NIVRAHA413_00085 |
Vorige | 85 van 308 | Volgende |
|
klein (250x250 max)
gemiddeld (500x500 max)
groot
Extra Large
groot ( > 500x500)
Hoge Resolutie
Allen (PDF)
|
Deze pagina
Allen
|
81 achter, waarmee een gelijke hoeveelheid arbeid later zou kunnen worden verworven. Hieruit kunnen wij dus zien, dat alleen din Adam Smith arbeid erkent als productief, wanneer hij besteed is aan een stof, waarvan hij de waarde vergroot, terwijl het aldus gevormde product althans enige tijd, deze moge overigens nóg zo kort zijn, de arbeidsbesteding overleeft. Koningen, ambtenaren, militairen, dokters, advocaten, geestelijken, geletterden, acteurs, opera-zangers zijn voor Smith allen onproductieve arbeiders, al geeft hij toe, dat zij dikwijls, evenals dienstboden, achting verdienen. Hun arbeid is vaak nuttig, zelfs nodig, maar dit neemt niet weg, dat zij onderhouden worden door de productieve arbeiders. Hun werk gaat te niet op het ogenblik zelf, waarin het wordt verricht, het laat geen product achter, waartegen een gelijke hoeveelheid arbeid kan worden ingeruild. De tonen van een musicus, de redevoering van een spreker zijn voorbij, zodra ons oor ze heeft opgevangen. Wanneer men dit zo leest, is men aanvankelijk wel geneigd Fouten in aan Smith gelijk te geven, en het heeft dan ook lang geduurd, ^' f'^'^" ö •' D ' ^ ö & ^ nering vat vóór men oog kreeg voor de grote vergissing, die Smith hier heeft smith, begaan. Kort gezegd: het komt er niets op aan, of er al-dan-niet een product ontstaat, dat weer verkocht kan worden: de enige vraag is, of er een behoefte door de arbeid of door het resultaat van de arbeid bevredigd wordt. Er is dus productie, zodra arbeid in een behoefte voorziet. Zo vaak het antwoord bevestigend moet luiden, is de arbeid productief geweest en heeft er dus voortbrenging plaats gehad. Wij zeggen dan, dat door die arbeid het inkomen van een of meer mensen en daarmee het inkomen der maatschappij, waarvan zij leden zijn, is toegenomen. Aan dat inkomen zit nog een quaestie vast, die hier even wordt aangestipt. Wanneer, gelijk Smith doet voorkomen, al die mensen, die wel werken maar geen stoffelijk product als spoor van hun arbeid achterlaten, toch een inkomen genieten, dan is dat volgens hem op kosten van de productieve arbeiders, die hen onderhouden. Deze laatsten betrekken een rechtstreeks inkomen, dat zij zelf hebben voortgebracht. Maar de door hen onderhouden onproductieve arbeiders, hij moge de koning zelf zijn of een eenvoudige dienstbode, kunnen alleen maar een afgeleid inkomen trekken, zij zijn min of meer de bedeelden der productieve arbeiders! Dit is echter onjuist, zodra wij moeten aannemen, dat elke arbeid, die in een behoefte voorziet, productief is. Dan BoHDEWijK, Grondbeginselen der Economie. * 6
Beschrijving voorwerp
Titel | Grondbeginselen der economie |
Auteur | Bordewijk, H.W.C. |
Jaartal | 1937 |
Collectienaam | NIVRA Historisch Archief, UBVU gedigitaliseerd |
PPN | 344557677 |
Toegangsgegevens (URL) | http://imagebase.ubvu.vu.nl/getobj.php?ppn=344557677 |
Signatuur origineel | NIVRAHA413 |
Evaluatie |
Beschrijving
Titel | NIVRAHA413_00085 |
Transcript | 81 achter, waarmee een gelijke hoeveelheid arbeid later zou kunnen worden verworven. Hieruit kunnen wij dus zien, dat alleen din Adam Smith arbeid erkent als productief, wanneer hij besteed is aan een stof, waarvan hij de waarde vergroot, terwijl het aldus gevormde product althans enige tijd, deze moge overigens nóg zo kort zijn, de arbeidsbesteding overleeft. Koningen, ambtenaren, militairen, dokters, advocaten, geestelijken, geletterden, acteurs, opera-zangers zijn voor Smith allen onproductieve arbeiders, al geeft hij toe, dat zij dikwijls, evenals dienstboden, achting verdienen. Hun arbeid is vaak nuttig, zelfs nodig, maar dit neemt niet weg, dat zij onderhouden worden door de productieve arbeiders. Hun werk gaat te niet op het ogenblik zelf, waarin het wordt verricht, het laat geen product achter, waartegen een gelijke hoeveelheid arbeid kan worden ingeruild. De tonen van een musicus, de redevoering van een spreker zijn voorbij, zodra ons oor ze heeft opgevangen. Wanneer men dit zo leest, is men aanvankelijk wel geneigd Fouten in aan Smith gelijk te geven, en het heeft dan ook lang geduurd, ^' f'^'^" ö •' D ' ^ ö & ^ nering vat vóór men oog kreeg voor de grote vergissing, die Smith hier heeft smith, begaan. Kort gezegd: het komt er niets op aan, of er al-dan-niet een product ontstaat, dat weer verkocht kan worden: de enige vraag is, of er een behoefte door de arbeid of door het resultaat van de arbeid bevredigd wordt. Er is dus productie, zodra arbeid in een behoefte voorziet. Zo vaak het antwoord bevestigend moet luiden, is de arbeid productief geweest en heeft er dus voortbrenging plaats gehad. Wij zeggen dan, dat door die arbeid het inkomen van een of meer mensen en daarmee het inkomen der maatschappij, waarvan zij leden zijn, is toegenomen. Aan dat inkomen zit nog een quaestie vast, die hier even wordt aangestipt. Wanneer, gelijk Smith doet voorkomen, al die mensen, die wel werken maar geen stoffelijk product als spoor van hun arbeid achterlaten, toch een inkomen genieten, dan is dat volgens hem op kosten van de productieve arbeiders, die hen onderhouden. Deze laatsten betrekken een rechtstreeks inkomen, dat zij zelf hebben voortgebracht. Maar de door hen onderhouden onproductieve arbeiders, hij moge de koning zelf zijn of een eenvoudige dienstbode, kunnen alleen maar een afgeleid inkomen trekken, zij zijn min of meer de bedeelden der productieve arbeiders! Dit is echter onjuist, zodra wij moeten aannemen, dat elke arbeid, die in een behoefte voorziet, productief is. Dan BoHDEWijK, Grondbeginselen der Economie. * 6 |
Tags
Toelichtingen
Geef een Toelichting voor NIVRAHA413_00085