|
klein (250x250 max)
gemiddeld (500x500 max)
groot
Extra Large
groot ( > 500x500)
Hoge Resolutie
|
|
Bedrijfsstudiegroep voor Magazijnbeheer I Commissie 3 V O O R R A A D B E P A L I H & e n V O O R R A A D B E O O R D E E L I N & ö.oor R-W.Starreveld. i? Bedrijfsstudiegroep voor Magazijnbeheer I Commissie 3 V O O R R A A D B E P i - L I N G e n V O O R R A A D BE O O R D E E L I I T G door R.W.Starreveld ^ In het onderstaande zullen wij trachten na te gaan, volgens welke beginselen het bepalen en beoordeelen van den voorraad dient te geschieden en op welke wijze deze beginselen het best toegepast kunnen worden. WAT VERSTAAN WIJ ONDER VOORRAAD? Allereerst zij opgemerkt, dat men het begrip voorraad kan beperken tot de in het bedrijf aanwezige grondstoffen, halffabrikaten en eindproducten. Deze goederen zou men dan materieele voorraad kunnen noemen» Daarnaast komen echter soms voorkoopen en voorver-koopen voor. Verder kan het voorkomen, dat een deel van den mate-rieelen voorraad geen eigendom van het bedrijf is, doch in consignatie is ontvangen;, terwijl anderzijds ook goederen aan derden in consignatie gegeven en daardoor aan den materieelen voorraad onttrokken kunnen zijn, De materieele voorraad, vermeerderd met voorkoopen, goederen onderweg en aan derden in consignatie gegeven goederen en verminderid met voorverkoopen en in consignatie ontvangen goederen, vormt den economischen voorraad. Over dezen voorraad wordt prijsrisico geloopen. Zoowel de kosten als het nut van den materieelen voorraad wijken in verschillende opzichten van die van den economischen voorraad af* In de navolgende beschouwingen zal daarom herhaaldelijk onderscheid tusschen techn* en econ. voorraad gemaakt moeten worden. Duurzame productiemiddelen, zooals machines, gebouwen en inventaris, worden geacht niet tot den voorraad te behooren. Hoewel sommige van deze goederen in de praktijk dikwijls "in voorraad" worden gehouden, zooals b.v* de fusten van een bierbrouwerij, de cylinders van een koolzuurfabriek, de meters van een electriciteits-maatschappij„ is het voor een principieele behandeling niet ge^- wenscht deze goederen onder het begrip voorraad te rangschikken. BEPALEN EN BEOORDEELEN VAN DEN VOORRAAD. Het bepalen en beoordeelen van den voorraad dient te geschieden overeenkomstig het economisch principe, m,a.w. zoodanig, dat een zoo gunstig mogelijk bedrijfsresultaat wordt verkregen. Het gaat er daarom om, vast te stellen in welke gevallen en in hoeverre voorraadvorming in verband met de daaraan verbonden kosten economisch verantwoord is. MOTIEVEN VOOR VOORRAADVORMING. Zeer in het algemeen kan men zeggen, dat voorraadvorming plaats vindt, indien het niet mogelijk is of niet gewenscht is, aanschaf- 1380. - 2 - fing of productie zoodanig te regelen, dat hot good beschikbaar komt op het moment, dat het noodig is voor verbruik of aflevering. Hiervoor kunnen o.a. de volgende motieven zyn: I. BEVORDERING VAIJ pEU. VERKOOg (resp. van de vlotte voorziening in eigen behoeften) a) Mogelük maken van directe levering. Indien het verloop van de'Vraag resp, van de behoefte van te voren volkomen bekend is, zou men theoretisch de aankoop, resp. de productie zoodanig kunnen regelen, dat de benoodig-de goederen precies op tijd aanwezig zijn. In de praktijk doen zich echter de volgende moeilijkheden voor, die deze handelwijze in de meeste gevallen onmogelijk maken: 1. Bij tal van artikelen heeft de vraag een onregelmatig verloop, dat van te voren niet of onvolledig bekend is. 1) 2. In de aanvoer resp. productie van de meeste artikelen kunnen onverwachte storingen optreden. Indien deze omstandigheden zich voordoen, zal men, indien directe levering gewenscht is, tot materieele voorraadvorming moeten overgaan, Doet men dat niet, of niet in voldoende mate, dan gaat de teleurgestelde afnemer naar een anderen leverancier, die wel bereid is voorraad te houden. Als klant is een dergelijke afnemer in den regel voor den eersten leverancier verloren. Ook voor goederen benoodigd voor eigen gebruik kan directe levering van groot belang zjjn, daar anders vertraging in de uitvoering van het werk ontstaat of andere schade geleden wordt. b) Expositie en assortiment. De voorraad kan nuttig of noodig zijn voor het opwekken van behoeften en/of om den afnemer in de gelegenheid te stellen sijn keuze zoo goed mogelijk te bepalen. 2) II. KOSTENBESPARING a) InkoQP en transport,van groote hoeveelheden. Bij inkoop en transport van groote'hoe'veefEëden kunnen in den regel gunstiger condities bedongen worden, dan bij inkoop en transport van kleinere hoeveelheden. Inkoop en transport van grootere hoeveelheden dan benoodigd voor directe behoeften leidt noodzakelijkerwijs 'tot voorraadvorming. Voor zoover de inkoop in het groot geschiedt met gebruikmaking van af-roepcontracten, heeft wel economische, doch geen materieele voorraadvorming plaats. b) gerieproductie. De productie van groote series is in den regel, in verband met de kosten van voorbereiding en beëindiging, voordeeliger dan de productie van kleine series. Productie van grootere series dan benoodigd voor directe behoeften leidt tot materieele voorraadvorming. 3) c) Geli,ikmatige bezetting van zoo klein mogeli^jke installatie. Bjj seizoen-consumptie kan bij gelijkmatige bezetting van een kleine installatie vaak voordeeliger gewerkt worden dan bij productie alleen gedurende het seizoen met een grootere installatie. 4) Dit leidt tot materieele voorraadvorming gedurende het stille seizoen* - 3 - I I I . TECHNISCHE NOOBZAgELÏJlfflliJD a) Goederen i n bewerking» Practisch rangschikt men in deae goederen in den regel niet onder voorraad. In enkele gevallen, zooals b.v. bij kaas en wijn, waarbij de gewensohte eigenschappen door min of meer langdurig bewaren wordt verkregen, ziet men de betreffende goederen echter wel als voorraad. Deze materieele voorraad is in verband met den benoodigden rijpingstijd technisch noodzakelijk. b) Seizeenproductie. Indien de productie alleen gedurende oen bepaalde periode kan geschieden, zal men tor voorziening in de behoeften buiten het seizoen materieele voorraad moeten vormen, 5) IV. BEÏNVLOEDING V M DE PRIJSVOaMIITG OP DE MABET - ^ 1 — — I II • IMIU - W l — — — I M M I I I I • ^ • I I IW — W l •• II I I pi^lJftpMMHI • •••——HIT •• I - • • » - ! • • • I I M ^ Voor raad vorming kan nuttig en noodig zijn voor de beïnvloeding van de prijsvorming van het in voorraad gehouden product. 6) De economische voorraadvorming behoeft daarbij niet steeds met materieele voorraadvorming gepaard te gaan. V. UITBUITING VAN HET PEIJSVERLOOF vm*m'w 1 •- —••• i..i—.»i.H..." ^ > . , . — 1 — i — M I i » . . i i . . A - - , III .1. Hierbij moet men twee gevallen onderscheiden, t.w.: a) speculatie, 7) b) uitbuiting vaïi gunstige machtspositie, 8) Alleen in het laatste geval kan voorraadvorraing, van algemeen economisch standpunt bezien, verantwoord zijn. Ook hierbij heeft men steeds materieele voorraadvorming. VI. KOPPEN RESP. PRPDUCEEREN OM ANDERE REDENEN DAN BEHOEETE AAIT * l II • ••ll»lll •• .••.••»lll ••••• |1 • • » l „I. M l . • • • L H — . 1 1 - • • . I I . . III. .11 M^ll,ll>i • > 1 I I W I I I l.l» • I I • ^ T , » - HET BETREFFENDE ARTIKEL •"V I I' •"• I ••• — • • f — * I' III I..I»»»... De^e redenen kunnen b.v. zijn: a) de niet benoodigde goederen maken deel -yiit van de partij, die alleen in zijn geheel gekocht kan worden en waarin zich bepaalde goederen bevinden,die men gaarne wil hebben. De prijs voor de geheele partij kan dan zoodanig zijn, dat men de niet benoodigde goederen op den koop toeneemt. Deze goederen doet men dan bij een gunstige gelegenheid tegen een special en prijs van de hand; b) men wil een aangeboden partij uit de markt nemen om te voorkomen, dat een concurrent deze partij koopt; c) de omzetten loopen terug, doch men verwacht een spoedig herstel. In verband daarmee blijft men doorproduceeren, daar b.v, het ontslag van geschoolde arbeiders voor het bedrijf een groot nadeel zou beteekenen, daar men deze arbeiders later waarschijnlijk niet ter^g krijgt. Van hierboven opgesomde motieven zijn de onder I en II genoemde het meest algemeen. Deze zullen daarom in de hieronder volgende bespreking in de eerste plaats onze aandacht vragen. De ondes* III genoemde zijn, indien wij de goeaeren in bewerking, die in het algemeen niet als voorraad beschouwd worden, buiten beschouwing laten, veel minder algemeen. De onder IV, V en VI genoemde zijn Van te weinig algemeen belang, om een verdere bespreking in dit ~ 4 - dit rapport te recJitvaardigen, KOSTEK VAU VOORRAADVORMIUG. Voorraadvorming brengt kosten mee. Deze kosten moeten tegen het nut van voorraadvorming worden afgewogen. Het is daarom van groot belang deze kosten te kennen. By de inrichting van de administratie dient daarmede rekening gehouden te worden. Een deel van deze kosten heeft een vrij constant karakter, d,w«z. zij worden binnen zekere grenzen niet door vergrooting of verkleining van den voorraad beïnvloed. Deze kosten zijn o,a,: Huur resp. rente en afschrijving van magazijnen en opslagruimten, Kosten van benoodigde technische inrichtingen, Verlichting, verwarming en onderhoud der ruimten, Beheer en admistratie. Andere Zijn daarentegen proportioneole kosten, d,w,z. zij stijgen en dalen met den omvang van den voorraad. Deze kosten zijn ca,: Rente van het in den voorraad geïnvesteerde kapitaal, Pr^srisico door mogelijkheid van daling van den marktprijs ofwel tengevolge van wijzigingen in de mode, in de vervaar-digingstechniek of in model of constructie van het betreffende artikel. Bederfrisico, Assurantie, Onderhoud der opgeslagen goederen. Van de laatste kosten is in het algemeen het prijsrisico het belangrijkste. Dit risico geldt echter alleen voor den economischen voorraad. Vooral het prijsrisico, doch ook de rente maken in den regel beperking van den voorraad tot een punt van wezenlijk bedrijfsbelang. Daarbij komt nog, dat aan den omvang van den voorraad zekere grenzen gesteld zijn door de in de betreffende onderneming beschikbare ruimte en het beschikbare kapitaal. Deze begrenzingen kunnen in sommige gevallen echter zoodanig zijn, dat zij tot irrationeele beperking van den voorraad leiden. Hoewel met deze beperkingen in de prakti.1k meer dan eens rekening gehouden moet worden, zullen wij deze beperkingen in de verdere bespreking buiten beschouwing laten, teneinde ons geheel op het vraagstuk van de ratiqneele bevoorraading te kunnen concentreeren. BEPERKING VAI^ DE KOSTEIT VAN VOORRAADVQRMING. Het ligt voor de hand, dat men in het algemeen zal trachten de kosten van voorraadvorming zooveel mogelijk te beperken. Men zal daarbij echter zeer voorzichtig te werk moeten gaan, daar anders het gevaar bestaat, dat zekere functies van den voorraad worden geschaad en wel zoodanig, dat de daardoor ontstane nadeelen groo-ter zijn, dan de besparing op de voorraadkosten. Wij zullen daarom aan de hand van de in het voorafgaande gegeven opsomming van de motieven van voorraadvorming nagaan, welke de mogelijke gevolgen van voorraadbeperking zijn en welke rationeele beperkingen in het algemeen in den voorraad kunnen worden aangebracht, ad I a , Mogeli(ik maken van directe levering. In sommige gevallen zal men de voorraadvorming kunnen afwentelen op den leverancier van de betreffende goederen, Ditzal alleen dan van voordeel zijn, indien de verhoudingen in het bedrijf van dien leverancier zoodanig zijn, dat voor hem de kosten van voorraadvor— - 5 - ming lager zijn, zoodat de door hem te bedingen prijsverhooging de te verkrygen besparing op voorraadkosten niet overtreft. Overigens is deze afwenteling slechts mogelijk, voor zoover de voorraad van den .leverancier op zoodanig korten afstand gelegen is, dat de door den uiteindelyken afnemer gewenschte directe levering niet in gevaar gebracht wordt. Ook kan de hulp van de afnemers ingeroepen worden en wel door voor directe levering een hoogeren prijs vast te stellen dan voor levering op langoren termijn. De afnemer kan n.l. veelal zelf beter zijn toekomstige behoeften overzien, dan de le-veranoisx. Deze methode van voorraadafwenteling lukt eohter vrijwel uitsluitend t.o.v. den producent-afnemer, daar de consument-afnem. er in den regel niet geneigd is zich met de verzorging van zijn toekomstige behoeften bezig te houden. Ook tegenover den producent'- af nemer £al echter de doorvoering van dit systeem vaak door de concurrentie worden bemoeilijkt, zoo niet worden verhinderd. Ook voor de goederen, benoodigd voor eigen gebruik, zal men veelal iets dergelijks kunnen doen; eenerzijds zal men de voorraadvorming somtijds kunnen afwentelen op een nabijgelegen leverancier, anderzijds zal men door vooruitzien van eigen behoeften de voorraadvorming kunnen beperken. ad I b. Expositie en assortjiment. Het vormen van expositie- eh assortiment- voorraden kan vaak geheel of gedeeltelijk worden voorkomen door andere en goedkoopere middelen te gebruiken,, zaoals: monsters, foto^s, teekeningen e.d. 9) Verder zal het soms mogelijk zijn de vorming van den expositie- en assortimentsvoorraad gedeeltelijk over te laten aan den leverancier van de betreffende artikelen. Het is dan echter vooral t.o.v. con-siuneht- afnemers noodzakelijk, dat de expositievoorraad van den leverancier ter zelfder plaatse wordt gehouden. Verder zal er een groote mate van zekerheid moeten zijn, dat de leverancier niet zal trachten door directe verkoop aan de uiteindelijke afnemers, den tusschenliggenden handelaar uit te schakelen^ De betreffende handelaar zal dit risico plus het wellicht nadeelig psychologisch effect van deze methode van voorraadafwenteling ten opzichte van den afnemer moeten afwegen tegen de kosten van voorraadvorming en op grond daarvan moeten beslissen in hoeverre hij deze methode rationeel kan toepassen. Tenslotte kan men de assortimentsvooxi'aad vaak belangri^fe verminderen door normalisatie, In Amerika heeft men in tal van bedrijven door normalisatie en vermindering Van het aantal soorten de productiekosten en de voorraadkosten sterk kunnen verlagen. Van dit voordeel laat men de afnemers profiteeren door verlaging van de verkoopprijzen. Dit komt dan weer aan dei? omzet ten goe4e-, zoodat deze bedrijven ondanks het feit, dat zij sommige klanten moeten teleurstellen, hun positie belangrijk hebben kunnen verbeteren. Bij de bespreking in de commissie werd echter door sommige leden betwijfeld of dit ook in ons land in dezelfde mate doorvoerbaar zou zijn* Niettemin is de mogelijkheid in principe aanwezig. Er dient echter uitdrukkelijk op gev/ezen te worden, dat de vermindering van het aantal in voorraad gehouden soorten bij voorkeur moet geschieden op grond van een weldoordacht normalisatieplan. Het zonder meer niet meer in voorraad houden van artikelen, die minder dan een zeker aantal malen per jaar gevraagd worden is in het algemeen niet aan te bevelen,daar het gevaar bestaat, dat de klanten zich daardoor tot concurrenten zullen wenden, die wel bereid '1 •v ! :i • r j ! i r . •• • . ? : •j : 1 . ! ^i ! • f ; j 1; • '•':'• :' i ' . I i ji ; i i .; . ' - i • . • ! i ! ! ;;. ï ;' ' ; 1 ' i . 1 • • 1 zijr ad Hie hO€ voc u i1 var i s om kle t e i ad Hi€ te^ voc te dal t e i ad Oól k i l voc of voc ad De vei mei pre va] Mi dpc ge^ mil ad •De kui vai brt ad aaï In om doe dei Ve] vai a ) b) c) - 6 - zijn de betreffende artikelen in voorraad te houden. ad II. a. Inkoop en transport van groote hoeveelheden. Hierbij moeten de voordeelen van inïEöop en transport van groote hoeveelheden worden afgewogen tegen de kosten en risico's van voorraadvorming, voor zoover die voorraadvorming het peil, dat uit anderen hoofde noodzakelijk is^ te boven gaat. Vermindering van den voorraad beneden het punt, dat op grond van dit afwegen is gevonden, beteekent per saldo kosten-vermeerdering en is daar^ om niet rationeel. Wel kan men soms den materieelen voorraad verkleinen door gebruikmaking van afroepcontracten en zoodoende kostten besparen. ad II b« Serieproductie. Hierbij moeten de voordeelen van serieproductie worden afgewogen tegen de kosten en risico's van voorraadvorming voor zoover die voorraadvorming het peil, dat uit anderen hoofde noodzakelijk is, te boven gaat. Vermindering van den voorraad beneden het punt, dat op grond van dit afwegen is gevonden, beteekent per saldo kos-tenvermeordering en is daarom niet rationeel. ad II c« Gelijkmatige bezetting van zoo kloin mogelj^ike installatie. Ook hier kan de rationeele voorraad bepaald worden door vergelijking van de besparing op de productiekosten eenerzijds en de extra voorraadkosten anderzijds, Soffis zal het mogelijk zijn, de materieele of economische voorraadvorming af te wentelen op de afnemers door voor orders in het stille seizoen lagere prijzen vast te stellen. ad III a. Goederen in bevjerking. De hoeveelheid goederen in bewerking kan verkleind worden door versnelling van het productieproces. Om vast te stellen hoever men hiermee kan gaan, moet men de kosten van versnelling van het productieproces vergelijken met de kosten en risico's, welke wegvallen door verkleining van de hoeveelheid goederen in bewerking. Dit ziet men b.v. bij het drogen van hout. Dit kan versneld worden door het gebruik van een z.g. droogkamer, waarin warme lucht toe-gevoerd wordt. De voorraad droog hout kan daardoor belangrijk verminderd worden. ad III b. Seigoenproductie. De vooï"raden, die hierdoor ontstaan, zal men in sommige gevallen kunnen afwentelen op de afnemers. Dit hangt geheel af van den aard van het betreffende artikel en de verhoudingen in de betreffende branche, ad IV<, Koopen resp. produceeren om andere redenen dan behoefte aan het betreffende artikels In"de meeste' gevallen zal men goed doen naar middelen te zoeken om de aldus verkregen goederen zoo spoedig mogelijk van de hand te doen, daar anders het gevaar van een chronische vergrooting van den voorraad boven het zuiver rationeele peil ontstaat. Verder zijn er nog enkele meer algemeene middelen ter beperking van de relatieve grootte van den voorraad, t.w,: a) Vergrooting van den omvang van het bedrijf. b) Oprichten van nieuwe bedrijfsafdeelingen, die van denzelfden voorraad kunnen profiteeren, c) Onderbrengen van den voorraad in een afzonderlijk bedrijf, dat in de behoeften van meerdere bedrijven kan voorzien. tz\ .„ :^-..>-.r.ii-<- TTiii——p.(ü«.^-- • ^-• "-'-'-'^unfimÉWuii III nff'iiiiiimiii inniÉmiiif^TiiailMfftT i • -TTMTraTinjM^^ CD P iU £ i : o H- CD (D CD O) <15 g p o CD o (p o P p H; 4 CD p (O o g3 ro p B f D l ^ ^ O cü; tt> >—v^ v_-«^_^ v - ^ - J Ü f D H - f f i f a Q SH-CDCD - 7 - De kosten van den voorraad worden in al deze gevallen, voor zoover het voorraden betreft, welke gevormd zijn op grond van de motieven genoemd onder I a, b en c en II a en b, relatief kleiner, omdat de omvang van de voorraden niet evenredig behoeft te stjjgen. Tenslotte nog een opmerking betreffende het afwentelen van de voorraadvorming op leveranciers of afnemers. De mate, waarin dit op rationeele wijze mogelijk is, wordt beheersoht door tal van economische wetten, waarop hier niet nader kan worden ingegaan. Op grond van deze economische wetten toont prof. Lim.perg aan, dat de voorraad in iedere bedrijfskolom getrokken wordt naar de plaatsi A) met de meeste aanwendingsmogelijkheden voor de betreffende goederen, B) waar de voorraad de laagste waarde heeft, C) waar de grootste zekerheid bestaat omtrent aard en omvang van de behoefte, D^ met de gunstigste verhouding tot de vertiiogensmarkt, E) met de gunstigste proportionaliteit voor den voorraad. RATIONEELE VOORRAADBEPALING. Bij rationeele voorraadbepaling doen zioh o,a. de volgende vragen voor,' die wij hieronder nader zullen bepalen: 1. Hoe groot is de toekomstige behoefte? 2, Wanneer moet de voorraad aangevuld worden? 5. Hoe groot moet de aanvulling zijn? ad/1» Hoe groot is de toekomstige behoefte? Het is van belang er' allereerst op te wijzen, dat het hier gaat om toekomstige behoefte. Hier is dus vooruitzien noodig. Kennis van het verleden is daarbij van groot belang. Deze kennis kan wor-de| i geput uit een doelmatig ingerichte voorraadadministratie. Daarnaast kan een statistiek van de aanvragen, welke niet uitgevoerd werden, omdat het betreffende artikel niet voorradig was, belangrijke diensten bewijzen. Het is echter niet juist de cijfers van het afgeloopen jaar zonder meer als grondslag voor het volgende jaar te nemen. Hierin zullen n.l. tal van correcties aangebracht moeten worden in verband met bekende of verwachte wijzigingen in de omstandigheden. Zoo moet b^v, rekening gehouden wor-de| i met den invloed van nieuwe of vervangende artikelen» prjjsver-anderingen, concurrentie, reclame campagnes, verkoopacties, e,d^ Sommige veranderingen in den omzet van een bepaald artikel zi^n reeds van te voren bekend. Andere komen min of meer onvoorzien. Het is daarom van groot belang het verloop van den omzet resp. het verbruik, meer nog dan het verloop van den voorraad op den voet te volgen, Dit doende zal men iedere wijziging direct kunnen constateeren en zoo goed mogelijk de toekomstige behoefte kunnen ramen. Indien deze raming op systematische wijze geschiedt spreekt men van budgetteeren. 10) Een verkoop- resp, verbruiksbudgot, dat is opgemaakt in overleg met de organen, die de verkoop verzorgen rcsp, het verbruik bepalen en dat bij optreden van gewijzigde omstandigheden in overleg met deze organen wordt herzien, is voor rationeele voorraadbepaling een belangrijke steun.Door een dergelijk budget verkrijgt men bovendien, dat de verkoop- resp. verbruiksafdeelingen verplicht zijn, zich een oordeel over de toekomstige behoeften te vormen en daardoor - zij het zijdelings - actief deel te nemen aan de bepaling van den benoodigden voorraad. Het werkelijke verbruik zal men verder doorloopend aan het gebudgetteerde verbruik moeten toetsen, 1 1 In a cle V a 1 gebr i ad ^1 Bij _2 r : het i de m Hoe l yk - 8 - teneinde na te gaan of de afwijkingen aanleiding geven tot wijziging in de aanvankelijk vastgestelde voorraadnormon. Bij de beoordeeling van de cijfers van het afgeloopen jaar zal men, ter verkrijging van een zoo juist mogelijk inzicht o.a. op de volgende punten moeten letten: a) orderfrequentie, b) ordergrootte, c) welke afnemers resjj. gebruiksdoeleinden, Hoe grooter de orderfrequenfcie en hoe grooter het aantal afnemers resp. • gebruiksdoeleinden, des te grooter is de waarschijnlijkheid, dat de betreffende behoefte in de toekomst zal blijven bestaan, In verband met het onder c) genoemde verdient het aanbeveling in de administratie eenige aanduidingen omtrent den afn'emer resp, het gebruiksdoel op te nemen. ad 2, Y/anneer moet de voorraad aangevuld worden? Bij rationeel voorraadbeheer mag de voorraad van eenig artikel in het algemeen niet dalen beneden het peil benoodigd op grond van de motieven, genoemd onder I a. (Directe levering) en I b. (Expositie- en assortimentvoorraad). Indien met de aanvulling eenigen tijd gemoeid is, zullen de goederen reeds eerder besteld moeten worden, zoodat het punt, v/aarop tot bestelling zal moeten worden overgegaan, hooger ligt dan het eigenlijke minimum. Het verschil moet voldoende zijn, om de behoeften gedurende den aanvullingstermijn te dekken, In de praktijk noemt men in den regel de voorraadgrootte, waarbij tot bestelling moet worden overgegaan, de minimum voorraad, wat feitelijk niet geheel jiiist is, In afwijking van het bovenstaande zal men reeds eerder tot aanvulling van den voorraad overgaan: a) bij seizoen consumptie: in het stille seizoen, b) bij seizoen productie: tijdens het productie seizoen, Hoe en wanneer dit zal geschieden, kan van ieder artikel afzonderlijk niet in het algemeen aangegeven worden. Dit hangt geheel af van de overwegingen, die gelden bij de vaststelling van het gedetailleerde productie-programma, ad 3> Hoe groot moet de aanvulling zün? De grootte van dé'aanvulling wordt in het algemeen bepaald op grond van de onder II genoemde overwegingen (Inkoop en transport in groote hoeveelheden, serieproductie, gelijkmatige bezetting), terwijl bij seizoenproductie de grootte van de aanvulling geheel afhankelijk is van de overwegingen, die gelden bij de vaststelling van het gedetailleerde productieprogamma. Er dient hier op gewezen te worden, dat juist de bepaling van de grootte van de aanvulling een uiterst belangrijk punt is. Door de aanvulling wordt de voorraad gevormd. Bij rationeel voorraadbeheer zal daarom in de eerste plaats aandacht aan de vaststelling van de grootte der aanvullingen besteed moeten worden. Ook hier is voorkomen beter dan genezen, RATIONEELE VOORRAADBEOORDEELING. In tegenstelling met voorraadbepaling geschiedt voorraadbeoordee-ling nadat de voorraad reeds gevormd is. Het gevaar bestaat n,l,, dat de voorraadaanvullingen, welke hebben plaats gevonden op het moment, waarop er toe werd besloten, volkomen verantwoord schenen, doch, dat de omstandigheden intus- - 9 - 1 • schen veranderd zijn, of dat de raming zonder meer verkeerd is ge-blekei^. Deze gevallen kunnen door periodieke voorraadbeoordeeling veelal geheel of gedeeltelijk achterhaald worden. Het gaat daarbij vrijwel uitsluitend om het constateeren en opruimen van surplussen. Tekorten zullen, indien de voorraad van ieder artikel aangevuld wordt, zoodra een zeker minimum bereikt is, niet voorkomen.- Te groote voorraden kunnen in het algemeen verminderd worden: 1. door er voor te zorgen, dat voorraadvorming voorloopig niet of in geringere mate wordt voortgezet, zoodat het surplus geleidelijk verdwijnt, 2. door nieuwe verkoop- resp. verbruiksmogeljjkheden te benutten. Bij een gering surplus zal men in den regel met het onder 1 genoemde kunnen volstaan. Bij grootere verschillen zal men, om rente en andere kosten, verouderings- en prijsrisico te beperken tot versnelde opruiming moeten overgaan. Soms zal men daarbij kunnen volstaan met een enkele aanwijzing aan de verkoopafdeeling, al of niet gepaard gaande met het toekennen van extra provisie.Veelal zal men echter de goederen beneden den normalen prijs aaii moeten bieden om ze snel op te ruimen. Hoe eerder men echter het surplus constateert, hoe geringer in den regel de offers zijn, die men zich voor het opruimen van het overschot zal moeten getroosten. Het is daarom van belang, dat de beoordeeling van den voorraad met korte tus-schenpoozen geschiedt. De in vele zaken gebruikelijke methode van beoordeeling van den voorraad eenmaal per jaar aan de hand van den voor het samenstellen van de balans benoodigden inventaris moet daarom in het algemeen als onvoldoende beschouwd worden. Zeer veel restanten, die^ indien eerder bemerkt, nog goed verkoopbaar zouden zijn, zal men dan vaak tegen lage prijzen moeten opruimen. Het verdicht daarom voor de meeste zaken aanbeveling, de voorraadbeoordeeling met veel kortere tusschenpoozen te doen plaats vinden. Daarbij kan men, om het werk zoo gelijk mogelijk te verdeelen, de beoordeeling van den voorraad doen geschieden volgens een rooster, waarbij lederen dag of iedere week een zekere groep artikelen behandeld wordt. Thans willen wij nog nagaan, aan de hand van welke gegevens de voorraadbeoordeeling dient te geschieden. Een overzicht van de hoeveelheden, die in voorraad zijn, dat b.v. door inventarisatie is verkregen, biedt voor voorraadbeoordeeling onvoldoende gegevens. Daarnaast heeft men een duidelijk overzicht van de aanvulling en afleveringen noodig. Voor rationeele voorraadbeoordeeling is dus een goed ingerichte voorraadadministratie noodzakelijk. Anderzijds zijn echter de gegevens van d3 voorraadadministratie alleen eveneens onvoldoende. Ook omtrent den toestand, waarin de goederen zich bevinden, dient men n.l. ingelicht te zijn. Tevens zal men er zich b.v. van moeten overtuigen, of steeds de oudste goederen hot eerst afgeleverd worden e.d. Opname van den voorraad ter plaatse kan daarom in den regel niet gemist wordend Bij de beoordeeling van den voorraad zal men verder veel steun kunnen hebben aan een verkoop resp. verbruiksbudget. Hierin vindt men n.l. een maatstaf voor de beoordeeling van den werkelijken verkoop resp. het werkelijke verbruik. Blijkt dezie grooter of kleiner dan werd verwacht, dan zal daarmee met de verdere bevoorrading reke- - 10 - ning gehouden moeten worden» Tenslotte dient nog opgemerkt te worden, dat het voor rationecle voorraadbeoordeeling noodig is, dat men de gegevens van ieder artikel afzonderlijk heeft. Totaalcijfers por groep zijn onvoldoende, daar men ieder artikel afzonderlijk moet beoordeelen. In sommige gevallen kunnen totaalcijfers per groep echter toch van belang zijn, b.v. met het oog op berekeningen in verband met productie-capaciteit, magazijnruimte, geïnvesteerd kapitaal o.d. Daarnaast zal men dan echter voor de voorraadbeoordeeling toch over gegevens betr, ieder artikel afzonderlijk moeten beschikken. CEMTRAAL MAGAZIJN EK DISTRIBUTIE MAGAZIJ¥EN. II' ^ ' ^ • • ^ ^ ^ • * II • I I I l M ^ • • I I I M M I » t l I I II [IBII IP. IIMUI I • • • IW M l — M l . 1 , „ l i l— •—••Hl De vraag in hoeverre de voorraad gecentraliseerd of gedecentraliseerd moet worden, hangt ten nauwste met het vraagstuk van de ra-tioneele voorraadbepaling en voorraadbeoordeeling samen. De vraag is n.l,, hoe wordt bij de kleinste kosten het grootst mogelijke nut van den voorraad getrokken. Decentralisatie van den voorraad brengt in den regel vermeerdering van kosten met zich mede, doordat ieder magazijn weer zijn eigen vaste kosten heeft. Toch kan door decentralisatie van den voorraad soms op enkele posten bezuinigd worden. Zoo b.v. op de kosten van expeditie. Door n.l. de goederen bij inkoop niet eerst naar het centraal magazijn in te brengen, maar rechtstreeks naar de distributie magazijnen, of door de goederen gecombineerd in groote hoeveelheden van het centraal magaz^n naar de distributie magazijnen te brengen, kan men de transportkosten soms belangrijk verminderen. 11) Anderzijds verhoogt decentralisatie in den regel do niittige werking van den voorraad; er kan sneller afgeleverd worden en er kan op meezd-Qire plaatsen geëxposeerd worden; beide komen aan den verkoop ten goede. ENKELE 1\ ) Prof. - 11 - ENKELE NADERE GEGEVENS EN OPMERKINGEN (zie verwijzingen in den vooraf gaanden tekst) 1) Prof. Xiimperg onderscheidt hierbij; Ie, Seizoenconsumptie, waarbij zoowel het tijdstip van de consumptie als de omvang van de consumptie onzeker is» De voorraad wordt daardoor opgedreven boven het peil, dat zuiver op grond van de gemiddelde behoeften van vorige jaren gerechtvaardigd zou zijn. 20, Andere onregelmatigheden, In verband met Ie, maakt Prof. Limperg de volgende opmerkingen: ONZEKERHEID VAN TIJDSTIP DER CONSUMPTIE: Er zijn seizoenoonsumpties "Ca. waarvan deze onzekerheid niet bestaat n,J. seizoenconsumpties, gebonden aan bepaalde kalenderdata, zooals Kerstmis, Paschen en Nieuwjaar* Ook kent men geizoenconsumpties, die oorspronkelijk ontstaan uit een bepaalde weersgesteldheid, doch die later aan den kalender vergroeid raken. Zoo begint tegenwoordig de groote schoonmaak, ^n diis ook de seizoenconsumptie der daarbij benoodigde artikelen veelal op 1 Mei, onverschillig of het sneeuwt of gloeiend warm is» Voor ons gaat het natuurlijk om de seizoenconsumpties, die aan de weersgesteldheid zijn gebonden, b.v, die van stroohoeden, brandstoffen en bier. Daarbij bestaat eene groote onzekerheid inzake het tijdstip, waarop de behoefte zal optreden. ONZEKERHEID INZAKE DEN OMVANG: Tusschen deze onzekerheid, en die betreffende het tijdstip der consumptie bestaat verband. Naarmate het tijdstip van den aanvang der behoefte verder komt te liggen, zal n.l, de omvang der behoefte kleiner zijn.. Hoe later b,v. het stroohoedenseizoen invalt, des te minder zullen er worden gebruikt. Tevens werkt echter het weer als een zelfstandigenfactor in op den omvang van het gebruik, n.l. de intensiviteit van het weer: hoe warmer het is, hoe meer stroohoeden zullen worden gedragen, onafhankelijk van het tijdstip, waarop die warmte begint. « Bij 2e, onderscheidt Prof. Limperg: a) onregelmatigheden in de vraag van den consument, b) onregelmatigheden in de vraag van den producent-afnemer, ad a) Onregelmatigheden in de vraag van den consument. De algemeene porzaak voor de onregelmatigheden in de vraag van den consument is gelegen in het feit, dat de consument zijn behoeften bevredigd wil zien op het moment, dat deze bij hem opkomen, terwijl hij niet bereid is zelf voorraad te vormen. Sommige behoeften doen zich regelmatig bij den consument voor, en veroorzaken daardoor, niettegenstaande de mentaliteit van den consument geen schok. Andere daarentegen komen bij het individu schoksgewijs op, en daar die schokken niet door eenig uitstel van consumptie of door voorraadvorming van zijn kant worden getemperd, veroorzaken deze krachtige rukken in den goederenstroom. Dat sommi-ge behoeften zicijjischoksgewijs bij den constunent voordoen, is een gevolg hiervan, dat de omstandigheden, waaruit de behoefte voortkomt niet sijn voorzien, of ~ 12 - de tusschenpoozen, waarmede de behoefte optreedt, Oïi-gelijk zijn. Voorbeelden hiervan vormen de behoeften, die voortspruiten uit: het sljjten van allerlei goederen (reparatie, onder»- houd, en het vervangen b,v. van kleeding), expansie der huishouding (door gezinsuitijreiding of stijging van het inkomen; conji?.nctuur expansie valt hier buiten),- ziekten, feesten, calamiteiten (b.v. averij op schepen). Al deze oorzaken veroorzaken schokken in de behoeften van den consument, en daardoor rukken in de productie. De rukken sijn krachtiger naarmate men te maken heeft met* meer duurzame consumptiemiddelen, meer gespecialiseerde behoeften, meer luxUeuse behoeften» Het minst sterk werken zij voor levensmiddelen. Wanneer de schokken in de behoeften zich niet slechts voor afzonderlijke individuen voordoen, maar voor de massa, werkt het verschijnsel anders. Zijn de schokken dan niet te voorzien, zooals b.v. die, welke een gevolg zijn van een natuurram,p, dan kan de producent niet onmiddellijk in de groote behoefte voorzien, en eischt de consument dit ook niet. Zijn zij wel te Voorzien, b.v, die, v^elke worden veroorzaakt door nationale feestdagen, dan eischt de consument dit wel, maar |ieeft het verschijnsel het karakter van sei^oenconsump-tie* ad b) Onxeigielmati^jaeden in de vraag van den producent-afnemer. Bij de vraag van den producent-afnemer geven iji den'regel niet subjectieve, doch rationeele overwegingen den dooïi-slag* Hij ia daarom, indien dit voor hem van. voordeel is, bereid zelf de voorraadvorming ter hand te nemen. De oorzaken voor de onregelmatigheden zijn ook hieqp $ 1) onvoorziene omstandigheden, 2) ongelijke tusschenpoozen in de behoefte, b,y» reparatie, vervanging, onderhoud van duurzame productiemiddelen of onder" deelen ervan, expansie: de conjunctuurexpansie rekent Prof. Limperg er niet onder. Dat is een massaverschijnsel, evenals een nationaal feest dit is t.a,v, den consument, calamiteiten: explosies, stormschade, etc. Ook bij den producent ^ijn de rukken des te krachtiger, naarmate: 1) de productiemiddelen meer duurzaam zjjn. 2) de behoeften meer uit zondeerlijk zijn. Men heeft daarvoor gespecialiseerde werktuigen noodig. Ook hier bestaat dus, evenals t,a*v. de consumenteqa onze-^ kerhei-d omtrent grootte en tijdstip van de vraag, en dus - 13 - kan hier evenmin mathematisch exact de grootte van d$n ra-tioneelen voorraad worden vastgesteld. •) 2) Prof. Limperg geeft hierbij de'^volgende toelichtingen: Het is een ervaringsfeit, dat de menschelijke behoeften lang niet altijd uit eigen drang voortkomen, maar dat veelal een prikkel van buiten een behoefte moet opwekken, waarvan men eerst het bestaan niet eens kende. Nu heeft de mensch in een ontwikkelde maatschappij al zooveel prikkels gehad, dat hij wel zoo ongeveer zijn behoeften kent, maar in een primitieve huishouding is dit nog geheel anders. Het zuiver constateeren van een welvaartstekort is- echter nog niet het voelen van een bestemde begeerte; men moet dan zijn behoeften nog ordenen. Deze psychologische factor nu is den producent bekend. Zijn taak is daarom op het juiste oogenblik den oonsivnent een prikkel te geven in de richting van zijn product, Ben bekend middel hiertoe is de reclame. Een ander middel is echter het toonen van het product en dat brengt voorraadvorming mee: de z.g. Expositieyoorraa.d. Hierbij denkt Prof. Limperg niet alleen, en in de eerste plaats, aan den etalagevoorraad, maar ook aan wat zich achter de etalage in den winkel bevindt. De mogeliikheid van het toonen van een product is dikwijl voor een proöacent seer liOodzakelijk, maar dat behoeft nog niet te beteekenen, dat men er altijd een afzonderlijken voorraad voor moet hebben: de expositievoorraad kan b.v» samenvallen met den voorraad, die dient om een tijd te overbruggen. Anderzijds is het evenwel ook zeer goed mogelijk, dat men alleen een goed heeft om te toonen, zonder dat men de illusie heeft het te zullen verkoopen, b.v. omdat het daartoe te uitzonderlijk van model of prijs is, en dan heeft een dergelijke voorraad dus wel uitsluitend de functie van expositievoorraad; zij dient slechts om den consument te trekken lïiet producten van een bijzondere hoedanigheid, hetzij wat betreft kleur, model of prijs. Ook wanneer de klant reeds in den winkel is, kan zoo'n öxpositievoorraad een prikkel zjjn om meer of duurder te koopen. Theoretisch komt dat in ieder bedrijf voor, maar practisch vooral in het luxegoederenbedrijf, b.v^ bij juweliers. Voorbeeld: Een juwelier heeft een exorbitant paarlencollier in voorraad,' dat toch niemand koopt, maar de klanten wel prikkelt om meer te besteden, dan zij oorspronkelijk van plan waren geweest» De expositievoorraad als zelfstandige functie krijgt natuurlijk pas belang, wanneer deze functie den voorraad vergroot.- ' Haar grootste beteckenis krijgt zij echter pas wanneer die vergrooting niet het gevolg is van het aanwezig zijn van eenige uitzonderlijke voorwerpen, maar van een groote keus, waarmede de consument wordt gelokt, In dit geval echter, dus wanneer de voorraad door de groote keuze den consumenj; verlokt, vervult hij niet slechts de functie van expositievoorraad (stimulans voor de consumptie). ') Ontleend aan collegedictaat, samengesteld en uitgegeven door Drs. G.D.Ribbius, - 14 ~ maar tevens die van assortimentsvoorraad; door de groote keuze, die hij den consument biedt, kan deze zijn behoefte doeltreffender en rationeeler bevredigen. Ten opzichte van den producent speelt de functie van assor-timèntsvoorraad ( een betere aanpassing aan de behoefte) een nog grootere rol dan ten opzichte van den consument. Bij den producent immers is niet aooals bij den consument sprake van subjectieve begeerten maar van objectieve behoeften. De oorsprong dier objectieve behoeften ligt bij de subjectieve behoeften van den consument, op wiens behoeften de producent zich moet instellen^ maar bij hemzelf is niet van subjectieve behoeften sprake: hij calculeert; het is er bij hem slechts om te doen het nuttig effect van de productie zoo groot mogelijk te maken. Bij de keuze der actieve productiemiddelen is alles calculatie voor den producent, bij de keuze der passieve productiemiddelen is ook het instellen op de behoeften van den consument een belangrijk element. Daardoor zien wij b.v. ook de grossier vaak in aanraking komen met den consvunentj zoo zal b.v. een meubileerinrichting den consument vaak de stoffen bij den grossier zelf uit laten zoeken. Ook de grossier heeft zich daardoor naar de subjectieve behoeften van den consument te richten. Doordat bij den producent van objectieve behoeften sprake is^ zal hij veel minder dan de consument door den expositievoorraad worden verlokt, maar de ass'ortimentsvoorraad is voor |iem van zeer groot belang» want met behulp daarvan kan hij» door de goede aanpassing van de grondstof aan zijn objectieve behoeften, rationeel produceeren. De assortimentsvoorraad wordt niet gevormd door een bepaalde categorie van artikelen, en is dus niet bepaald aan te wijzen: DE GEHEELE VOORRAAD DIENT AIS ASSORTIMENTSVOORRAAD, IIAAR WEL ZAL- HET ASSORTIIIENT DEN VOORRAAD VERGROOTEN ' ) 3) Prof, Limperg geeft hiervan het volgende voorbeeld: Een machine-fabriek heeft zich gespecialiseerd op het fabri-ceeren van oliewringers. Wanneer de massa slechts groot genoeg was, zou zij daarvoor een speciale afdeeling inrichten. Voor dergelijke gespecialiseerde pjfoducten is de massa echter als regel voor die ar-beidsverdeeling te klein; bij gebrek aan orders zou zoo'n afdeeling telkens eenigen tijd moeten worden stilgelegd* In de praktijk worden dan ook dergelijke producten meental door andere afdeelingen geproduceerd. Daardoor ontstaat dan echter de mogelijkheid, dat eenzelfde arbeider b.v. eerst 8 dagen aan een stoomhamer werkt, en daarna 7 dagen aan een Oliewringer^ Ditubeteekent eene onderbreking van de continuïteit der arbeidsverdeeling, en hoewel deze onderbreking der continuïteit wellicht; niet zoo zwaar zal wegen als eene onderbreking der oontinuiteit, die als een stilstand voor eenigen tijd van een speciale bedrijfsafdeeling töt uiting komt, wordt zij toch wel degelijk als een nadeel ondervonden, '/ Ontleend aan collegedictaat, samengesteld en uitgegeven door Drs, G.D.Ribbius, - 15 - Om nu dit bezwaar der discontinuiteit in de arbeidsyerdee-ling door de te kleine massa tegemoet te komen, gaat men voorraad vormen» Men gaat vooruit produceeren, voor men do order heeft ontvangen; men gaat voorraad vormen, waaruit men de binnenkomende orders kan voldoen; men produceert in serie. Men kan nu beter de arbeidsverdeeling doorvoeren, kan meer continu werken. Men verdicht de productie, waardoor men b.v. 20 weken achter elkaar oliepersen kan maken, en daarna pas op een.ander product overschakelt. In de massaproductie komt zooiets vaak voorj de massa is voor de ondersoorten niet groot genoeg, en de productie van die ondersoorten wordt dus verdicht, b.v. bjj de zilverwerkenindustrie, leerwerk, horloges» Men krijgt dan nog wel telkens wijziging in de soort arbeid, maar de periode is grooter. Tegenover het voordeel eener grootere continuïteit in de arbeidsverdeeling staat natuurlijk het nadeel der grootere risico's door voorraadvorming. Deze nadeelen moeten voortdurend tegenover elkaar worden afgewogen. Verder merkt hij nog op: Meestal zal de voorraad uit eindproduct bestaan. Het behoeft echter niet, en is ook niet altijd mogelijk en rationeel (b.v. bij kans op bederf enz.). Zoo zal men polijsten van metalen voorwerpen steeds uit angst voor beschadiging tot het laatste moment uitstellen. Eveneens bewaart men de voorraad in den staat der voorlaatste bewerking, wanneer de laatste bewerking de specialisatie brengt, b.v. kleur. Men zal dan de goederen ongeverfd in voorraad houden, omdat men door het reeds uitvoeren der laatste gespecialiseerde bewerking de afzetmogelijkheid zou verkleinen, ') 4) Prof. Limperg merkt hieromtrent op: De producent kan 2 dingen doen: 1) geen voorraad eindproduct maken, om aan de seizoenconsumptie te voldoen, maar een zoodanige productie-oapaciteit aanhouden, dat, wanneer de seizoenconsumptie begint, toch aan de vraag kan worden voldaanj dit brengt dan buiten de periode der seizoenconsumptie leegloop in het productieapparaat mede. 2) Of de producent kan geregeld het heelo jaar door met een geringere capaciteit produceeren en een voorraad vormen, waaruit dan de groote seizoenconsumptie kan worden voldaan. In dit geval wordt leegloop vermeden, maar ontstaan voor-raadkostèn « Er wordt een strijd gevoerd tusschen de Leegloop- en de Voor-raadkosten. Winnen de eerste (d.w.z. zijn deze geringer), dan zal het productie-tempo worden versneld,en de voorraad wordt daardoor verkleind, V/innen echter de voorraadkosten, dan zal van een opslag van eindproducten sprake zijn, dus van een grootere voorraadvorming. Deze strijd tusschen leegloop en voorraad is in Europa ongemerkt ten gunste van den voorraad beslist, tenminste voor zoover sprake is van seizoenschommelingen in engeren zin; wij zien dien strijd echter duidelijk wanneer slechts van korte ') Ontleend aan oollegedictaat, samengesteld en uitgegeven door Drs* G^D.Ribbius. 5) T-ö. - 16 - seizoenschoimnelingen sprake is b.v. bij gas, electriciteit en water, waarvoor 's nachts een veel kleiner gebruik bestaat dan overdag* Deze strijd gaat: Bij het gas: tusschen de kosten van den gashouder, en die eener grootere capaciteit der retorten. Bij het vmter: tusschen de kosten van het reservoir (watertoren) en die van een grootere capaciteit der pompinstallatie en der transportbuizen. Bij de electriciteit: tusschen de kosten van voorraadvorming in accumulatoren en die van de grootere capaciteit bij de electriciteitsopwekking. Bij de electriciteit zyn de kosten van voor raad vorming in accumulatoren zeer hoog, on hier hebben dus de kosten der grootere capaciteit gewonnen. Toch is ook bij de electriciteit nog wel eenigszins van voorraadvorming sprake, n.l. bij den consument, die er met een speciaal tarief toe wordt gebracht, 's nachts het warme water te stoken, dat hij overdag noodig heeft, ') 5) Prof. Limperg merkt hieromtrent op: Meestal zal de onderhavige voorraad zich in den vorm bevinden van het voor de consumptie gereede p^roduct, doch dit is niet strikt noodzakelijk, omdat niet de consument maar de producent aan het seizoen gebonden is. Yaak geschiedt het ook, dat deze voorraadvorming geschiedt in den vorm van nog niet voor consumptie gereed product. 2oo bevi^aart men b.v, het graan ongezuiverd in koelkelders. De bewerking tegen bederf (in dit geval het bewaren in koelkelders) heeft natuurlijk wel plaats gehad, maar de eindbewerking heaft nog niet plaats gehad, en het goed is dus nog niet voor de consumptie geschikt. Economisch brengt het voordeelen met zich mede, wanneer het in voorraad gehouden product zoo min mogelijk bewerkt iSj tenminste indien, en voor zoover de techniek de voorraadvorming in zoodanigen toestand mogelijk maakti 1) Hoe minder het product bewerkt ia, des te kleiner is d^ economische omvang van den voorraad; immers er zijn dan minder kosten gemaakt. Steeds zal men naar een zoo klein mogeljjken voorraad streven, .en dus ook bij seizoenproductie naar opslag van producten, die zoo min mogelijk bewerkt zijn, Bij de Jamfabriek b.v. bewaart lüen de seizoenproductie in den vorm van vruchtenmoes; bij de voorraadvorming wordt de suiker nog niet toegevoegd. Vooral in landen met hooge suikeraccijnzen zullen hiervan lagere rentekosten het gevolg zijn. Natuurlijk is hier een conditie sine qua non? dat het technisch mogelijk is de voorraden in half bewerkten toestand te houden. Bij het conserveeren van groenten is dit b.v. mogelijk, omdat het conserveeren samenvalt met het verpakken voor den consument, 2) Met den omvang v/d voorraad neemt ook het prljsrisico '} Ontleend aan collegedictaat, samengesteld en uitgegeven door Drs. G.D.Ribbius. 6) 'Vol D] - 17 - af, en ook uit dezen hoofde is het dus van belang den voorraad uit zoo min mogelijk bewerkte goederen te doen bestaan. Wat de grootte van den voorraad betreft, ziet men in de praktijk vaak een grooteren voorraad, dan noodig is voor de periode tusschen 2 oogsten: Dit is vaak het geval, wanneer de seizoenproductie sterk wisselt; 1) in hoedanigheid, 2) in hoeveelheid. Technisch is voorraad voor een jaar noodzakelijk, maar economisch is dan vaak het houden van een grooteren voorraad onvermijdelijk. Waarom? In wezen schikt de consument zich naar de productie, Vifordt meer geproduceerd, dan consumeert hij meer, is de qualiteit slecht, dan moet hij daar genoegen mee nemen; er is niets anders. Hierin komt echter verandering, wanneer de producent den consument gewend heeft aan continuïteit in omvang en qualiteit van het aanbod en in dat geval zal de producent, om die continuïteit te kunnen handhaven, een grooteren voorraad moeten hebben. Het sterkste ziet men dit, als er sprake is van een merkartikel. Stabiele hoedanigheid is daarbij eisch; do naam (of Yan de firma b.v. Van Nelle's theo, of van het goed, b,v, Palmoiive zeep) moet worden hoog gehouden. Voor artikelen als thee, tabak en koffie moeten daarom alle producenten, ter verzekering van de continuïteit in de qualiteit, een veel grooteren voorraad houden dan voor een jaar, men moet ermede rekenen, dat niet elk jaar, maar b.v, slechts eens in de 4 jaar dezelfde qualiteit terugkomt, G-eheel technisch onvermijdelijk zijn deze- surplusvoorraden niet. Zij ontstaan deels als gevolg van den concurrentiestrijd, en deels ook door economische overwegingen, omdat men tegenover het nadeel der hoogere kosten en grooter prijsrisico, op grond der daardoor mogelijke verkooppolitiok, grootere winstmogelijkheden voorziet. Met de grootte van dit surplus valt dus to schipperen. ') 6) Prof. Limperg beantwoordt de vraag in hoeverre men hiermede succes zal hebben als volgt: On the short period, zeker, over de langere periode echter niet, jyien heeft hier te veel met ongewisse uitkomsten te maken: Men weet niets omtrent de opeenvolgende grootte der oogsten en, om deze op de juiste wijze over de jaren te verdeelen, is düs ook geen gemakkelijke taak. Verder heeft men een allesover-heerschende combinatie noodig om het gestelde doel te verwer-* keiijken. Immers, als een groep producenten streeft naar een stabielen prijs, door een overvloedigen oogst op te slaan, en daardoor den prijs hoog te houden, zal steeds een ander aantal ') Ontleend aan collegedictaat, samengesteld en uitgegeven door Drs. G.D.Ribbius* Hl' - 18 - producenten, die niet by de combinatie zijn aangesloten, hun productie uitbreiden, om ten kosten van de anderen van dien hoogen prjjs te profiteeren. Zoolang de combinatie niet alle producenten omvat, zal de prijsstabilisatie een prikkel tot meerdere productie voor de niet aangesloten ondernemers beteekenen, en daarom vormt zoo'n prijsstabilisatie in onze privaat kapitalistische maatschappij eener speculatieve handeling. Er zijn inderdaad combinaties van oerproducten, die een zoodanige politiek voeren. B.v. het opslaan van een vischvoorraad. Idem bij kina. In Brazilië zag men echter reeds hoe weinig efficient een dergelijke methode is. En toch was Brazilië een bij uitstek gixn-stig voorbeeld, want: a) de geheele staat deed mee, b) zij was de grootste producent van koffie. Desondanks waren de moeilijkheden onoverkomelijk. Dit zag men oorspronkelijk niet, doordat de valorisatie in den aanvang een vrij goed resultaat had. De oogsten werden steeds minder, en bovendien brak de oorlog uit» Maar nu die beide voor de koffie gunstige factoren zijn uitgewerkt, ziet men, dat de prijs van koffie enorm is gedaald. Prof, Limperg gelooft dan ook niet aan de goede uitwerking van een dergelijk middel: 1) de natuur is onberekenbaar, 2) de vrije producenten buiten de valorisatie uit, en kiinnen uiteraard zooveel op de markt brengen als zij willen. De hooge prijzen der valorisatie prikkelen de vrije producenten juist om de productie uit te breiden. Alle Indische en Britsch Indische koffie-ondernemingen hebben uitgebreid, M,a.^w. valorisatie kan op een bepaald moment goed zijn, maar niet op den langen duur; op den langen duur is een goed resultaat slechts mogelijk, als men de geheele productie van de geheele wereld .zou kunnen monopoliseeren. ') 7) Prof. Limperg maakt hierbij onderscheid tusschen: a) Den speculant, die geen invloed heeft op de prijsvorming, noch eenige machtspositie inneemt t.a.v, het prijsver^ loop en die slechts tracht zich een inkomen te vormen uit de volgtijdige prijsverschillen. b) Den speculatief handelenden en aangelegden producent, die als grondslag voor zijn inkomensvorming het gunstige prijsverschil tusschen twee opeenvolgende markten ziet. Deze gaat slechts incidenteel een speculatie aan. Zoo kan een ondernemer tot speculatie komen door omstandigheden in het bedrijf, b.v. als het bedrijf of de bedrijfstak terrein verliest. Men ziet dan geen kans meer, gebruik te maken van het prijsverschil op 2 opeenvolgende markten, en gaat over tot speculatieve handelingen^' Dit geschiedt dan wel in eigen bedrijf, maar is toch speculatie. ') Ontleend aan collegedictaat, samengesteld en uitgegeven door Drs. G.D.Ribbius. - 19 - Een voorbeeld daarvan is de olie-industrie: Bij het koopen van het zaad kan men reeds calculeerfen. dat de productie verliesgevend zal zijn. Waar de ondernemer echter zit met een fabriek en eene organisatie en hij zich op andere wijze geen inkomen kan vormenj gaat hij toch produceeren, hopende, dat bij de afwerking van het product de constellatie van de markt gunstiger zal zijn. Was de prijs reeds bij den aanvang van de productie gunstig geweest, ian had hij op termijn kunnen vex^koopen, en op die manier het prijsrisico kioiiAen uitschakelen. Doet hij dit niet, dan speculeert hy; hij is dan een speculatieve ondernemeri Prof. Limperg onderscheidt dus naast elkaar, den speculant, die niet in de bedrijfskolom staat, den speculatief aangeleg-den producent en den zuiveren producent, en ziet als den normalen producent den laatstgenoemde, die zijn inkomen vormt uit een gunstig prijsverschil tusschen 2 markten, en die het prijsrisico van den voorraad aanvaardt als een noodsakelijk kwaad, dat het resultaat van zijne calculaties in gevaar brengt. De grondslag ijs hier dus een geheel andere als bij den speculant. Daar aanvaardt men het risico niet noodgedwongen, als een noodzakelijk iets bij het rationeel handelen, •) 8} Prof. Limperg geeft hiervan het volgende voorbeeld: De graanhandelaar, die het graan opkoopt van de boeren vlak n,a den oogst„ wanneer deze dus erg om geld verlegen bitten, en daardoor met een lagen prijs genoegen moeten nemen.*) 9) Prof. Limperg merkt naar aanleiding hiervan het volgende op: De mogelijkheid, deze methode toe te passen, hangt af van den kring der afnemers en den aard van het goed. De kring der afnemers; Wij zien hier direct een scherpe onderscheiding in de afnemers, n.l, die tusschen consument-afnemers en producent-afnemers; De opgesomde middelen zijn minder efficient voor den consument, dan voor den producent. De mentaliteit van den consument is nu eermiaal zoo, dat hij het goed zelf moet kunnen zien en op vertoon meekrijgen en hij neemt daarom geen genoegen met een model of teekening. Het gaat daarbij trouwens niet alleen om een kwestie van mentaliteit, maar ook om een kwestie van deskundigheid. De consument is vaak niet deskundig genoeg om b.v. uitsluitend op grond van een afbeelding een voldoende indruk te krijgen. ', Toch komt deze methode ook t,a.v. den consument wel voor,. bi.v. bij de meubelinrichting, die foto'? verspreidt van haar arti+- kelen, maar dan wordt toch vaak naast deze methode ook nog de showroom toegepast. De prod\icent echter is vakkundig en kan dus een voldoend oordeel vormen,, wanneer hij een monster ziet. T,a.v. den producent hebben deze methoden dus veel meer kans van slagen, dan t.a.v. den consument. •) Ontleend" aan collegedictaat, samengesteld en uitgegeven door Drs. G.D.Ribbius. 10' 11 - 20 - De aard der goederen; Wat de aard der goederen betreft, zijn de bewerkte producten door liun grootere uniformiteit beter geschikt voor het volgen van deze methodes dan de organische oerproducten. Toch zien wij haar wel toegepast voor koffie. Voor tabak en andere producten zijn zij echter uitgesloten, ') 10) In de besprekingen van de commissie bleek, dat budgetteering o.a. toegepast werd voor kabels bij de N,'V, Laagspanningsnet-ten en voor bestrating- en rioleeringsmateriaal door de Gemeente Rotterdam, 11) Dit bleek b.v« het geval te zijn bjj Ret Triplexhandel, waar de laaggeprijsde soorten, die relatief duur in transport zijn niet naar Utrecht gebracht worden, doch in de aanvoerhavens in voorraad gehouden worden. Ook bij Gemeentewerken Rotterdam komt iets dergelijks voor: de plaats van de magazijnen is zooveel mogelijk gekozen in de nabijheid van de afnemers, teneinde het transport zooveel mogelijk te beperken. Bij de Laagspanningsnetten kwam een eenigszins ander motief naar voren. Het distributie-magazijn is daar o.a, noodig om het expeditie-werk zoo vlot mogelijk te doen verloopen. Alle artikelen, die afgeleverd worden, liggen daar in een klein magaz,1jn direct bij elkaar. Bureau 's-Gravenhage, November 1956. ') Ontleend aan collegedictaat, samengesteld en uitgegeven door Drs. G.D.Ribbius, i I I I 4 9 I 4 00282
Click tabs to swap between content that is broken into logical sections.
Titel | Voorraadbepaling en voorraadbeoordeling / door R.W. Starreveld |
Auteur | Starreveld, R.W. |
Jaartal | 1936 |
Collectienaam | NIVRA LIMPERG, UBVU gedigitaliseerd |
PPN | 344483525 |
UBVU-ID | 0412020282001 |
Toegangsgegevens (URL) | http://imagebase.ubvu.vu.nl/getobj.php?ppn=344483525 |
Signatuur origineel | LIMPERG282 |
Transcript | Bedrijfsstudiegroep voor Magazijnbeheer I Commissie 3 V O O R R A A D B E P A L I H & e n V O O R R A A D B E O O R D E E L I N & ö.oor R-W.Starreveld. i? Bedrijfsstudiegroep voor Magazijnbeheer I Commissie 3 V O O R R A A D B E P i - L I N G e n V O O R R A A D BE O O R D E E L I I T G door R.W.Starreveld ^ In het onderstaande zullen wij trachten na te gaan, volgens welke beginselen het bepalen en beoordeelen van den voorraad dient te geschieden en op welke wijze deze beginselen het best toegepast kunnen worden. WAT VERSTAAN WIJ ONDER VOORRAAD? Allereerst zij opgemerkt, dat men het begrip voorraad kan beperken tot de in het bedrijf aanwezige grondstoffen, halffabrikaten en eindproducten. Deze goederen zou men dan materieele voorraad kunnen noemen» Daarnaast komen echter soms voorkoopen en voorver-koopen voor. Verder kan het voorkomen, dat een deel van den mate-rieelen voorraad geen eigendom van het bedrijf is, doch in consignatie is ontvangen;, terwijl anderzijds ook goederen aan derden in consignatie gegeven en daardoor aan den materieelen voorraad onttrokken kunnen zijn, De materieele voorraad, vermeerderd met voorkoopen, goederen onderweg en aan derden in consignatie gegeven goederen en verminderid met voorverkoopen en in consignatie ontvangen goederen, vormt den economischen voorraad. Over dezen voorraad wordt prijsrisico geloopen. Zoowel de kosten als het nut van den materieelen voorraad wijken in verschillende opzichten van die van den economischen voorraad af* In de navolgende beschouwingen zal daarom herhaaldelijk onderscheid tusschen techn* en econ. voorraad gemaakt moeten worden. Duurzame productiemiddelen, zooals machines, gebouwen en inventaris, worden geacht niet tot den voorraad te behooren. Hoewel sommige van deze goederen in de praktijk dikwijls "in voorraad" worden gehouden, zooals b.v* de fusten van een bierbrouwerij, de cylinders van een koolzuurfabriek, de meters van een electriciteits-maatschappij„ is het voor een principieele behandeling niet ge^- wenscht deze goederen onder het begrip voorraad te rangschikken. BEPALEN EN BEOORDEELEN VAN DEN VOORRAAD. Het bepalen en beoordeelen van den voorraad dient te geschieden overeenkomstig het economisch principe, m,a.w. zoodanig, dat een zoo gunstig mogelijk bedrijfsresultaat wordt verkregen. Het gaat er daarom om, vast te stellen in welke gevallen en in hoeverre voorraadvorming in verband met de daaraan verbonden kosten economisch verantwoord is. MOTIEVEN VOOR VOORRAADVORMING. Zeer in het algemeen kan men zeggen, dat voorraadvorming plaats vindt, indien het niet mogelijk is of niet gewenscht is, aanschaf- 1380. - 2 - fing of productie zoodanig te regelen, dat hot good beschikbaar komt op het moment, dat het noodig is voor verbruik of aflevering. Hiervoor kunnen o.a. de volgende motieven zyn: I. BEVORDERING VAIJ pEU. VERKOOg (resp. van de vlotte voorziening in eigen behoeften) a) Mogelük maken van directe levering. Indien het verloop van de'Vraag resp, van de behoefte van te voren volkomen bekend is, zou men theoretisch de aankoop, resp. de productie zoodanig kunnen regelen, dat de benoodig-de goederen precies op tijd aanwezig zijn. In de praktijk doen zich echter de volgende moeilijkheden voor, die deze handelwijze in de meeste gevallen onmogelijk maken: 1. Bij tal van artikelen heeft de vraag een onregelmatig verloop, dat van te voren niet of onvolledig bekend is. 1) 2. In de aanvoer resp. productie van de meeste artikelen kunnen onverwachte storingen optreden. Indien deze omstandigheden zich voordoen, zal men, indien directe levering gewenscht is, tot materieele voorraadvorming moeten overgaan, Doet men dat niet, of niet in voldoende mate, dan gaat de teleurgestelde afnemer naar een anderen leverancier, die wel bereid is voorraad te houden. Als klant is een dergelijke afnemer in den regel voor den eersten leverancier verloren. Ook voor goederen benoodigd voor eigen gebruik kan directe levering van groot belang zjjn, daar anders vertraging in de uitvoering van het werk ontstaat of andere schade geleden wordt. b) Expositie en assortiment. De voorraad kan nuttig of noodig zijn voor het opwekken van behoeften en/of om den afnemer in de gelegenheid te stellen sijn keuze zoo goed mogelijk te bepalen. 2) II. KOSTENBESPARING a) InkoQP en transport,van groote hoeveelheden. Bij inkoop en transport van groote'hoe'veefEëden kunnen in den regel gunstiger condities bedongen worden, dan bij inkoop en transport van kleinere hoeveelheden. Inkoop en transport van grootere hoeveelheden dan benoodigd voor directe behoeften leidt noodzakelijkerwijs 'tot voorraadvorming. Voor zoover de inkoop in het groot geschiedt met gebruikmaking van af-roepcontracten, heeft wel economische, doch geen materieele voorraadvorming plaats. b) gerieproductie. De productie van groote series is in den regel, in verband met de kosten van voorbereiding en beëindiging, voordeeliger dan de productie van kleine series. Productie van grootere series dan benoodigd voor directe behoeften leidt tot materieele voorraadvorming. 3) c) Geli,ikmatige bezetting van zoo klein mogeli^jke installatie. Bjj seizoen-consumptie kan bij gelijkmatige bezetting van een kleine installatie vaak voordeeliger gewerkt worden dan bij productie alleen gedurende het seizoen met een grootere installatie. 4) Dit leidt tot materieele voorraadvorming gedurende het stille seizoen* - 3 - I I I . TECHNISCHE NOOBZAgELÏJlfflliJD a) Goederen i n bewerking» Practisch rangschikt men in deae goederen in den regel niet onder voorraad. In enkele gevallen, zooals b.v. bij kaas en wijn, waarbij de gewensohte eigenschappen door min of meer langdurig bewaren wordt verkregen, ziet men de betreffende goederen echter wel als voorraad. Deze materieele voorraad is in verband met den benoodigden rijpingstijd technisch noodzakelijk. b) Seizeenproductie. Indien de productie alleen gedurende oen bepaalde periode kan geschieden, zal men tor voorziening in de behoeften buiten het seizoen materieele voorraad moeten vormen, 5) IV. BEÏNVLOEDING V M DE PRIJSVOaMIITG OP DE MABET - ^ 1 — — I II • IMIU - W l — — — I M M I I I I • ^ • I I IW — W l •• II I I pi^lJftpMMHI • •••——HIT •• I - • • » - ! • • • I I M ^ Voor raad vorming kan nuttig en noodig zijn voor de beïnvloeding van de prijsvorming van het in voorraad gehouden product. 6) De economische voorraadvorming behoeft daarbij niet steeds met materieele voorraadvorming gepaard te gaan. V. UITBUITING VAN HET PEIJSVERLOOF vm*m'w 1 •- —••• i..i—.»i.H..." ^ > . , . — 1 — i — M I i » . . i i . . A - - , III .1. Hierbij moet men twee gevallen onderscheiden, t.w.: a) speculatie, 7) b) uitbuiting vaïi gunstige machtspositie, 8) Alleen in het laatste geval kan voorraadvorraing, van algemeen economisch standpunt bezien, verantwoord zijn. Ook hierbij heeft men steeds materieele voorraadvorming. VI. KOPPEN RESP. PRPDUCEEREN OM ANDERE REDENEN DAN BEHOEETE AAIT * l II • ••ll»lll •• .••.••»lll ••••• |1 • • » l „I. M l . • • • L H — . 1 1 - • • . I I . . III. .11 M^ll,ll>i • > 1 I I W I I I l.l» • I I • ^ T , » - HET BETREFFENDE ARTIKEL •"V I I' •"• I ••• — • • f — * I' III I..I»»»... De^e redenen kunnen b.v. zijn: a) de niet benoodigde goederen maken deel -yiit van de partij, die alleen in zijn geheel gekocht kan worden en waarin zich bepaalde goederen bevinden,die men gaarne wil hebben. De prijs voor de geheele partij kan dan zoodanig zijn, dat men de niet benoodigde goederen op den koop toeneemt. Deze goederen doet men dan bij een gunstige gelegenheid tegen een special en prijs van de hand; b) men wil een aangeboden partij uit de markt nemen om te voorkomen, dat een concurrent deze partij koopt; c) de omzetten loopen terug, doch men verwacht een spoedig herstel. In verband daarmee blijft men doorproduceeren, daar b.v, het ontslag van geschoolde arbeiders voor het bedrijf een groot nadeel zou beteekenen, daar men deze arbeiders later waarschijnlijk niet ter^g krijgt. Van hierboven opgesomde motieven zijn de onder I en II genoemde het meest algemeen. Deze zullen daarom in de hieronder volgende bespreking in de eerste plaats onze aandacht vragen. De ondes* III genoemde zijn, indien wij de goeaeren in bewerking, die in het algemeen niet als voorraad beschouwd worden, buiten beschouwing laten, veel minder algemeen. De onder IV, V en VI genoemde zijn Van te weinig algemeen belang, om een verdere bespreking in dit ~ 4 - dit rapport te recJitvaardigen, KOSTEK VAU VOORRAADVORMIUG. Voorraadvorming brengt kosten mee. Deze kosten moeten tegen het nut van voorraadvorming worden afgewogen. Het is daarom van groot belang deze kosten te kennen. By de inrichting van de administratie dient daarmede rekening gehouden te worden. Een deel van deze kosten heeft een vrij constant karakter, d,w«z. zij worden binnen zekere grenzen niet door vergrooting of verkleining van den voorraad beïnvloed. Deze kosten zijn o,a,: Huur resp. rente en afschrijving van magazijnen en opslagruimten, Kosten van benoodigde technische inrichtingen, Verlichting, verwarming en onderhoud der ruimten, Beheer en admistratie. Andere Zijn daarentegen proportioneole kosten, d,w,z. zij stijgen en dalen met den omvang van den voorraad. Deze kosten zijn ca,: Rente van het in den voorraad geïnvesteerde kapitaal, Pr^srisico door mogelijkheid van daling van den marktprijs ofwel tengevolge van wijzigingen in de mode, in de vervaar-digingstechniek of in model of constructie van het betreffende artikel. Bederfrisico, Assurantie, Onderhoud der opgeslagen goederen. Van de laatste kosten is in het algemeen het prijsrisico het belangrijkste. Dit risico geldt echter alleen voor den economischen voorraad. Vooral het prijsrisico, doch ook de rente maken in den regel beperking van den voorraad tot een punt van wezenlijk bedrijfsbelang. Daarbij komt nog, dat aan den omvang van den voorraad zekere grenzen gesteld zijn door de in de betreffende onderneming beschikbare ruimte en het beschikbare kapitaal. Deze begrenzingen kunnen in sommige gevallen echter zoodanig zijn, dat zij tot irrationeele beperking van den voorraad leiden. Hoewel met deze beperkingen in de prakti.1k meer dan eens rekening gehouden moet worden, zullen wij deze beperkingen in de verdere bespreking buiten beschouwing laten, teneinde ons geheel op het vraagstuk van de ratiqneele bevoorraading te kunnen concentreeren. BEPERKING VAI^ DE KOSTEIT VAN VOORRAADVQRMING. Het ligt voor de hand, dat men in het algemeen zal trachten de kosten van voorraadvorming zooveel mogelijk te beperken. Men zal daarbij echter zeer voorzichtig te werk moeten gaan, daar anders het gevaar bestaat, dat zekere functies van den voorraad worden geschaad en wel zoodanig, dat de daardoor ontstane nadeelen groo-ter zijn, dan de besparing op de voorraadkosten. Wij zullen daarom aan de hand van de in het voorafgaande gegeven opsomming van de motieven van voorraadvorming nagaan, welke de mogelijke gevolgen van voorraadbeperking zijn en welke rationeele beperkingen in het algemeen in den voorraad kunnen worden aangebracht, ad I a , Mogeli(ik maken van directe levering. In sommige gevallen zal men de voorraadvorming kunnen afwentelen op den leverancier van de betreffende goederen, Ditzal alleen dan van voordeel zijn, indien de verhoudingen in het bedrijf van dien leverancier zoodanig zijn, dat voor hem de kosten van voorraadvor— - 5 - ming lager zijn, zoodat de door hem te bedingen prijsverhooging de te verkrygen besparing op voorraadkosten niet overtreft. Overigens is deze afwenteling slechts mogelijk, voor zoover de voorraad van den .leverancier op zoodanig korten afstand gelegen is, dat de door den uiteindelyken afnemer gewenschte directe levering niet in gevaar gebracht wordt. Ook kan de hulp van de afnemers ingeroepen worden en wel door voor directe levering een hoogeren prijs vast te stellen dan voor levering op langoren termijn. De afnemer kan n.l. veelal zelf beter zijn toekomstige behoeften overzien, dan de le-veranoisx. Deze methode van voorraadafwenteling lukt eohter vrijwel uitsluitend t.o.v. den producent-afnemer, daar de consument-afnem. er in den regel niet geneigd is zich met de verzorging van zijn toekomstige behoeften bezig te houden. Ook tegenover den producent'- af nemer £al echter de doorvoering van dit systeem vaak door de concurrentie worden bemoeilijkt, zoo niet worden verhinderd. Ook voor de goederen, benoodigd voor eigen gebruik, zal men veelal iets dergelijks kunnen doen; eenerzijds zal men de voorraadvorming somtijds kunnen afwentelen op een nabijgelegen leverancier, anderzijds zal men door vooruitzien van eigen behoeften de voorraadvorming kunnen beperken. ad I b. Expositie en assortjiment. Het vormen van expositie- eh assortiment- voorraden kan vaak geheel of gedeeltelijk worden voorkomen door andere en goedkoopere middelen te gebruiken,, zaoals: monsters, foto^s, teekeningen e.d. 9) Verder zal het soms mogelijk zijn de vorming van den expositie- en assortimentsvoorraad gedeeltelijk over te laten aan den leverancier van de betreffende artikelen. Het is dan echter vooral t.o.v. con-siuneht- afnemers noodzakelijk, dat de expositievoorraad van den leverancier ter zelfder plaatse wordt gehouden. Verder zal er een groote mate van zekerheid moeten zijn, dat de leverancier niet zal trachten door directe verkoop aan de uiteindelijke afnemers, den tusschenliggenden handelaar uit te schakelen^ De betreffende handelaar zal dit risico plus het wellicht nadeelig psychologisch effect van deze methode van voorraadafwenteling ten opzichte van den afnemer moeten afwegen tegen de kosten van voorraadvorming en op grond daarvan moeten beslissen in hoeverre hij deze methode rationeel kan toepassen. Tenslotte kan men de assortimentsvooxi'aad vaak belangri^fe verminderen door normalisatie, In Amerika heeft men in tal van bedrijven door normalisatie en vermindering Van het aantal soorten de productiekosten en de voorraadkosten sterk kunnen verlagen. Van dit voordeel laat men de afnemers profiteeren door verlaging van de verkoopprijzen. Dit komt dan weer aan dei? omzet ten goe4e-, zoodat deze bedrijven ondanks het feit, dat zij sommige klanten moeten teleurstellen, hun positie belangrijk hebben kunnen verbeteren. Bij de bespreking in de commissie werd echter door sommige leden betwijfeld of dit ook in ons land in dezelfde mate doorvoerbaar zou zijn* Niettemin is de mogelijkheid in principe aanwezig. Er dient echter uitdrukkelijk op gev/ezen te worden, dat de vermindering van het aantal in voorraad gehouden soorten bij voorkeur moet geschieden op grond van een weldoordacht normalisatieplan. Het zonder meer niet meer in voorraad houden van artikelen, die minder dan een zeker aantal malen per jaar gevraagd worden is in het algemeen niet aan te bevelen,daar het gevaar bestaat, dat de klanten zich daardoor tot concurrenten zullen wenden, die wel bereid '1 •v ! :i • r j ! i r . •• • . ? : •j : 1 . ! ^i ! • f ; j 1; • '•':'• :' i ' . I i ji ; i i .; . ' - i • . • ! i ! ! ;;. ï ;' ' ; 1 ' i . 1 • • 1 zijr ad Hie hO€ voc u i1 var i s om kle t e i ad Hi€ te^ voc te dal t e i ad Oól k i l voc of voc ad De vei mei pre va] Mi dpc ge^ mil ad •De kui vai brt ad aaï In om doe dei Ve] vai a ) b) c) - 6 - zijn de betreffende artikelen in voorraad te houden. ad II. a. Inkoop en transport van groote hoeveelheden. Hierbij moeten de voordeelen van inïEöop en transport van groote hoeveelheden worden afgewogen tegen de kosten en risico's van voorraadvorming, voor zoover die voorraadvorming het peil, dat uit anderen hoofde noodzakelijk is^ te boven gaat. Vermindering van den voorraad beneden het punt, dat op grond van dit afwegen is gevonden, beteekent per saldo kosten-vermeerdering en is daar^ om niet rationeel. Wel kan men soms den materieelen voorraad verkleinen door gebruikmaking van afroepcontracten en zoodoende kostten besparen. ad II b« Serieproductie. Hierbij moeten de voordeelen van serieproductie worden afgewogen tegen de kosten en risico's van voorraadvorming voor zoover die voorraadvorming het peil, dat uit anderen hoofde noodzakelijk is, te boven gaat. Vermindering van den voorraad beneden het punt, dat op grond van dit afwegen is gevonden, beteekent per saldo kos-tenvermeordering en is daarom niet rationeel. ad II c« Gelijkmatige bezetting van zoo kloin mogelj^ike installatie. Ook hier kan de rationeele voorraad bepaald worden door vergelijking van de besparing op de productiekosten eenerzijds en de extra voorraadkosten anderzijds, Soffis zal het mogelijk zijn, de materieele of economische voorraadvorming af te wentelen op de afnemers door voor orders in het stille seizoen lagere prijzen vast te stellen. ad III a. Goederen in bevjerking. De hoeveelheid goederen in bewerking kan verkleind worden door versnelling van het productieproces. Om vast te stellen hoever men hiermee kan gaan, moet men de kosten van versnelling van het productieproces vergelijken met de kosten en risico's, welke wegvallen door verkleining van de hoeveelheid goederen in bewerking. Dit ziet men b.v. bij het drogen van hout. Dit kan versneld worden door het gebruik van een z.g. droogkamer, waarin warme lucht toe-gevoerd wordt. De voorraad droog hout kan daardoor belangrijk verminderd worden. ad III b. Seigoenproductie. De vooï"raden, die hierdoor ontstaan, zal men in sommige gevallen kunnen afwentelen op de afnemers. Dit hangt geheel af van den aard van het betreffende artikel en de verhoudingen in de betreffende branche, ad IV<, Koopen resp. produceeren om andere redenen dan behoefte aan het betreffende artikels In"de meeste' gevallen zal men goed doen naar middelen te zoeken om de aldus verkregen goederen zoo spoedig mogelijk van de hand te doen, daar anders het gevaar van een chronische vergrooting van den voorraad boven het zuiver rationeele peil ontstaat. Verder zijn er nog enkele meer algemeene middelen ter beperking van de relatieve grootte van den voorraad, t.w,: a) Vergrooting van den omvang van het bedrijf. b) Oprichten van nieuwe bedrijfsafdeelingen, die van denzelfden voorraad kunnen profiteeren, c) Onderbrengen van den voorraad in een afzonderlijk bedrijf, dat in de behoeften van meerdere bedrijven kan voorzien. tz\ .„ :^-..>-.r.ii-<- TTiii——p.(ü«.^-- • ^-• "-'-'-'^unfimÉWuii III nff'iiiiiimiii inniÉmiiif^TiiailMfftT i • -TTMTraTinjM^^ CD P iU £ i : o H- CD (D CD O) <15 g p o CD o (p o P p H; 4 CD p (O o g3 ro p B f D l ^ ^ O cü; tt> >—v^ v_-«^_^ v - ^ - J Ü f D H - f f i f a Q SH-CDCD - 7 - De kosten van den voorraad worden in al deze gevallen, voor zoover het voorraden betreft, welke gevormd zijn op grond van de motieven genoemd onder I a, b en c en II a en b, relatief kleiner, omdat de omvang van de voorraden niet evenredig behoeft te stjjgen. Tenslotte nog een opmerking betreffende het afwentelen van de voorraadvorming op leveranciers of afnemers. De mate, waarin dit op rationeele wijze mogelijk is, wordt beheersoht door tal van economische wetten, waarop hier niet nader kan worden ingegaan. Op grond van deze economische wetten toont prof. Lim.perg aan, dat de voorraad in iedere bedrijfskolom getrokken wordt naar de plaatsi A) met de meeste aanwendingsmogelijkheden voor de betreffende goederen, B) waar de voorraad de laagste waarde heeft, C) waar de grootste zekerheid bestaat omtrent aard en omvang van de behoefte, D^ met de gunstigste verhouding tot de vertiiogensmarkt, E) met de gunstigste proportionaliteit voor den voorraad. RATIONEELE VOORRAADBEPALING. Bij rationeele voorraadbepaling doen zioh o,a. de volgende vragen voor,' die wij hieronder nader zullen bepalen: 1. Hoe groot is de toekomstige behoefte? 2, Wanneer moet de voorraad aangevuld worden? 5. Hoe groot moet de aanvulling zijn? ad/1» Hoe groot is de toekomstige behoefte? Het is van belang er' allereerst op te wijzen, dat het hier gaat om toekomstige behoefte. Hier is dus vooruitzien noodig. Kennis van het verleden is daarbij van groot belang. Deze kennis kan wor-de| i geput uit een doelmatig ingerichte voorraadadministratie. Daarnaast kan een statistiek van de aanvragen, welke niet uitgevoerd werden, omdat het betreffende artikel niet voorradig was, belangrijke diensten bewijzen. Het is echter niet juist de cijfers van het afgeloopen jaar zonder meer als grondslag voor het volgende jaar te nemen. Hierin zullen n.l. tal van correcties aangebracht moeten worden in verband met bekende of verwachte wijzigingen in de omstandigheden. Zoo moet b^v, rekening gehouden wor-de| i met den invloed van nieuwe of vervangende artikelen» prjjsver-anderingen, concurrentie, reclame campagnes, verkoopacties, e,d^ Sommige veranderingen in den omzet van een bepaald artikel zi^n reeds van te voren bekend. Andere komen min of meer onvoorzien. Het is daarom van groot belang het verloop van den omzet resp. het verbruik, meer nog dan het verloop van den voorraad op den voet te volgen, Dit doende zal men iedere wijziging direct kunnen constateeren en zoo goed mogelijk de toekomstige behoefte kunnen ramen. Indien deze raming op systematische wijze geschiedt spreekt men van budgetteeren. 10) Een verkoop- resp, verbruiksbudgot, dat is opgemaakt in overleg met de organen, die de verkoop verzorgen rcsp, het verbruik bepalen en dat bij optreden van gewijzigde omstandigheden in overleg met deze organen wordt herzien, is voor rationeele voorraadbepaling een belangrijke steun.Door een dergelijk budget verkrijgt men bovendien, dat de verkoop- resp. verbruiksafdeelingen verplicht zijn, zich een oordeel over de toekomstige behoeften te vormen en daardoor - zij het zijdelings - actief deel te nemen aan de bepaling van den benoodigden voorraad. Het werkelijke verbruik zal men verder doorloopend aan het gebudgetteerde verbruik moeten toetsen, 1 1 In a cle V a 1 gebr i ad ^1 Bij _2 r : het i de m Hoe l yk - 8 - teneinde na te gaan of de afwijkingen aanleiding geven tot wijziging in de aanvankelijk vastgestelde voorraadnormon. Bij de beoordeeling van de cijfers van het afgeloopen jaar zal men, ter verkrijging van een zoo juist mogelijk inzicht o.a. op de volgende punten moeten letten: a) orderfrequentie, b) ordergrootte, c) welke afnemers resjj. gebruiksdoeleinden, Hoe grooter de orderfrequenfcie en hoe grooter het aantal afnemers resp. • gebruiksdoeleinden, des te grooter is de waarschijnlijkheid, dat de betreffende behoefte in de toekomst zal blijven bestaan, In verband met het onder c) genoemde verdient het aanbeveling in de administratie eenige aanduidingen omtrent den afn'emer resp, het gebruiksdoel op te nemen. ad 2, Y/anneer moet de voorraad aangevuld worden? Bij rationeel voorraadbeheer mag de voorraad van eenig artikel in het algemeen niet dalen beneden het peil benoodigd op grond van de motieven, genoemd onder I a. (Directe levering) en I b. (Expositie- en assortimentvoorraad). Indien met de aanvulling eenigen tijd gemoeid is, zullen de goederen reeds eerder besteld moeten worden, zoodat het punt, v/aarop tot bestelling zal moeten worden overgegaan, hooger ligt dan het eigenlijke minimum. Het verschil moet voldoende zijn, om de behoeften gedurende den aanvullingstermijn te dekken, In de praktijk noemt men in den regel de voorraadgrootte, waarbij tot bestelling moet worden overgegaan, de minimum voorraad, wat feitelijk niet geheel jiiist is, In afwijking van het bovenstaande zal men reeds eerder tot aanvulling van den voorraad overgaan: a) bij seizoen consumptie: in het stille seizoen, b) bij seizoen productie: tijdens het productie seizoen, Hoe en wanneer dit zal geschieden, kan van ieder artikel afzonderlijk niet in het algemeen aangegeven worden. Dit hangt geheel af van de overwegingen, die gelden bij de vaststelling van het gedetailleerde productie-programma, ad 3> Hoe groot moet de aanvulling zün? De grootte van dé'aanvulling wordt in het algemeen bepaald op grond van de onder II genoemde overwegingen (Inkoop en transport in groote hoeveelheden, serieproductie, gelijkmatige bezetting), terwijl bij seizoenproductie de grootte van de aanvulling geheel afhankelijk is van de overwegingen, die gelden bij de vaststelling van het gedetailleerde productieprogamma. Er dient hier op gewezen te worden, dat juist de bepaling van de grootte van de aanvulling een uiterst belangrijk punt is. Door de aanvulling wordt de voorraad gevormd. Bij rationeel voorraadbeheer zal daarom in de eerste plaats aandacht aan de vaststelling van de grootte der aanvullingen besteed moeten worden. Ook hier is voorkomen beter dan genezen, RATIONEELE VOORRAADBEOORDEELING. In tegenstelling met voorraadbepaling geschiedt voorraadbeoordee-ling nadat de voorraad reeds gevormd is. Het gevaar bestaat n,l,, dat de voorraadaanvullingen, welke hebben plaats gevonden op het moment, waarop er toe werd besloten, volkomen verantwoord schenen, doch, dat de omstandigheden intus- - 9 - 1 • schen veranderd zijn, of dat de raming zonder meer verkeerd is ge-blekei^. Deze gevallen kunnen door periodieke voorraadbeoordeeling veelal geheel of gedeeltelijk achterhaald worden. Het gaat daarbij vrijwel uitsluitend om het constateeren en opruimen van surplussen. Tekorten zullen, indien de voorraad van ieder artikel aangevuld wordt, zoodra een zeker minimum bereikt is, niet voorkomen.- Te groote voorraden kunnen in het algemeen verminderd worden: 1. door er voor te zorgen, dat voorraadvorming voorloopig niet of in geringere mate wordt voortgezet, zoodat het surplus geleidelijk verdwijnt, 2. door nieuwe verkoop- resp. verbruiksmogeljjkheden te benutten. Bij een gering surplus zal men in den regel met het onder 1 genoemde kunnen volstaan. Bij grootere verschillen zal men, om rente en andere kosten, verouderings- en prijsrisico te beperken tot versnelde opruiming moeten overgaan. Soms zal men daarbij kunnen volstaan met een enkele aanwijzing aan de verkoopafdeeling, al of niet gepaard gaande met het toekennen van extra provisie.Veelal zal men echter de goederen beneden den normalen prijs aaii moeten bieden om ze snel op te ruimen. Hoe eerder men echter het surplus constateert, hoe geringer in den regel de offers zijn, die men zich voor het opruimen van het overschot zal moeten getroosten. Het is daarom van belang, dat de beoordeeling van den voorraad met korte tus-schenpoozen geschiedt. De in vele zaken gebruikelijke methode van beoordeeling van den voorraad eenmaal per jaar aan de hand van den voor het samenstellen van de balans benoodigden inventaris moet daarom in het algemeen als onvoldoende beschouwd worden. Zeer veel restanten, die^ indien eerder bemerkt, nog goed verkoopbaar zouden zijn, zal men dan vaak tegen lage prijzen moeten opruimen. Het verdicht daarom voor de meeste zaken aanbeveling, de voorraadbeoordeeling met veel kortere tusschenpoozen te doen plaats vinden. Daarbij kan men, om het werk zoo gelijk mogelijk te verdeelen, de beoordeeling van den voorraad doen geschieden volgens een rooster, waarbij lederen dag of iedere week een zekere groep artikelen behandeld wordt. Thans willen wij nog nagaan, aan de hand van welke gegevens de voorraadbeoordeeling dient te geschieden. Een overzicht van de hoeveelheden, die in voorraad zijn, dat b.v. door inventarisatie is verkregen, biedt voor voorraadbeoordeeling onvoldoende gegevens. Daarnaast heeft men een duidelijk overzicht van de aanvulling en afleveringen noodig. Voor rationeele voorraadbeoordeeling is dus een goed ingerichte voorraadadministratie noodzakelijk. Anderzijds zijn echter de gegevens van d3 voorraadadministratie alleen eveneens onvoldoende. Ook omtrent den toestand, waarin de goederen zich bevinden, dient men n.l. ingelicht te zijn. Tevens zal men er zich b.v. van moeten overtuigen, of steeds de oudste goederen hot eerst afgeleverd worden e.d. Opname van den voorraad ter plaatse kan daarom in den regel niet gemist wordend Bij de beoordeeling van den voorraad zal men verder veel steun kunnen hebben aan een verkoop resp. verbruiksbudget. Hierin vindt men n.l. een maatstaf voor de beoordeeling van den werkelijken verkoop resp. het werkelijke verbruik. Blijkt dezie grooter of kleiner dan werd verwacht, dan zal daarmee met de verdere bevoorrading reke- - 10 - ning gehouden moeten worden» Tenslotte dient nog opgemerkt te worden, dat het voor rationecle voorraadbeoordeeling noodig is, dat men de gegevens van ieder artikel afzonderlijk heeft. Totaalcijfers por groep zijn onvoldoende, daar men ieder artikel afzonderlijk moet beoordeelen. In sommige gevallen kunnen totaalcijfers per groep echter toch van belang zijn, b.v. met het oog op berekeningen in verband met productie-capaciteit, magazijnruimte, geïnvesteerd kapitaal o.d. Daarnaast zal men dan echter voor de voorraadbeoordeeling toch over gegevens betr, ieder artikel afzonderlijk moeten beschikken. CEMTRAAL MAGAZIJN EK DISTRIBUTIE MAGAZIJ¥EN. II' ^ ' ^ • • ^ ^ ^ • * II • I I I l M ^ • • I I I M M I » t l I I II [IBII IP. IIMUI I • • • IW M l — M l . 1 , „ l i l— •—••Hl De vraag in hoeverre de voorraad gecentraliseerd of gedecentraliseerd moet worden, hangt ten nauwste met het vraagstuk van de ra-tioneele voorraadbepaling en voorraadbeoordeeling samen. De vraag is n.l,, hoe wordt bij de kleinste kosten het grootst mogelijke nut van den voorraad getrokken. Decentralisatie van den voorraad brengt in den regel vermeerdering van kosten met zich mede, doordat ieder magazijn weer zijn eigen vaste kosten heeft. Toch kan door decentralisatie van den voorraad soms op enkele posten bezuinigd worden. Zoo b.v. op de kosten van expeditie. Door n.l. de goederen bij inkoop niet eerst naar het centraal magazijn in te brengen, maar rechtstreeks naar de distributie magazijnen, of door de goederen gecombineerd in groote hoeveelheden van het centraal magaz^n naar de distributie magazijnen te brengen, kan men de transportkosten soms belangrijk verminderen. 11) Anderzijds verhoogt decentralisatie in den regel do niittige werking van den voorraad; er kan sneller afgeleverd worden en er kan op meezd-Qire plaatsen geëxposeerd worden; beide komen aan den verkoop ten goede. ENKELE 1\ ) Prof. - 11 - ENKELE NADERE GEGEVENS EN OPMERKINGEN (zie verwijzingen in den vooraf gaanden tekst) 1) Prof. Xiimperg onderscheidt hierbij; Ie, Seizoenconsumptie, waarbij zoowel het tijdstip van de consumptie als de omvang van de consumptie onzeker is» De voorraad wordt daardoor opgedreven boven het peil, dat zuiver op grond van de gemiddelde behoeften van vorige jaren gerechtvaardigd zou zijn. 20, Andere onregelmatigheden, In verband met Ie, maakt Prof. Limperg de volgende opmerkingen: ONZEKERHEID VAN TIJDSTIP DER CONSUMPTIE: Er zijn seizoenoonsumpties "Ca. waarvan deze onzekerheid niet bestaat n,J. seizoenconsumpties, gebonden aan bepaalde kalenderdata, zooals Kerstmis, Paschen en Nieuwjaar* Ook kent men geizoenconsumpties, die oorspronkelijk ontstaan uit een bepaalde weersgesteldheid, doch die later aan den kalender vergroeid raken. Zoo begint tegenwoordig de groote schoonmaak, ^n diis ook de seizoenconsumptie der daarbij benoodigde artikelen veelal op 1 Mei, onverschillig of het sneeuwt of gloeiend warm is» Voor ons gaat het natuurlijk om de seizoenconsumpties, die aan de weersgesteldheid zijn gebonden, b.v, die van stroohoeden, brandstoffen en bier. Daarbij bestaat eene groote onzekerheid inzake het tijdstip, waarop de behoefte zal optreden. ONZEKERHEID INZAKE DEN OMVANG: Tusschen deze onzekerheid, en die betreffende het tijdstip der consumptie bestaat verband. Naarmate het tijdstip van den aanvang der behoefte verder komt te liggen, zal n.l, de omvang der behoefte kleiner zijn.. Hoe later b,v. het stroohoedenseizoen invalt, des te minder zullen er worden gebruikt. Tevens werkt echter het weer als een zelfstandigenfactor in op den omvang van het gebruik, n.l. de intensiviteit van het weer: hoe warmer het is, hoe meer stroohoeden zullen worden gedragen, onafhankelijk van het tijdstip, waarop die warmte begint. « Bij 2e, onderscheidt Prof. Limperg: a) onregelmatigheden in de vraag van den consument, b) onregelmatigheden in de vraag van den producent-afnemer, ad a) Onregelmatigheden in de vraag van den consument. De algemeene porzaak voor de onregelmatigheden in de vraag van den consument is gelegen in het feit, dat de consument zijn behoeften bevredigd wil zien op het moment, dat deze bij hem opkomen, terwijl hij niet bereid is zelf voorraad te vormen. Sommige behoeften doen zich regelmatig bij den consument voor, en veroorzaken daardoor, niettegenstaande de mentaliteit van den consument geen schok. Andere daarentegen komen bij het individu schoksgewijs op, en daar die schokken niet door eenig uitstel van consumptie of door voorraadvorming van zijn kant worden getemperd, veroorzaken deze krachtige rukken in den goederenstroom. Dat sommi-ge behoeften zicijjischoksgewijs bij den constunent voordoen, is een gevolg hiervan, dat de omstandigheden, waaruit de behoefte voortkomt niet sijn voorzien, of ~ 12 - de tusschenpoozen, waarmede de behoefte optreedt, Oïi-gelijk zijn. Voorbeelden hiervan vormen de behoeften, die voortspruiten uit: het sljjten van allerlei goederen (reparatie, onder»- houd, en het vervangen b,v. van kleeding), expansie der huishouding (door gezinsuitijreiding of stijging van het inkomen; conji?.nctuur expansie valt hier buiten),- ziekten, feesten, calamiteiten (b.v. averij op schepen). Al deze oorzaken veroorzaken schokken in de behoeften van den consument, en daardoor rukken in de productie. De rukken sijn krachtiger naarmate men te maken heeft met* meer duurzame consumptiemiddelen, meer gespecialiseerde behoeften, meer luxUeuse behoeften» Het minst sterk werken zij voor levensmiddelen. Wanneer de schokken in de behoeften zich niet slechts voor afzonderlijke individuen voordoen, maar voor de massa, werkt het verschijnsel anders. Zijn de schokken dan niet te voorzien, zooals b.v. die, welke een gevolg zijn van een natuurram,p, dan kan de producent niet onmiddellijk in de groote behoefte voorzien, en eischt de consument dit ook niet. Zijn zij wel te Voorzien, b.v, die, v^elke worden veroorzaakt door nationale feestdagen, dan eischt de consument dit wel, maar |ieeft het verschijnsel het karakter van sei^oenconsump-tie* ad b) Onxeigielmati^jaeden in de vraag van den producent-afnemer. Bij de vraag van den producent-afnemer geven iji den'regel niet subjectieve, doch rationeele overwegingen den dooïi-slag* Hij ia daarom, indien dit voor hem van. voordeel is, bereid zelf de voorraadvorming ter hand te nemen. De oorzaken voor de onregelmatigheden zijn ook hieqp $ 1) onvoorziene omstandigheden, 2) ongelijke tusschenpoozen in de behoefte, b,y» reparatie, vervanging, onderhoud van duurzame productiemiddelen of onder" deelen ervan, expansie: de conjunctuurexpansie rekent Prof. Limperg er niet onder. Dat is een massaverschijnsel, evenals een nationaal feest dit is t.a,v, den consument, calamiteiten: explosies, stormschade, etc. Ook bij den producent ^ijn de rukken des te krachtiger, naarmate: 1) de productiemiddelen meer duurzaam zjjn. 2) de behoeften meer uit zondeerlijk zijn. Men heeft daarvoor gespecialiseerde werktuigen noodig. Ook hier bestaat dus, evenals t,a*v. de consumenteqa onze-^ kerhei-d omtrent grootte en tijdstip van de vraag, en dus - 13 - kan hier evenmin mathematisch exact de grootte van d$n ra-tioneelen voorraad worden vastgesteld. •) 2) Prof. Limperg geeft hierbij de'^volgende toelichtingen: Het is een ervaringsfeit, dat de menschelijke behoeften lang niet altijd uit eigen drang voortkomen, maar dat veelal een prikkel van buiten een behoefte moet opwekken, waarvan men eerst het bestaan niet eens kende. Nu heeft de mensch in een ontwikkelde maatschappij al zooveel prikkels gehad, dat hij wel zoo ongeveer zijn behoeften kent, maar in een primitieve huishouding is dit nog geheel anders. Het zuiver constateeren van een welvaartstekort is- echter nog niet het voelen van een bestemde begeerte; men moet dan zijn behoeften nog ordenen. Deze psychologische factor nu is den producent bekend. Zijn taak is daarom op het juiste oogenblik den oonsivnent een prikkel te geven in de richting van zijn product, Ben bekend middel hiertoe is de reclame. Een ander middel is echter het toonen van het product en dat brengt voorraadvorming mee: de z.g. Expositieyoorraa.d. Hierbij denkt Prof. Limperg niet alleen, en in de eerste plaats, aan den etalagevoorraad, maar ook aan wat zich achter de etalage in den winkel bevindt. De mogeliikheid van het toonen van een product is dikwijl voor een proöacent seer liOodzakelijk, maar dat behoeft nog niet te beteekenen, dat men er altijd een afzonderlijken voorraad voor moet hebben: de expositievoorraad kan b.v» samenvallen met den voorraad, die dient om een tijd te overbruggen. Anderzijds is het evenwel ook zeer goed mogelijk, dat men alleen een goed heeft om te toonen, zonder dat men de illusie heeft het te zullen verkoopen, b.v. omdat het daartoe te uitzonderlijk van model of prijs is, en dan heeft een dergelijke voorraad dus wel uitsluitend de functie van expositievoorraad; zij dient slechts om den consument te trekken lïiet producten van een bijzondere hoedanigheid, hetzij wat betreft kleur, model of prijs. Ook wanneer de klant reeds in den winkel is, kan zoo'n öxpositievoorraad een prikkel zjjn om meer of duurder te koopen. Theoretisch komt dat in ieder bedrijf voor, maar practisch vooral in het luxegoederenbedrijf, b.v^ bij juweliers. Voorbeeld: Een juwelier heeft een exorbitant paarlencollier in voorraad,' dat toch niemand koopt, maar de klanten wel prikkelt om meer te besteden, dan zij oorspronkelijk van plan waren geweest» De expositievoorraad als zelfstandige functie krijgt natuurlijk pas belang, wanneer deze functie den voorraad vergroot.- ' Haar grootste beteckenis krijgt zij echter pas wanneer die vergrooting niet het gevolg is van het aanwezig zijn van eenige uitzonderlijke voorwerpen, maar van een groote keus, waarmede de consument wordt gelokt, In dit geval echter, dus wanneer de voorraad door de groote keuze den consumenj; verlokt, vervult hij niet slechts de functie van expositievoorraad (stimulans voor de consumptie). ') Ontleend aan collegedictaat, samengesteld en uitgegeven door Drs. G.D.Ribbius, - 14 ~ maar tevens die van assortimentsvoorraad; door de groote keuze, die hij den consument biedt, kan deze zijn behoefte doeltreffender en rationeeler bevredigen. Ten opzichte van den producent speelt de functie van assor-timèntsvoorraad ( een betere aanpassing aan de behoefte) een nog grootere rol dan ten opzichte van den consument. Bij den producent immers is niet aooals bij den consument sprake van subjectieve begeerten maar van objectieve behoeften. De oorsprong dier objectieve behoeften ligt bij de subjectieve behoeften van den consument, op wiens behoeften de producent zich moet instellen^ maar bij hemzelf is niet van subjectieve behoeften sprake: hij calculeert; het is er bij hem slechts om te doen het nuttig effect van de productie zoo groot mogelijk te maken. Bij de keuze der actieve productiemiddelen is alles calculatie voor den producent, bij de keuze der passieve productiemiddelen is ook het instellen op de behoeften van den consument een belangrijk element. Daardoor zien wij b.v. ook de grossier vaak in aanraking komen met den consvunentj zoo zal b.v. een meubileerinrichting den consument vaak de stoffen bij den grossier zelf uit laten zoeken. Ook de grossier heeft zich daardoor naar de subjectieve behoeften van den consument te richten. Doordat bij den producent van objectieve behoeften sprake is^ zal hij veel minder dan de consument door den expositievoorraad worden verlokt, maar de ass'ortimentsvoorraad is voor |iem van zeer groot belang» want met behulp daarvan kan hij» door de goede aanpassing van de grondstof aan zijn objectieve behoeften, rationeel produceeren. De assortimentsvoorraad wordt niet gevormd door een bepaalde categorie van artikelen, en is dus niet bepaald aan te wijzen: DE GEHEELE VOORRAAD DIENT AIS ASSORTIMENTSVOORRAAD, IIAAR WEL ZAL- HET ASSORTIIIENT DEN VOORRAAD VERGROOTEN ' ) 3) Prof, Limperg geeft hiervan het volgende voorbeeld: Een machine-fabriek heeft zich gespecialiseerd op het fabri-ceeren van oliewringers. Wanneer de massa slechts groot genoeg was, zou zij daarvoor een speciale afdeeling inrichten. Voor dergelijke gespecialiseerde pjfoducten is de massa echter als regel voor die ar-beidsverdeeling te klein; bij gebrek aan orders zou zoo'n afdeeling telkens eenigen tijd moeten worden stilgelegd* In de praktijk worden dan ook dergelijke producten meental door andere afdeelingen geproduceerd. Daardoor ontstaat dan echter de mogelijkheid, dat eenzelfde arbeider b.v. eerst 8 dagen aan een stoomhamer werkt, en daarna 7 dagen aan een Oliewringer^ Ditubeteekent eene onderbreking van de continuïteit der arbeidsverdeeling, en hoewel deze onderbreking der continuïteit wellicht; niet zoo zwaar zal wegen als eene onderbreking der oontinuiteit, die als een stilstand voor eenigen tijd van een speciale bedrijfsafdeeling töt uiting komt, wordt zij toch wel degelijk als een nadeel ondervonden, '/ Ontleend aan collegedictaat, samengesteld en uitgegeven door Drs, G.D.Ribbius, - 15 - Om nu dit bezwaar der discontinuiteit in de arbeidsyerdee-ling door de te kleine massa tegemoet te komen, gaat men voorraad vormen» Men gaat vooruit produceeren, voor men do order heeft ontvangen; men gaat voorraad vormen, waaruit men de binnenkomende orders kan voldoen; men produceert in serie. Men kan nu beter de arbeidsverdeeling doorvoeren, kan meer continu werken. Men verdicht de productie, waardoor men b.v. 20 weken achter elkaar oliepersen kan maken, en daarna pas op een.ander product overschakelt. In de massaproductie komt zooiets vaak voorj de massa is voor de ondersoorten niet groot genoeg, en de productie van die ondersoorten wordt dus verdicht, b.v. bjj de zilverwerkenindustrie, leerwerk, horloges» Men krijgt dan nog wel telkens wijziging in de soort arbeid, maar de periode is grooter. Tegenover het voordeel eener grootere continuïteit in de arbeidsverdeeling staat natuurlijk het nadeel der grootere risico's door voorraadvorming. Deze nadeelen moeten voortdurend tegenover elkaar worden afgewogen. Verder merkt hij nog op: Meestal zal de voorraad uit eindproduct bestaan. Het behoeft echter niet, en is ook niet altijd mogelijk en rationeel (b.v. bij kans op bederf enz.). Zoo zal men polijsten van metalen voorwerpen steeds uit angst voor beschadiging tot het laatste moment uitstellen. Eveneens bewaart men de voorraad in den staat der voorlaatste bewerking, wanneer de laatste bewerking de specialisatie brengt, b.v. kleur. Men zal dan de goederen ongeverfd in voorraad houden, omdat men door het reeds uitvoeren der laatste gespecialiseerde bewerking de afzetmogelijkheid zou verkleinen, ') 4) Prof. Limperg merkt hieromtrent op: De producent kan 2 dingen doen: 1) geen voorraad eindproduct maken, om aan de seizoenconsumptie te voldoen, maar een zoodanige productie-oapaciteit aanhouden, dat, wanneer de seizoenconsumptie begint, toch aan de vraag kan worden voldaanj dit brengt dan buiten de periode der seizoenconsumptie leegloop in het productieapparaat mede. 2) Of de producent kan geregeld het heelo jaar door met een geringere capaciteit produceeren en een voorraad vormen, waaruit dan de groote seizoenconsumptie kan worden voldaan. In dit geval wordt leegloop vermeden, maar ontstaan voor-raadkostèn « Er wordt een strijd gevoerd tusschen de Leegloop- en de Voor-raadkosten. Winnen de eerste (d.w.z. zijn deze geringer), dan zal het productie-tempo worden versneld,en de voorraad wordt daardoor verkleind, V/innen echter de voorraadkosten, dan zal van een opslag van eindproducten sprake zijn, dus van een grootere voorraadvorming. Deze strijd tusschen leegloop en voorraad is in Europa ongemerkt ten gunste van den voorraad beslist, tenminste voor zoover sprake is van seizoenschommelingen in engeren zin; wij zien dien strijd echter duidelijk wanneer slechts van korte ') Ontleend aan oollegedictaat, samengesteld en uitgegeven door Drs* G^D.Ribbius. 5) T-ö. - 16 - seizoenschoimnelingen sprake is b.v. bij gas, electriciteit en water, waarvoor 's nachts een veel kleiner gebruik bestaat dan overdag* Deze strijd gaat: Bij het gas: tusschen de kosten van den gashouder, en die eener grootere capaciteit der retorten. Bij het vmter: tusschen de kosten van het reservoir (watertoren) en die van een grootere capaciteit der pompinstallatie en der transportbuizen. Bij de electriciteit: tusschen de kosten van voorraadvorming in accumulatoren en die van de grootere capaciteit bij de electriciteitsopwekking. Bij de electriciteit zyn de kosten van voor raad vorming in accumulatoren zeer hoog, on hier hebben dus de kosten der grootere capaciteit gewonnen. Toch is ook bij de electriciteit nog wel eenigszins van voorraadvorming sprake, n.l. bij den consument, die er met een speciaal tarief toe wordt gebracht, 's nachts het warme water te stoken, dat hij overdag noodig heeft, ') 5) Prof. Limperg merkt hieromtrent op: Meestal zal de onderhavige voorraad zich in den vorm bevinden van het voor de consumptie gereede p^roduct, doch dit is niet strikt noodzakelijk, omdat niet de consument maar de producent aan het seizoen gebonden is. Yaak geschiedt het ook, dat deze voorraadvorming geschiedt in den vorm van nog niet voor consumptie gereed product. 2oo bevi^aart men b.v, het graan ongezuiverd in koelkelders. De bewerking tegen bederf (in dit geval het bewaren in koelkelders) heeft natuurlijk wel plaats gehad, maar de eindbewerking heaft nog niet plaats gehad, en het goed is dus nog niet voor de consumptie geschikt. Economisch brengt het voordeelen met zich mede, wanneer het in voorraad gehouden product zoo min mogelijk bewerkt iSj tenminste indien, en voor zoover de techniek de voorraadvorming in zoodanigen toestand mogelijk maakti 1) Hoe minder het product bewerkt ia, des te kleiner is d^ economische omvang van den voorraad; immers er zijn dan minder kosten gemaakt. Steeds zal men naar een zoo klein mogeljjken voorraad streven, .en dus ook bij seizoenproductie naar opslag van producten, die zoo min mogelijk bewerkt zijn, Bij de Jamfabriek b.v. bewaart lüen de seizoenproductie in den vorm van vruchtenmoes; bij de voorraadvorming wordt de suiker nog niet toegevoegd. Vooral in landen met hooge suikeraccijnzen zullen hiervan lagere rentekosten het gevolg zijn. Natuurlijk is hier een conditie sine qua non? dat het technisch mogelijk is de voorraden in half bewerkten toestand te houden. Bij het conserveeren van groenten is dit b.v. mogelijk, omdat het conserveeren samenvalt met het verpakken voor den consument, 2) Met den omvang v/d voorraad neemt ook het prljsrisico '} Ontleend aan collegedictaat, samengesteld en uitgegeven door Drs. G.D.Ribbius. 6) 'Vol D] - 17 - af, en ook uit dezen hoofde is het dus van belang den voorraad uit zoo min mogelijk bewerkte goederen te doen bestaan. Wat de grootte van den voorraad betreft, ziet men in de praktijk vaak een grooteren voorraad, dan noodig is voor de periode tusschen 2 oogsten: Dit is vaak het geval, wanneer de seizoenproductie sterk wisselt; 1) in hoedanigheid, 2) in hoeveelheid. Technisch is voorraad voor een jaar noodzakelijk, maar economisch is dan vaak het houden van een grooteren voorraad onvermijdelijk. Waarom? In wezen schikt de consument zich naar de productie, Vifordt meer geproduceerd, dan consumeert hij meer, is de qualiteit slecht, dan moet hij daar genoegen mee nemen; er is niets anders. Hierin komt echter verandering, wanneer de producent den consument gewend heeft aan continuïteit in omvang en qualiteit van het aanbod en in dat geval zal de producent, om die continuïteit te kunnen handhaven, een grooteren voorraad moeten hebben. Het sterkste ziet men dit, als er sprake is van een merkartikel. Stabiele hoedanigheid is daarbij eisch; do naam (of Yan de firma b.v. Van Nelle's theo, of van het goed, b,v, Palmoiive zeep) moet worden hoog gehouden. Voor artikelen als thee, tabak en koffie moeten daarom alle producenten, ter verzekering van de continuïteit in de qualiteit, een veel grooteren voorraad houden dan voor een jaar, men moet ermede rekenen, dat niet elk jaar, maar b.v, slechts eens in de 4 jaar dezelfde qualiteit terugkomt, G-eheel technisch onvermijdelijk zijn deze- surplusvoorraden niet. Zij ontstaan deels als gevolg van den concurrentiestrijd, en deels ook door economische overwegingen, omdat men tegenover het nadeel der hoogere kosten en grooter prijsrisico, op grond der daardoor mogelijke verkooppolitiok, grootere winstmogelijkheden voorziet. Met de grootte van dit surplus valt dus to schipperen. ') 6) Prof. Limperg beantwoordt de vraag in hoeverre men hiermede succes zal hebben als volgt: On the short period, zeker, over de langere periode echter niet, jyien heeft hier te veel met ongewisse uitkomsten te maken: Men weet niets omtrent de opeenvolgende grootte der oogsten en, om deze op de juiste wijze over de jaren te verdeelen, is düs ook geen gemakkelijke taak. Verder heeft men een allesover-heerschende combinatie noodig om het gestelde doel te verwer-* keiijken. Immers, als een groep producenten streeft naar een stabielen prijs, door een overvloedigen oogst op te slaan, en daardoor den prijs hoog te houden, zal steeds een ander aantal ') Ontleend aan collegedictaat, samengesteld en uitgegeven door Drs. G.D.Ribbius* Hl' - 18 - producenten, die niet by de combinatie zijn aangesloten, hun productie uitbreiden, om ten kosten van de anderen van dien hoogen prjjs te profiteeren. Zoolang de combinatie niet alle producenten omvat, zal de prijsstabilisatie een prikkel tot meerdere productie voor de niet aangesloten ondernemers beteekenen, en daarom vormt zoo'n prijsstabilisatie in onze privaat kapitalistische maatschappij eener speculatieve handeling. Er zijn inderdaad combinaties van oerproducten, die een zoodanige politiek voeren. B.v. het opslaan van een vischvoorraad. Idem bij kina. In Brazilië zag men echter reeds hoe weinig efficient een dergelijke methode is. En toch was Brazilië een bij uitstek gixn-stig voorbeeld, want: a) de geheele staat deed mee, b) zij was de grootste producent van koffie. Desondanks waren de moeilijkheden onoverkomelijk. Dit zag men oorspronkelijk niet, doordat de valorisatie in den aanvang een vrij goed resultaat had. De oogsten werden steeds minder, en bovendien brak de oorlog uit» Maar nu die beide voor de koffie gunstige factoren zijn uitgewerkt, ziet men, dat de prijs van koffie enorm is gedaald. Prof, Limperg gelooft dan ook niet aan de goede uitwerking van een dergelijk middel: 1) de natuur is onberekenbaar, 2) de vrije producenten buiten de valorisatie uit, en kiinnen uiteraard zooveel op de markt brengen als zij willen. De hooge prijzen der valorisatie prikkelen de vrije producenten juist om de productie uit te breiden. Alle Indische en Britsch Indische koffie-ondernemingen hebben uitgebreid, M,a.^w. valorisatie kan op een bepaald moment goed zijn, maar niet op den langen duur; op den langen duur is een goed resultaat slechts mogelijk, als men de geheele productie van de geheele wereld .zou kunnen monopoliseeren. ') 7) Prof. Limperg maakt hierbij onderscheid tusschen: a) Den speculant, die geen invloed heeft op de prijsvorming, noch eenige machtspositie inneemt t.a.v, het prijsver^ loop en die slechts tracht zich een inkomen te vormen uit de volgtijdige prijsverschillen. b) Den speculatief handelenden en aangelegden producent, die als grondslag voor zijn inkomensvorming het gunstige prijsverschil tusschen twee opeenvolgende markten ziet. Deze gaat slechts incidenteel een speculatie aan. Zoo kan een ondernemer tot speculatie komen door omstandigheden in het bedrijf, b.v. als het bedrijf of de bedrijfstak terrein verliest. Men ziet dan geen kans meer, gebruik te maken van het prijsverschil op 2 opeenvolgende markten, en gaat over tot speculatieve handelingen^' Dit geschiedt dan wel in eigen bedrijf, maar is toch speculatie. ') Ontleend aan collegedictaat, samengesteld en uitgegeven door Drs. G.D.Ribbius. - 19 - Een voorbeeld daarvan is de olie-industrie: Bij het koopen van het zaad kan men reeds calculeerfen. dat de productie verliesgevend zal zijn. Waar de ondernemer echter zit met een fabriek en eene organisatie en hij zich op andere wijze geen inkomen kan vormenj gaat hij toch produceeren, hopende, dat bij de afwerking van het product de constellatie van de markt gunstiger zal zijn. Was de prijs reeds bij den aanvang van de productie gunstig geweest, ian had hij op termijn kunnen vex^koopen, en op die manier het prijsrisico kioiiAen uitschakelen. Doet hij dit niet, dan speculeert hy; hij is dan een speculatieve ondernemeri Prof. Limperg onderscheidt dus naast elkaar, den speculant, die niet in de bedrijfskolom staat, den speculatief aangeleg-den producent en den zuiveren producent, en ziet als den normalen producent den laatstgenoemde, die zijn inkomen vormt uit een gunstig prijsverschil tusschen 2 markten, en die het prijsrisico van den voorraad aanvaardt als een noodsakelijk kwaad, dat het resultaat van zijne calculaties in gevaar brengt. De grondslag ijs hier dus een geheel andere als bij den speculant. Daar aanvaardt men het risico niet noodgedwongen, als een noodzakelijk iets bij het rationeel handelen, •) 8} Prof. Limperg geeft hiervan het volgende voorbeeld: De graanhandelaar, die het graan opkoopt van de boeren vlak n,a den oogst„ wanneer deze dus erg om geld verlegen bitten, en daardoor met een lagen prijs genoegen moeten nemen.*) 9) Prof. Limperg merkt naar aanleiding hiervan het volgende op: De mogelijkheid, deze methode toe te passen, hangt af van den kring der afnemers en den aard van het goed. De kring der afnemers; Wij zien hier direct een scherpe onderscheiding in de afnemers, n.l, die tusschen consument-afnemers en producent-afnemers; De opgesomde middelen zijn minder efficient voor den consument, dan voor den producent. De mentaliteit van den consument is nu eermiaal zoo, dat hij het goed zelf moet kunnen zien en op vertoon meekrijgen en hij neemt daarom geen genoegen met een model of teekening. Het gaat daarbij trouwens niet alleen om een kwestie van mentaliteit, maar ook om een kwestie van deskundigheid. De consument is vaak niet deskundig genoeg om b.v. uitsluitend op grond van een afbeelding een voldoende indruk te krijgen. ', Toch komt deze methode ook t,a.v. den consument wel voor,. bi.v. bij de meubelinrichting, die foto'? verspreidt van haar arti+- kelen, maar dan wordt toch vaak naast deze methode ook nog de showroom toegepast. De prod\icent echter is vakkundig en kan dus een voldoend oordeel vormen,, wanneer hij een monster ziet. T,a.v. den producent hebben deze methoden dus veel meer kans van slagen, dan t.a.v. den consument. •) Ontleend" aan collegedictaat, samengesteld en uitgegeven door Drs. G.D.Ribbius. 10' 11 - 20 - De aard der goederen; Wat de aard der goederen betreft, zijn de bewerkte producten door liun grootere uniformiteit beter geschikt voor het volgen van deze methodes dan de organische oerproducten. Toch zien wij haar wel toegepast voor koffie. Voor tabak en andere producten zijn zij echter uitgesloten, ') 10) In de besprekingen van de commissie bleek, dat budgetteering o.a. toegepast werd voor kabels bij de N,'V, Laagspanningsnet-ten en voor bestrating- en rioleeringsmateriaal door de Gemeente Rotterdam, 11) Dit bleek b.v« het geval te zijn bjj Ret Triplexhandel, waar de laaggeprijsde soorten, die relatief duur in transport zijn niet naar Utrecht gebracht worden, doch in de aanvoerhavens in voorraad gehouden worden. Ook bij Gemeentewerken Rotterdam komt iets dergelijks voor: de plaats van de magazijnen is zooveel mogelijk gekozen in de nabijheid van de afnemers, teneinde het transport zooveel mogelijk te beperken. Bij de Laagspanningsnetten kwam een eenigszins ander motief naar voren. Het distributie-magazijn is daar o.a, noodig om het expeditie-werk zoo vlot mogelijk te doen verloopen. Alle artikelen, die afgeleverd worden, liggen daar in een klein magaz,1jn direct bij elkaar. Bureau 's-Gravenhage, November 1956. ') Ontleend aan collegedictaat, samengesteld en uitgegeven door Drs. G.D.Ribbius, i I I I 4 9 I 4 00282 |
Evaluatie |
|
|
|
B |
|
C |
|
D |
|
F |
|
H |
|
K |
|
M |
|
N |
|
O |
|
P |
|
V |
|
|
|