ 400,—) 2 % beloopen. Hebben verder de
bizondere kosten van verkoop, die op de order n". 9 drukken,
zooals provisie, vracht, ƒ 40,— bedragen, dan kan het totaal der
kosten van verkoop dezer order op ƒ 53,20 worden gesteld (ƒ 40,—
en 2 % van ƒ 660,— = ƒ 13,20.)
341
§ 107. Goederen in bewerking. De lezer is nu in staat de vorming
van den balanspost Goederen in bewerking (§ 93) te verklaren.
Van alle onafgeloopen orders geven de tot den dag bijgewerkte
kostprijskaarten het grondstoffenverbruik en het directe loon aan.
Voegt men daarbij den opslag voor de indirecte productiekosten
en de algemeene kosten, dan verkrijgt men de balanswaarde. De
berekening wordt vereenvoudigd, als de inventarisatie samenvalt
met het einde van een kostprijsperiode, omdat dan geen extra
werk behoeft verricht te worden.
Alleen in bizondere gevallen zal de balanswaarde der goederen
in bewerking afwijken van het totaal der kostprijzen van de loopen-de
orders. Is b.v. een groote, loonende order bij het eind van het
boekjaar bijna afgewerkt, dan kan geen redelijke grond aangegeven
worden, de geheele winst het volgend boekjaar ten goede te laten
komen. Zijn daarentegen de loopende orders gemiddeld onder den
kostprijs geplaatst, dan zal een afschrijving op den kostprijs der
loopende orders noodig zijn. Men moet dus — evenals steeds —
rekening houden met de omstandigheden.
§ 108. Fabricagerekening. Op het einde van het boekjaar wordt
nu de Fabricagerekening samengesteld, op welke rekening worden
overgeboekt de saldi der rekeningen:
Grondstoffenverbruik,
Direct loon,
Diverse indirecte productiekosten,
Sociale lasten,
Algemeene kosten.
In het credit der Fabricagerekening wordt opgenomen het saldo
der rekening Bijproducten.
De Fabricagerekening geeft dan den totalen kostprijs van het
fabrikaat aan, welke naar het debet van de Verlies- en winstrekening
wordt overgeboekt, nadat rekening is gehouden met de balanswaarde
van de voorraden goederen in bewerking en gereed product.
In het grootboek komt niet voortdurend op een rekening tot
uitdrukking, welke kosten zijn besteed aan de in bewerking zijnde
goederen. Hieromtrent bevatten alleen de kostprijskaarten gegevens,
doch deze staan naast de boekhouding.
Op de Verlies- en winstrekening komt credit het saldo der
rekening Verkoopen, debet het saldo der rekening Verkoopskosten.
(Natuurlijk kunnen ook de saldi der rekeningen Fabricagereke-
342
ning, Verkoopen en Verkoopkosten overgebracht worden op één
rekening: Fabrikaten of Producten.)
B II. DE KOSTPRIJSBEREKENING WORDT IN DE BOEKHOUDING
OPGENOMEN.
§ 109. Afzonderlijke rekeningen gedurende de geheele boekingsperiode
voof goederen in bewerking en voor gereedgekomen product.
Na het voorgaande kan de verklaring der opname van de kostprijsberekening
in de boekhouding kort zijn.
Het samenstel der kostprijskaarten wordt tot een subgrootboek, het
kostprijzengrootboek, verheven. In het algemeen grootboek komt als
sluitrekening op het kostprijzengrootboek de rekening Orders of
Goederen in Bewerking voor.
Deze rekening moet periodiek, dus wekelijks, vierwekelijks of
maandelijks, in overeenstemming worden gebracht met het totaal
der kostprijskaarten, d.w.z.:
de rekening Orders of Goederen in bewerking wordt gedebiteerd
voor de directe kosten, en voor de berekende indirecte en algemeene
kosten, welke kosten in de beëindigde boekingsperiode reeds zijn
opgenomen op de kostprijskaarten.
Is een order gereedgekomen, dan wordt de orderkaart opgeborgen
bij de kaarten der gereedgekomen orders. In het algemeen grootboek
wordt periodiek de rekening Fabricagerekening of Gereed
Product gedebiteerd voor den kostprijs der gereed gekomen producten.
De rekening Orders of Goederen in bewerking wordt voor
hetzelfde bedrag gecrediteerd.
De rekening Orders geeft dus doorloopend aan den kostprijs der
goederen in bewerking, de rekening Fabricagerekening den kostprijs
der gereedgekomen producten.
§ 110. Kostprijzengrootboek. Van uit het verstrekkingsboek-grondstof
f en (§101) worden de verstrekte grondstoffen op de kaarten,
waaruit het kostprijzengrootboek bestaat, geboekt. De journaal-post,
getrokken uit het verstrekkingsboek-grondstoffen, zal nu
luiden:
ORDERS (Goederen in bewerking)
Grondstoffenverbruik Ie periode . . ƒ 10.000,—
AAN GRONDSTOFFEN
Idem ƒ 10.000,—
Het directe loon wordt van af de recapitulatie der weeklijsten
343
(§ 102) naar het kostprijzengrootboek overgebracht. De journaalpost
getrokken uit het in § 102 gegeven voorbeeld, zal luiden:
ORDERS (Goederen in bewerking)
Direct loon 3—9 Januari ƒ 867,—
DIVERSE INDIRECTE PRODUCTIEKOSTEN
Loon opruimen fabriek „ 8,—
SOCIALE LASTEN
Ziekte ƒ 15,—
Verlof „ 10,—
„ 25,-
AAN LOON
3—9 Januari ƒ 900,—
Na de boeking der grondstoffen en van het directe loon in het
kostprijzenboek volgt de boeking van de opslagen tot dekking der
indirecte productiekosten en der algemeene kosten.
§ 111. Boeking der opslagen. In § 93 is gebleken, dat voor
elke order bepaald wordt welke kostprijsformule wordt gekozen,
die zal worden toegepast (Zie pag. 321 en 322). Aan liet eind eencr
kostprijsperiode, als alle verstrelde grondstoffen en alle directe Iconen
op de rekeningen van het kostprijzengrootboek zijn geboekt, worden
de orders, waaraan in deze periode is gewerkt, verdeeld over drie
staten, voor elke kostprijsformule één. Bij elk ordernummer wordt
op den betreffenden staat het totale bedrag der in de periode verstrekte
grondstoffen en het totale bedrag der in de periode betaalde
directe loonen geboekt. Van eiken staat wordt het totaal der grondstoffen
en het totaal der loonen bepaald. De op deze wijze verkregen
drie grondstoffenbedragen moeten te zamen gelijk zijn aan het totaal
bedrag der in de periode verstrekte grondstoffen en de drie loonbedragen
moeten te zamen gelijk zijn aan het totaal in de periode
betaalde directe loon. Eerst als deze overeenkomst werkelijk is geconstateerd,
kan men de staten als juist erkennen. Met behulp der
drie kostprijsformules, die tot de kostprijsperiode behooren (§ 104)
berekent men de opslagen. De recapitulatie der totalen van de
drie staten geeft den totalen opslag. Nevenstaande modellen lichten
de gegeven verklaring toe. (Zie pag. 344).
Na het gereedkomen dezer recapitulatie worden de opslagen stuk
voor stuk op de betrokken kostprijskaarten geboekt.
OPSLAGEN Ie PERIODE (27/12—23/1 1931.)
I. 0,23 (g + dl)
Order-n
». Grondstof.
ƒ 3.000,—
Direct
loon.
/ 1.000,—
• —
Opslag.
ƒ 920,-
1 II. 0,89 dl
Order-n°.
9
Grondstof.
ƒ 300,-
ƒ 6.000,—
Direct
loon.
ƒ 140,-
ƒ 2.100,—
Opslag.
/ 124,60
ƒ 1.869,—
III. 0,99 g + 0,64 dl
Order-n
». Grondstof.
ƒ I.OOO,—
Direct
loon.
ƒ 400,-
Opslag.
ƒ 346,-
co
RECAPITULATIE.
I.
II.
III.
Totaal
Grondstof.
ƒ 3.000,—
„ 6.000,—
„ 1.000,—
ƒ 10.000,—
Direct loon.
ƒ 1.000,—
„ 2.100,—
400,—
ƒ 3.500,—
Opslag.
ƒ 920,-
„ 1.869,—
346,—
/ 3.135,—
l&ÊÊ
CTQ I CfO
345
In het journaal wordt geboekt:
ORDERS (Goederen in bewerking)
Opslagen 1ste periode ƒ 3.135,—
AAN RESERVE OPSLAGEN!)
Ie periode ƒ3.135,—
Wordt na deze boeking een recapitulatie opgemaakt der loopende
orders, uit het kostprijzengrootboek, dan zal het totaal-debet
moeten overeenstemmen met het totaal-debet der rekening Orders
in het algemeen grootboek.
§ 112. Boeking der afgeloopen orders. Aan het eind van elke
kostprijsperiode worden de kaarten der afgeloopen orders ter zijde
gelegd, om na boeking in het register van afgeloopen orders te worden
opgeborgen. Hier volgt een model.
Register van afgeloopen orders.
Ie PERIODE 1931.
Ordern".
9
Grondstoffen.
ƒ 300,-
ƒ 8.000,—
Direct loon.
ƒ 140,-
ƒ 2.800,—
Opslag.
ƒ 124,60
ƒ 2.400,—
Totaal.
/ 564,60
ƒ 13.200,—
Hiervan wordt geboekt:
FABRICAGEREKENING (Gereed
Product)
Afgeloopen orders Ie periode . . . ƒ 13.200,—
AAN ORDERS (Goederen in Bewerking)
Idem ƒ 13.200,—
Na deze boeking zal het saldo der rekening Orders in het algemeen
grootboek gelijk zijn aan een recapitulatie, getrokken uit het
1) Ook wel: Opslagrekening, of Verrekende indirecte en algemeene kosten
genaamd.
346
kostprijzengrootboek, in de onderstelling, dat de kaarten der uitgevoerde
orders zijn opgeborgen, dus geen bestanddeel meer uitmaken
van het kostprijzengrootboek.
De Fabricagerekening geeft het totaal der kostprijzen aan van de
afgeloopen orders. Bij de afsluiting wordt het saldo naar het debet
der Verlies- en winstrekening overgebracht.
De rekening Verkoopen geeft de opbrengst aan der uitgevoerde
orders. Als de facturen van alle uitgevoerde orders zijn geboekt,
geeft het verschil tusschen het saldo der rekening Verkoopen
en het saldo der Fabricagerekening de bruto winst (of het bruto
verlies) aan. Hier ontmoeten wij weder het beginsel van de permanente
balans.
§ 113. Reserve opslagen. In § 111 is gebleken, dat de nauwkeurig
berekende indirecte productiekosten en algemeene kosten eener
kostprijsperiode in het debet der rekening Orders en in het credit
der rekening Reserve opslagen worden geboekt. De kosten zelve
blijven echter op de betrol<ken rekeningen voorkomen. Deze kosten
moeten tegen de reserve opslagen opwegen. Slaat de balans naar
het debet over, dan zijn de opslagen te laag geweest, slaat ze
daarentegen naar het credit over, dan waren ze te hoog. Dit
tegenover elkander stellen moet zoo vaak mogelijk geschieden, omdat het
een scherpe controle is op de juistheid der berekende opslagen. In elk
geval blijkt bij de jaarlijksche balans en Verlies- en winstrekening
de verhouding tusschen de werkelijke lasten en de berekende
reserve. Beter is het echter elk kwartaal (bestaande uit 3 kostprijsperiodes),
of elk halfjaar (bestaande uit 6 of 7 kostprijsperiodes)
een balans en een Verlies- en winstrekening op te maken.
Soms boekt men bij de afsluiting van het boekjaar:
RESERVE OPSLAGEN . . . . ƒ
AAN INDIRECTE KOSTEN . . . ƒ (saldo)
AAN ALGEMEENE KOSTEN . . „ (saldo)
Wijst de rekening Reserve opslagen daarna een creditsaldo aan,
dan zijn de berekende opslagen te hoog geweest. Het creditsaldo
wordt dan overgebracht naar de Fabricagerekening, daar deze een
te hoogen kostprijs aangeeft:
RESERVE OPSLAGEN ƒ
AAN FABRICAGEREKENING
(Gereed product) ƒ
De tegenovergestelde boeking wordt gemaakt bij een debetsaldo.
347
Ter toelichting volgt hier de saldibalans, de balans en de Verlies-en
winstrekening, opgemaakt den 20sten Maart 1931, alzoo aan
het eind der derde kostprijsperiode. (Zie pag. 348.)
Desgewenscht wordt nog geboekt:
a. RESERVE OPSLAGEN ƒ 10.000,—
AAN INDIRECTE PRODUCTIEKOSTEN
ƒ 5.700,—
AAN ALGEMEENE KOSTEN . . . „ 3.612,50
AAN AFSCHRIJVING GEBOUWEN „ 187,50
AAN AFSCHRIJVING MACHINES . „ 250,—
AAN FABRICAGEREKENING . . . „ 250,—
b. FABRICAGEREKENING ƒ 400,—
AAN GRONDSTOFFEN ƒ 400,—
en daarna:
C. VERKOOPEN ƒ 54.650,—
AAN FABRICAGEREKENING . . . ƒ 54.650,—
(Vergelijk de methode van de permanente balans).
Bij den aanvang der 1ste kostprijsperiode is het kostprijzen-grootboek
(§ 110) aangelegd en werd de balanspost Goederen in
bewerking van ƒ 10.000,— (pag. 317) overgeboekt naar de rekening
Orders.
De balanswaarde der grondstoffen bedraagt volgens de balans
den 20sten Maart 1931 ƒ41.600,—. Het blijkt, dat de opslag op de
factuurprijzen der grondstoffen (§ 94) te gering is geweest ter dekking
der kosten van den magazijndienst: het tekort is ƒ400,—.
Dit bedrag komt voor op de Verlies- en winstrekening. In het
grondstoffengrootboek kan worden nagegaan, welke verschillende
kosten en verschillen moeten worden gesteld tegenover de berekende
opslagen voor magazijnkosten en magazijnverschillen.
We komen nu tot de vraag, of de berekende opslagen voor
indirecte en algemeene kosten ongeveer in overeenstemming zijn
met de werkelijke kosten.
De indirecte productiekosten hebben bedragen . . ƒ 5.700,—
bij: afschrijving gebouw (V4 van het geheele jaar) „ 187,50
machines (74 van het geheele jaar) „ 250,—
algemeene kosten ,, 3.612,50
Totaal ƒ 9.750,—
De opslag bedroeg „ 10.000,—
Voordeelig verschil ƒ 250,—
Fol. NAMEN DER REKENINGEN.
Gebouw
Machines
Grondstoffen
Debiteuren
Kas
Kapitaal
Crediteuren
Verkoopen
Reserve opslagen (Opslagrek.) . . .
Indirecte productiekosten
Algemeene kosten
Kosten van verkoop
Orders (Goed. in bewerking) . . .
Fabricagerekening (Gereed product)
Afsctirijving gebouwen (V4) . . . .
„ machines (V4) . . . .
Winst
SALDIBALANS
20 Maart 1931.
30.000,-
10.000,-
42.000,-
37.000,-
3.000,-
5.000,-
3.500,-
5.000,-
15.000,-
54.500,-
ƒ 205.000,—
ƒ 100.000,-
„ 30.000,-
„ 65.000,-
„ 10.000,-
ƒ 205.000,-
VERLIES EN WINST
27Dec.'30—20Mrt.'31.
400,-
5,
3.
5.
54.
700,—
612,50
.000,—
.500,—
187,50
250,—
.350,—
ƒ 75.000,—
ƒ 65.000,-
„ 10.000,-
ƒ 75.000,—
BALANS
20 Maart 1931.
30.000,—
10.000,—
41.600,—
37.000,—
3.000,—
300,—
100,—
15.000,—
ƒ 137.000,—
ƒ 100.000,-
30.000,-
1.000,—
212,50
187,50
250,—
5.350,—
00
00
ƒ 137.000,-
? 5 ?ê- <: o- w i- > D. <-*- O" < « 3 < D-
349
Hieruit blijkt, dat, behoudens het geringe verschil van ƒ250,—,
de opslagen voldoende zijn geweest tot dekking der kosten en
dat de kostprijsboekhouding derhalve aan de gestelde eischen heeft
voldaan.
§ 114. Splitsing van een industrieel bedrijf in afdeelingen. De
meeste industriëele bedrijven kunnen in afdeelingen worden gesplitst.
Zoo bestaan de meeste drukkerijen uit de zetterij, onderverdeeld
in de machinale- en de handzetterij, de drukkerij en de
binderij. Vele machinefabrieken kunnen verdeeld worden in: het
teekenbureau, de modelmakerij, de ijzergieterij, de kopergieterij,
de smederij, de bankwerkerij en de montageafdeeling.
Voor de kostprijsberekening moeten de indirecte productiekosten
voor elk dezer afdeelingen afzonderlijk worden bereliend, ten einde voor
elke afdeeling den opslag te kunnen bepalen.
Het is dan doelmatig, tegenover de indirecte kosten van elke
afdeeling een afzonderlijke opslagrekening te stellen, zoodat b.v.
regelmatig wordt gecontroleerd of het totaal der directe kosten van
Afdeeling III overeenstemt met het creditsaldo der Opslagrekening
Afdeeling III.
Vervaardigt de fabriek slechts één soort fabrikaat, dan zou de
administratieve splitsing der afdeelingen alleen gewenscht zijn ter
bepaling van de kostprijzen der verrichtingen van elke afdeeling.
Worden echter verschillende fabrikaten vervaardigd, dan is deze
administratieve splitsing onmisbaar ter bepaling der verschillende
kostprijzen. Als twee fabrikaten elk aan materiaal ƒ 1.000,— en
elk aan direct loon ƒ 500,— kosten, kunnen de kostprijzen zeer
uiteenloopen. Zijn voor de vervaardiging van het eene fabrikaat
dure machines met dure beweegkracht gebruikt, terwijl het tweede
fabrikaat met lichte, goedkoope machines is vervaardigd, dan
moeten de kostprijzen uiteraard zeer veel verschillen.
Het is hier de plaats niet, de kostprijsboekhouding van fabrieken
met verschillende afdeelingen te behandelen. Met het volgende zal
worden volstaan. ^)
Allereerst wordt het aandeel van elk der afdeelingen in de boekwaarde
der gebouwen, terreinen, machines, werktuigen, gereedschappen
enz. bepaald.
Vervolgens worden staten opgemaakt ter bepaling van de con-
1) Zie verder o.a. K. G. Simon, Kostprijsberekening en administratieve
fabrieksorganisatie.
350
stante en van de variabele indirecte productiekosten van elke
afdeeling, op de wijze als in § 103 is verklaard, voor een bepaalde
kostprijsperiode (bv. een periode van vier volle loonweken).
Verder maakt men staten op van de constante en variabele
algemeene kosten over dezelfde periode. Deze worden niet over de
afdeelingen verdeeld.
Het bedrag der verstrekte grondstoffen en het betaalde directe
loon worden voor elke order vastgesteld, verdeeld over de verschillende
afdeelingen.
Vervolgens moet worden bepaald, op welke wijze de indirecte
productiekosten van elke afdeeling over de productie dezer afdeeling
moet worden verdeeld, terwijl ten slotte de wijze van
verdeeling der algemeene kosten over de totale productie moet
worden vastgesteld.
Voorbeeld.
Een machinefabriek heeft de volgende afdeelingen: teekenbureau,
modelmakerij, kopergieterij, ijzergieterij, smeltoven, smederij,
bankwerkerij en montage. De afdeeling speciale machines blijft
voorloopig buiten beschouwing.
Over een zekere periode heeft men de constante en de variabele
kosten, alsmede het direct loon voor alle overige afdeelingen bepaald.
Deze gegevens zijn in den nevenstaanden staat opgenomen.
(Zie pag. 351.)
Het personeel van het teekenbureau houdt nauwkeurig aan-teekening
van de tijden, aan elke teekening gewerkt. De directe
kosten van teekeningen, die niet tot orders leiden, worden vaak
als indirecte productiekosten van het teekenbureau aangemerkt.
Het totaal der indirecte productiekosten dezer afdeeling wordt
over de orders verdeeld, in verhouding tot den tijd, in het geheel
aan de teekeningen van elke order gewerkt, of in verhouding tot
het direct loon. In het eerste geval worden de kosten uitgedrukt
per teekenuur en in het tweede in percenten van het directe loon.
De indirecte productiekosten der modelmakerij moeten worden
omgeslagen over alle orders, die van deze afdeeling gebruik maken.
De verdeeling kan geschieden naar het directe loon, voor de order
in de afdeeling betaald, of wel naar het aantal uren, aan de order
in de afdeeling gewerkt, of wel naar de waarde der verbruikte
grondstoffen (hout), vermeerderd met het directe loon (g + 1**).
De indirecte productiekosten der kopergieterij kunnen naar de-
Indirecte productiekosten.
OMSCHRIJVING.
Constante. . . .
Variabele . . . .
Direct loon . . .
Opslag
Teekenbureau.
ƒ 2.000,—
„ 2.000,—
ƒ 4.000,—
ƒ 16.000,—
25 %
Model-makerij.
ƒ 10.000,—
„ 6.000,—
ƒ 16.000,—
ƒ 32.000,—
50 %
Kopergieterij.
ƒ 5.000,—
„ 3.000,—
ƒ 8.000,—
ƒ 5.000,—
160 %
Ijzergieterij.
/ 7.500,—
„ 4.500,—
ƒ 12.000,—
/ 15.000,—
80 %
Smeltoven.
ƒ 5.000,—
„ 4.000,—
ƒ 9.000,—
450.000 K.Q.
/ 2 ,— per
100 K.G.
Smederij.
/ 4.000,—
„ 6.000,—
ƒ 10.000,—
/ 20.000,—
50 %
Bank-werkerij.
ƒ 15.000,—
„ 7.500,—
/ 22.500,—
ƒ 90.000,—
25 %
Montage.
/ 4.000,—
„ 3.000,—
/ 7.000,—
/ 10.000,—
70 %
en
Kostprijsberekening order 98. i)
OMSCHRIJVING.
Grondstoffen . .
Direct loon . . .
Opslag
Teekenbureau.
ƒ ~40,-
1 0 , -
/ 50,-
Model-makerij.
ƒ 30,—
2 0 , -
1 0 , -
ƒ 60,—
Koper-gieterij.
ƒ 200,-
50,—
8 0 , -
ƒ 330,-
Ijzergieterij.
ƒ . 300,—
150,—
120,—
/ 570,-
Bank-werkerij.
ƒ 400,-
100,—
/ 500,-
Montage.
ƒ 100,-
7 0 , -
/ 170,-
Speciale
machines.
ƒ 80,-
120,—
ƒ 200,-
Totaal.
ƒ 530,—
840,—
510,—
ƒ 1.880,—
1) Zie voorbeeld pag. 352.
352
zelfde maatstaven verdeeld worden. In sommige gevallen is de verdeeling
over het gewicht van het door de afdeeling afgeleverde
fabrikaat een goede verdeelingsbasis. In dit geval moet stelselmatig
aanteekening van dit gewicht gehouden worden. De indirecte
productiekosten der afdeeling worden dan per K.G. uitgedrukt.
Bij de verdeeling der indirecte productiekosten van de afdeeling
ijzergieterij gelden dezelfde maatstaven als bij die der kopergieterij.
De afdeeling smeltoven omvat alleen het smelten van het ijzer.
De indirecte productiekosten worden gewoonlijk omgeslagen over
het gewicht van het verkregen product. Ze worden dus per K.G.
uitgedrukt.
De verdeeling der indirecte kosten van de afdeelingen smederij,
bankwerkerij en montage geschiedt vaak over het directe loon.
De verdeeling der indirecte productiekosten van de afdeeling
speciale machines eischt afzonderlijke behandeling.
Deze afdeeling neemt in de verdeeling der kosten een zeer
bizondere plaats in. Deze machines zijn vaak zoo kostbaar, dat de
indirecte productiekosten per machine en per werkuur worden
berekend. Dit is de zoogenaamde „machine rate method". Men berekent
voor elke machine de afschrijving, de onderhoudskosten ^)
en het krachtverbruik en slaat deze kosten om over het normaal
aantal gebruiksuren der machine.
Voor een machine (order 98) is verbruikt aan grondstoffen: in
de modelmakerij ƒ 30,— in de kopergieterij ƒ 200,—, in de ijzergieterij
ƒ 300,—. Het directe loon bedraagt in het teekenbureau
ƒ 40,—, in de modelmakerij ƒ 20,—, in de kopergieterij ƒ 50,—,
in de ijzergieterij ƒ 150,—, in de bankwerkerij ƒ 400,— en in de
montageafdeeling ƒ 100,—. Bij de fabricage is gebruikt een speciale
machine, gedurende 60 uur, met een direct loon van ƒ 80,— en
een opslag van ƒ2,— per uur. De algemeene kosten worden gesteld
op 10 % van de totale directe en indirecte productiekosten. Bereken
den kostprijs. (Zie de kostprijsberekening pag. 351.)
Directe en indirecte productiekosten . . . . ƒ1.880,—
Opslag algemeene kosten 10 % „ 188,—
Kostprijs ƒ2.068,—
1) Eventueel ook rente over de boekwaarde der machine.
353
In het grootboek wordt voor elke afdeeling een rekening geopend,
waarop de indirecte productiekosten dezer afdeeling worden
geboekt. Periodiek worden op de wijze, die verklaard is bij de
behandeling der kostprijsboekhouding eener confectiefabriek, de
opslagen geverifieerd.
TOEPASSING VAN §§ 79—114. OPGAVEN 7de reeks.
VRAGENLIJST.
1. Welke speciale eischen worden aan de fabrieksboekhouding
gesteld?
2. Geef een indeeling der kosten.
3. Wat wordt in dit hoofdstuk onder den kostprijs van een
fabrikaat verstaan?
4. Wat heeft de kostprijsberekening allereerst ten doel?
5. Wanneer spreekt men van indirecte kostprijscalculatie, wanneer
van directe kostprijscalculatie?
6. Welk doel hebben de calculaties voornamelijk bij massaproductie?
7. Welk doel hebben zij bij stukproductie?
8. Welke twee problemen heeft men op te lossen met behulp
der boekhouding bij stukproductie?
9. Wat wordt verstaan onder constante kosten, wat onder
variabele kosten? Geef voorbeelden.
10. Hoe luidt de kostprijswet?
11. Wat wordt verstaan onder normale productie?
12. Welken invloed oefenen bedrijfsdrukte of bedrijfsslapte uit op
de resultaten?
13. Tegen welken prijs zal men den onverkochten voorraad op
de balans moeten opnemen bij bedrijfsslapte?
14. Welke standpunten worden ingenomen ten aanzien van de
vraag, of rente in den kostprijs moet worden opgenomen?
15. Wat wordt bedoeld met: different costs for different purposes?
16. Welke kostprijzen kunnen worden onderscheiden, met het
oog op de te voeren prijspolitiek?
17. Geef een indeeling voor de behandeling van de fabrieksboekhouding.
Suppl. Pract. Boekh. 23
354
A. Massaproductie (Indirecte calculatie).
18. Hoe wordt de fabricagerekening gevoerd als z.g. tijdelijke
grootboekrekening?
19. Geef een schema van het rekeningsysteem voor een fabriek
met slechts één kostprijsberekening.
20. Is het eigenlijk wel noodig, afzonderlijke rekeningen te openen
voor de kostprijsfactoren? Men zou toch alle kosten onmiddellijk
op de fabricagerekening kunnen boeken!
2i. Wat leert de analyse van het verschil tusschen de bedrijfsresultaten
van twee boekjaren?
22. Ten aanzien van welke gegevens is het gewenscht een bedrijfs-statistiek
aan te leggen?
23. Wat wordt geboekt met betrekking tot bijproducten?
24. Welke vragen doen zich voor met betrekking tot de loon-boekhouding
in het algemeen? Welke daarvan zijn van be-teekenis
voor de loonboekhouding bij massaproductie?
25. Waarom wordt het loon verdeeld in groepen?
B. Stukproducfie (Directe calculatie).
26. Welke moeilijkheid doet zich voor met betrekking tot de
indirecte en algemeene kosten?
27. Welke methodes worden vooral gebruikt bij de verdeeling
dezer kosten over de verschillende fabrikaten?
28. Wat wordt verstaan onder de voorcalculatie?
29. Wat onder de nacalculatie?
30. Op welke wijze bereikt men, dat speculaties in de grondstoffen
geen invloed hebben op den kostprijs der fabrikaten?
31. Welke betrekking kan er bestaan tusschen boekhouding en
kostprijsberekening bij stukproductie?
B I. De kostprijsberekening wordt niet in de boekhouding
opgenomen.
32. Welke dagboeken worden in het geval sub B I gebruikt?
33. Welke rekeningen komen in het algemeen grootboek voor?
34. Op welke wijze wordt hier de fabricagerekening gebruikt?
35. Op welk gebied is er dan verschil tusschen de gevallen sub A.
en sub BI?
36. Waartoe dient de begeleidekaart?
37. Waartoe dienen de verstrekkingsbons?
i
I
I
_ * i ^ S ^
355
38. Waarom wordt in § 100 gesproken van een grondstoffen-groofboek?
Welke rekening in het algemeen grootboek heeft
eenzelfde saldo, als het saldo van het geheele grondstoffen-boek?
39. Waarom wordt de factuurwaarde der ontvangen goederen
met een opslagpercentage verhoogd?
40. Hoe wordt dit geboekt, indien de Opslagrekening voor magazijn-kosten
en -verschillen in het grondstoffengrootboek wordt
gevoerd:
a. in journaal en grootboek
b. in het grondstoffengrootboek?
41. Behandel dezelfde kwestie voor het geval, dat de genoemde
rekening in het algemeen grootboek is opgenomen, en dus niet
in het grondstoffengrootboek.
42. Behandel de afsluiting van de rekeningen in het grondstoffengrootboek
en van de sluitrekening Grondstoffen.
43. Wat wordt gejournaliseerd uit het verstrekkingsboek-grond-stoffen?
44. Waarom worden hier hoogere eischen gesteld aan de loon-boekhouding,
dan in het geval sub A.?
45. Wat wordt genoteerd op de daglijsten?
46. Wat wordt opgenomen op de weeklijsten?
47. Wat op den recapitulatiestaat der weeklijsten?
48. Welke journaalposten worden in het geval sub A gemaakt
naar aanleiding van de loonbetaling en van de loonverdeeling?
Welke in het geval sub BI?
49. Waarom is verificatie der kostprijsformule noodzakelijk? Hoe
geschiedt het verifieeren?
50. Wat wordt aangeteekend op de kostprijskaarten?
51. Houden deze kaarten ook verband met het rekeningsysteem?
52. Welk nut heeft de nacalculatie?
B II. De kostprijsberekening wordt in de boekhouding
opgenomen.
53. Op welke rekening wordt hierbij de kostprijs der goederen in
bewerking bijgehouden? Verklaar de namen, die voor deze
rekening worden gebruikt?
54. Op welke rekening wordt de kostprijs van het product bij
het gereedkomen geboekt?
356
55. Wat wordt gejournaliseerd met betrekking tot het grondstoffenverbruik:
in het geval sub A ?
in het geval sub B I?
in het geval sub B II?
56. Op welke rekening wordt sub B II het directe loon geboekt?
Waarom?
57. Geef de boeking met betrekking tot de berekende opslagen
voor indirecte en algemeene kosten.
58. Geef de boeking der afgeloopen orders.
59. Waarom moeten de boekingen op de kostenrekeningen worden
vergeleken met die op de rekening Reserve opslagen?
60. Welke journaalposten kunnen bij de afsluiting met het oog
hierop worden gemaakt?
61. Becijfer, of de opslagen in het voorbeeld op pag. 351 voldoende
zijn geweest.
62. Welke journaalposten zullen nog kunnen worden gemaakt,
indien men zooveel mogelijk de beginselen van de methode
van de permanenten balans wil doorvoeren?
63. Vergelijk deze handelwijze met de boekingen volgens opgave
n". 130. (M. O. 1930).
64. Wat moet er geschieden met betrekking tot de indirecte
kosten, indien een industrieel bedrijf in afdeelingen wordt
gesplitst?
65. Geef aan, welk gebruik kan worden gemaakt van meerdere
opslagrekeningen, b.v.:
Reserve opslagen Afdeeling I
}} )> )) '^
algemeene kosten.
66. Hoe kunnen de indirecte kosten van het teekenbureau worden
verdeeld?
67. Hoe die van de modelmakerij, van den smeltoven?
68. Wat wordt verstaan onder de z.g. machine rate method?
69. Opgemerkt kan worden, dat er in het algemeen naar wordt
gestreefd, kosten zoo mogelijk onder te brengen als direcle
kosten. Hoe is dit te verklaren?
70. Bestudeer nauwkeurig opgave 125 (M. 0.1924) ter vergelijking
met de §§ 109—113. Eveneens opgave 121.
IX. Kenmerkende gedeelten der
bankboekhouding.
§115. Werkzaamheden der algemeene banken. Onder algemeene
banken verstaat men die bankinstellingen, welke het bankbedrijf
in zijn geheelen omvang uitoefenen. Haar werkzaamheden zijn in
drie hoofdgroepen in te deelen: geldzaken, credietzaken en effectenzaken.
Tot de geldzaken rekent men elke bemiddeling in het betalingsverkeer.
Hiertoe behooren alle incasseeringen, het giroverkeer en
de handel in vreemde valuta's.
De credietzaken zijn passieve, indien de bank gelden van derden
ontvangt, hetzij ze haar zijn toevertrouwd, of dat zij bij derden
zijn opgenomen. Tot de actieve credietzaken worden gerekend het
wissel- of discontocrediet, het beleeningscrediet, het rekening-courantcrediet,
het acceptcrediet en het borgtocht- of avalcrediet.
Tot de effectenzaken behooren de aan- en verkoopen van fondsen
en coupons voor eigen rekening en voor rekening van derden, het
bewaren en administreeren van fondsenvermogens en het emissie-bedrijf.
Uit deze bedrijfsopsomming blijkt ten volle het nut en de
noodzakelijkheid van een uitnemende boekhouding in het bankbedrijf.
De transacties zijn dagelijks zeer talrijk en de verscheidenheid
daarvan is zeer groot. Daardoor worden nauwgezetheid en
controle vereischt.
De bankadministratie biedt dientengevolge onderscheidene interessante
boekingswijzen. In een algemeen leerboek van het boekhouden
is de bankboekhouding echter niet op haar plaats. Op
enkele uitzonderingen na komt het ook bij de bankboekhouding
neer op toepassing voor bijzondere gevallen van de algemeene
boekhoudleer.
Het is dus niet noodig voor algemeene comptabele ontwikkeling,
al deze specifieke toepassingen te bestudeeren. Bovendien zou het
358
gevaar groot zijn, dat een dergelijke beschrijving spoedig weer
verouderd zou zijn. Bij banken toch wordt in toenemende mate
gebruik gemaakt van mechanische hulpmiddelen bij de administratie.
Met de verandering der techniek veranderen telkens weer onder-deelen
der gemechaniseerde administratie.
Onderlinge afspraken leiden tot het invoeren van uniforme formulieren
(b.v. unificatie der incasso-administratie), en brengen dan
verandering in de wijze van boeken.
De controle op af deelingen, op bijkantoren en filialen wordt voortdurend
verscherpt, en geeft aanleiding tot wijziging in onderdeden
der administratie.
Voorts moet men onderscheid maken tusschen boekhouding en
administratie voor groote banken, voor kleine banken en voor
commissionairs in effecten.
Een volledige beschrijving van de bankadministratie behoort
derhalve alleen thuis in een monografie over bankboekhouding.
Terecht is dan ook besloten, dat voortaan voor het examen Boekhouden
M. O. niet zal worden geëischt kennis der bankboek-h(
g«
h(
v;
SF
to
I de
Koop en.
ORDERBOEI („ojg, ^^^
O R D E R .
Datum.
Nov. 1
., 1
., 1
Limite.
99i-
118J
middcnk.
Geldigheid.
1 d.
1 d.
1 d.
Aankoop
of ann.
FONDS.
$ 8.000,-
ƒ 5.000,
„ 3.000,—
6 % O. Indië Ie E.
A/Ned. Ind. H.B. .
A/Koninklijke . .
C L I E N T .
J. V. d. Leeuw, den Haï
A. V. Beurden, den Haai
Datum.
Nov. I
;, 1
_ 0 F
Limit
m.
m.
Aankoopen.
ORDERBOEI (mo^g, g^
J. v. D. LEEUj^DEN HAAG.
ORDER.
Datum.
Nov. 1
„ 1
Limite.
99J
118-1
Geldigheid.
dag
Aankoop
of ann.
1
FONDS.
$ 8.000,—
ƒ 5.000,—
6 % Oost Indië Ie E
A/Ned. Ind. Handelsbank . . • '
Datum.
Nov. 1
Limit
middei
359
'BOEI (model A).
houding en -administratie. Alleen moet eenige aandacht worden
gewijd aan één onderdeel, n.l. de administratie der fondsenverhoudingen,
behoorende tot de effectenadministratie. Bedoelde wijze
van administreeren komt namelijk bij geen ander onderwerp ter
sprake.
De verscheidenheid in het bedrijf der banken maakt organisatorische
splitsing in afdeelingen noodzakelijk.
Onderscheiden worden o. m.:
de Effecten-afdeeling,
Prolongatie-afdeeling,
Coupon-afdeeling,
Kluis-afdeeling,
Kas en de Kas-afdeelingen,
Wissel-afdeeling,
Incasso-afdeeling,
Hoofdadministratie.
Wij zullen ons in hoofdzaak beperken tot de behandeling van
de voornaamste gedeelten der effectenadministratie.
Verkoopen.
ORDER.
Datum. Limite.
n Haii Nov. 1
„ I
m.
m.
Geldigheid.
1 d.
1 d.
Verkoop
of ann
FONDS.
ƒ 4.000,-
„ 5.000,-
C L I E N T .
A/Koninklijke . .
A/Amsterd. Rubb.
[BOEI (model B).
ïEl^DEN HAAG.
J. V. d. Leeuw, den Haag.
Verkoopen.
ORDER.
Datum.
Nov. 1
Limite.
middenk.
Geldigheid.
dag
Verkoop
of ann.
FONDS.
ƒ 8.000,— A/Koninklijke.
5.000,— A/Amsterdam Rubber.
360
A. V. BEURDEN, DEN HAAG
Nov. 1 middenk. dag ƒ 3.000,— A/Koninklijke
DE EFFECTEN- EN DE PROLONGATIE-AFDEELINGEN.
§ 116. Het vastleggen der Orders. Orderboek. Orders tot aan-of
verkoop van fondsen worden schriftelijk, telegrafisch