TV.06448_20-21 |
Vorige | 18 van 120 | Volgende |
|
klein (250x250 max)
gemiddeld (500x500 max)
groot
Extra Large
groot ( > 500x500)
Hoge Resolutie
Allen (PDF)
|
Deze pagina
Allen
|
- Afbeelding
- Text
-
Text Search...
Inhoud laden ...
20 EENE CHILIASTISCHE BEWEGING. toon sprak hij: „dat zal ik u zeggen, dominé! ik heb duidelijk en tot driemaal toe 's nachts eene stem gehoord; „Ik kom haastelijk, Körpel. Ga gij, en roep de zondaars nog tot bekeering. Ik zal u uitzenden onder 't volk, en gij zult voor koningen en rechters gesteld worden om mijns naams wil." Nu weet gij, dominé! dat ik nooit te lui was om te werken, tevreden in mijn stand, en dat ik van vrouw en kinderen veel te veel hield, om ze ooit te verlaten. Die stem was dus niet uit het vleesch; maar uit den Geest. Moest ik ze dan niet opvolgen?" „Ja zeker, Körpel! als het waarlijk eene stem van God was. Maar de oude Johannes, die er zoo veel ondervinding van had, schreef te recht: gelooft niet een iegelijken geest; maar beproeft de geesten of zij uit God zijn. En nu kan ik niet gelooven, dat uit God een geest is van opgewondenheid en werkeloosheid, en evenmin, dat gij, een eenvoudige arbeider, zoudt geroepen zijn om voor koningen en rechters te spreken. En weet ge niet, dat Jezus gezegd heeft, dat Zijne toekomst komen zal als een dief in den nacht, en dat niemand van dien dag en die ure weet, zelfs de Zoon niet?" Nu werd de profeet, in de laatste dagen zoo in de hoogte gestoken, toch wat kregel en zeide: „ik weet wel, dat onze wegen uit een loopen. Gij zoekt het in de geleerdheid en ik in den Geest. Gij of ik zijn op weg naar de hel." „Wel, ik vertrouw geen van beiden," antwoordde ik. „Als deze opgewondenheid voorbij is, hoop ik u nog weer te ontmoeten op den engen weg van geloof en zelfverloochening, die ten hemel leidt." Hij schudde het hoofd; maar weigerde mijne hand niet. Toen ging hij weer voort alsof ik er niet bij was: ^H^M EENE CHILIASTISCHE BEWEGING 21 „'t Is de laatste bazuin en de wereld hoort ze niet. Zij hebben gezaaid, maar zullen niet oogsten." Maar ik begreep, dat het oogenblik gekomen was, het laatste misschien, om veilig naar huis te gaan. Niemand stak dan ook de hand naar mij uit, en hoewel met woedende blikken, die mij schenen te willen doorboren, ging men toch voor mij uit den weg. Als een krijgsman, die van het slagveld ongedeerd terug keert, sloot mijne CorneÜa mij in de armen. Den volgenden Zondag predikte ik als altijd; doch voor een klein gehoor; maar zeide aan het slot: „wat de beweging van deze dagen betreft, zal ik alléén zeggen, dat ik mij beroep op den aanstaanden oogst. Komt die binnen als altijd, dan zal de gemeente zien, dat het beter is om te luisteren naar haren wettigen leeraar dan naar een' vromen, maar opgewonden werkman." Een mijner beste boeren stond op, verliet zijne plaats, wierp met een slag het deurtje van zijn bank toe en stapte hoorbaar de kerk uit. Anderen volgden hem wel niet; maar schudden toch het hoofd. Ondertusschen vervolgde daar buiten de natuur haren stillen en maiestueuzen gang. Het graan rijpte met den dag. Bij sommigen kwam nu de boerenaard boven en zij brandden van verlangen om er den sikkel in te slaan. De weinigen, die mij getrouw gebleven waren, en anderen, die met alles spotten en nu hun' moed wilden toonen, gingen voor. Schoorvoetend volgden huisvaders, in de laatste weken verarmd, en die toch geen lust hadden om de proef te nemen van Paulus' woorden: „wie niet werken wil, dat hij ook niet ete." De ergste dwee- pers zagen hen angstig na. Of het vuur van den hemel hen verslinden zou? O neen! vergenoegd kwamen zij
Beschrijving voorwerp
Titel | Losse bladen uit mijn pastoraalboek : nagelaten schetsen / van C.E. van Koetsveld |
Documentsoort | Boekmateriaal |
Uitgave | Amsterdam : Van Holkema en Warendorf |
Datum | 1894 |
Land van uitgave | nl |
Omvang/vorm | VIII, 220 p., [2] bl. pl : ill., portr |
Auteurs | Cornelis Eliza van Koetsveld 1807-1893 (Auteur) |
Nederlandse Basisclassificatie | 18.11 Nederlandse letterkunde |
Acquisitie-/collectie-aanduiding | UBVU gedigitaliseerd |
Gegevens digitalisering | Jaar: 2013;; Opdrachtgever: Amsterdam : Universiteitsbibliotheek Vrije Universiteit;; Uitvoering: Heiloo : Picturae;; Fysieke gegevens: tiff-bestand;; Gedigitaliseerd: juli 2013 |
Toegangsgegevens (URL) | http://imagebase.ubvu.vu.nl/getobj.php?ppn=390809136 |
PPN | 390809136 |
EPN | 1057848778 |
PPN origineel | 041499433 |
Taal | ned |
ggc060 | tekst |
Evaluatie |
Beschrijving
Titel | TV.06448_20-21 |
UBVU-ID | 0202210010018 |
Tekst | 20 EENE CHILIASTISCHE BEWEGING. toon sprak hij: „dat zal ik u zeggen, dominé! ik heb duidelijk en tot driemaal toe 's nachts eene stem gehoord; „Ik kom haastelijk, Körpel. Ga gij, en roep de zondaars nog tot bekeering. Ik zal u uitzenden onder 't volk, en gij zult voor koningen en rechters gesteld worden om mijns naams wil." Nu weet gij, dominé! dat ik nooit te lui was om te werken, tevreden in mijn stand, en dat ik van vrouw en kinderen veel te veel hield, om ze ooit te verlaten. Die stem was dus niet uit het vleesch; maar uit den Geest. Moest ik ze dan niet opvolgen?" „Ja zeker, Körpel! als het waarlijk eene stem van God was. Maar de oude Johannes, die er zoo veel ondervinding van had, schreef te recht: gelooft niet een iegelijken geest; maar beproeft de geesten of zij uit God zijn. En nu kan ik niet gelooven, dat uit God een geest is van opgewondenheid en werkeloosheid, en evenmin, dat gij, een eenvoudige arbeider, zoudt geroepen zijn om voor koningen en rechters te spreken. En weet ge niet, dat Jezus gezegd heeft, dat Zijne toekomst komen zal als een dief in den nacht, en dat niemand van dien dag en die ure weet, zelfs de Zoon niet?" Nu werd de profeet, in de laatste dagen zoo in de hoogte gestoken, toch wat kregel en zeide: „ik weet wel, dat onze wegen uit een loopen. Gij zoekt het in de geleerdheid en ik in den Geest. Gij of ik zijn op weg naar de hel." „Wel, ik vertrouw geen van beiden," antwoordde ik. „Als deze opgewondenheid voorbij is, hoop ik u nog weer te ontmoeten op den engen weg van geloof en zelfverloochening, die ten hemel leidt." Hij schudde het hoofd; maar weigerde mijne hand niet. Toen ging hij weer voort alsof ik er niet bij was: ^H^M EENE CHILIASTISCHE BEWEGING 21 „'t Is de laatste bazuin en de wereld hoort ze niet. Zij hebben gezaaid, maar zullen niet oogsten." Maar ik begreep, dat het oogenblik gekomen was, het laatste misschien, om veilig naar huis te gaan. Niemand stak dan ook de hand naar mij uit, en hoewel met woedende blikken, die mij schenen te willen doorboren, ging men toch voor mij uit den weg. Als een krijgsman, die van het slagveld ongedeerd terug keert, sloot mijne CorneÜa mij in de armen. Den volgenden Zondag predikte ik als altijd; doch voor een klein gehoor; maar zeide aan het slot: „wat de beweging van deze dagen betreft, zal ik alléén zeggen, dat ik mij beroep op den aanstaanden oogst. Komt die binnen als altijd, dan zal de gemeente zien, dat het beter is om te luisteren naar haren wettigen leeraar dan naar een' vromen, maar opgewonden werkman." Een mijner beste boeren stond op, verliet zijne plaats, wierp met een slag het deurtje van zijn bank toe en stapte hoorbaar de kerk uit. Anderen volgden hem wel niet; maar schudden toch het hoofd. Ondertusschen vervolgde daar buiten de natuur haren stillen en maiestueuzen gang. Het graan rijpte met den dag. Bij sommigen kwam nu de boerenaard boven en zij brandden van verlangen om er den sikkel in te slaan. De weinigen, die mij getrouw gebleven waren, en anderen, die met alles spotten en nu hun' moed wilden toonen, gingen voor. Schoorvoetend volgden huisvaders, in de laatste weken verarmd, en die toch geen lust hadden om de proef te nemen van Paulus' woorden: „wie niet werken wil, dat hij ook niet ete." De ergste dwee- pers zagen hen angstig na. Of het vuur van den hemel hen verslinden zou? O neen! vergenoegd kwamen zij |
Tags
Toelichtingen
Geef een Toelichting voor TV.06448_20-21