XU.15226_174-175 |
Vorige | 96 van 143 | Volgende |
|
klein (250x250 max)
gemiddeld (500x500 max)
groot
Extra Large
groot ( > 500x500)
Hoge Resolutie
Allen (PDF)
|
Deze pagina
Allen
|
- Afbeelding
- Text
-
Text Search...
Inhoud laden ...
niet aan eene belijdenis, aan eene keuze voor het volgend leven ; ook hinderen kleine leerlingen door hunne speelschheid de grooteren, en deze leggen den kleinen door hunne tegenwoordigheid een' lastigen dwang op. Daarom gaan mijne leerlingen op de vijftien en zestien jaren weder tot eene andere katechisatie over, waar zij tot hunne belijdenis blijven. Bejaarden worden natuurlijk ook afzonderlijk onderwezen, en liefst altijd de mannen van de vrouwen gescheiden. Toen ik zoo mijne inrichting gemaakt, en ijverig alle nog ontbrekende leerlingen opgespoord had, dacht ik verder na. Wat zouden zij doen ? Vragen leeren? Dat is zeker wel niet het beste; beter ware het nalezen van een goed geschreven werk, het geregeld onderzoek van den Bijbel. Maar wie zou dit willen ? Wie het kunnen ? Wie tehuis daartoe de noodige hulp vinden ? Negentien van de twintig zeker niet; wat de twintigste doen zou, wil ik niet beslissen. Dus moesten zij het eenige, wat zij konden en wilden: vragen leeren. Kenden zij die, — en doorgaans gaat dit in den boeren- nog ruim zoo goed als in den burgerstand, — dan hadden zij zelfs een' prikkel te meer, om te komen, en de les op te zeggen, die hun zooveel moeite gekost had; vooral daar bij dat opzeggen van nu af aan niemand meer werd uitgeschoten. Eene uitzondering op dezen regel maakte ik naderhand op de zomerkatechisatie, die ik eindelijk met veel moeite, en dan nog maar met weinig leerlingen heb tot stand gekregen. Daar wordt eenvoudig een opgegeven hoofdstuk uit den Bijbel door de leerlingen gelezen, en door mij verklaard. Ik kan om onderscheidene redenen deze methode bij ondervinding aanbevelen. Men zal dan misschien beter inzien, waarom de Bijbel thans minder gelezen wordt, dan vroeger. Het is niet altijd onwil: velen kunnen het niet meer, tenminste zeker niet met eenige vrucht. Maar nu tot mijne gewone katechisatie teruggekeerd. Komen en opzeggen w:as reeds iets; moeilijker was het volgende: te maken, dat men luisterde en sprak. Allereerst scheen mij daartoe eene zekere toenadering noodig, en met veel inspanning en o-eduld heb ik mijn' toon zoo gewijzigd, dat het opzien tegen mijn'persoon veel minder geworden is en niet meer de zoo botte hersenen nog stomper maakt. Ik wandel tusschen de banken door, vooral bij de kinderen, en ik praat met den een en lach met den ander, zooveel het noodige gezag maar eenigszins toelaat. Maar inzonderheid heb ik mij ook eene studie gemaakt van de eigenaardige uitdrukkingen van den boerenstand. Deze stand heeft zijne eigene taal, zoodat '74 tl i alle Hollandsch voor hem niet evenzeer Hollandsen is. Sommige zijner termen in het godsdienstige, — de lezer kan er reeds een en ander in deze Schetsen van hebben opgemerkt, — zijn zelfs naïef en juist. Men kan ze overnemen, zonder daarom nog al te boersch en plat te worden, en buitendien: dit gebrek behoeft bij het bijzonder onderricht minder dan op den kansel vermeden te worden. En nu het eigenlijk onderwijs. Het is en blijft, evenals de Bijbel zelf, grootendeels geschiedkundig. En zijn niet de voornaamste, misschien alle dogmatische en moreele waarheden tevens geschiedkundige waarheden ? Fm die het niet schijnen te zijn, worden ze toch niet in den Bijbel in onmisbaar verband met de geschiedenis gebracht? Geschiedenis van het verledene is de eeuwigheid en volmaaktheid Gods, de schepping, de voorzienigheid, de verzoening, de bekeering en het geloof der eerste christenen, die ons ten voorbeeld zijn; geschiedenis van het tegenwoordige is het menschelijk leven rondom en in ons, met al zijne zegeningen en zijne zorgen, met de trekken van Gods beeld en vooral de treurige verwoestingen der zonde in den mensch; en geschiedenis der toekomst is weder de eeuwigheid en onveranderlijke trouw van God, de heerlijkheid van Christus en Zijn rijk, de dood, de opstanding, het oordeel en de volkomene zaligheid des christens. Die deze geschiedenis goed kent en vast o-dooft, en die daarbij voor eiken plicht en elke bede zich een bijbelsch voorbeeld weet te herinneren, dat hij van harte navolgt, zou hij voor zijne vorming tot een hooger leven zooveel aan die afgetrokken' denkbeelden, wijsgeerige bepalingen en volledige bewijsgronden missen? Niet, dat ik die wil afkeuren; — die ze vatten kan, vatte ze; — maar mijne Mastlandsche leerlingen kunnen er niet bij. Nu was ik dan zoover, dat ik bijna aller oor en sommiger mond voor mij geopend had. Ik begeerde nog meer. Ik was niet tevreden met die enkele sprekers tusschen vele figuranten, ofschoon wel hooger vergaderingen hierin op mijne katechisatie geleken. Gaarne wilde ik aller stem hooren, en nu bedacht ik, na veel bedenkens, nog het volgende. Niet allen hebben helderheid van geheugen genoeg, om in het vroeger geleerde geheel tehuis te zijn, noch de noodige vrijmoedigheid, om hunne eigene denkbeelden uit te drukken; of misschien ligt het nog meer daaraan, dat het godsdienstige hun te vreemd is : zij kunnen daarvoor geene woorden vinden. Ik besloot dus, eerst zelf te verhalen, wat ik vragen wilde, en dit gelukte. Er werd '75 I
Beschrijving voorwerp
Titel | De pastorie te Mastland / C.E. van Koetsveld |
Documentsoort | Boekmateriaal |
Editie | 12e dr. / uitg. onder toezicht en met inl. woord van E. Laurillard ; met... etsen van Carel L. Dake |
Uitgave | Arnhem ; Nijmegen : gebrs. E & M. Cohen |
Datum | [1899] |
Land van uitgave | nl |
Omvang/vorm | 255 p., [11] bl. pl : ill |
Auteurs | Cornelis Eliza van Koetsveld 1807-1893 (Auteur) |
(Co)auteurs | Eliza Laurillard 1830-1908 (Redacteur / Bezorger / Tekstuitgever);; Carel Lodewijk Dake 1857-1918 (Illustrator) |
Titelvariant | Schetsen uit de pastorie te Mastland |
Acquisitie-/collectie-aanduiding | UBVU gedigitaliseerd |
Gegevens digitalisering | Jaar: 2013;; Opdrachtgever: Amsterdam : Universiteitsbibliotheek Vrije Universiteit;; Uitvoering: Heiloo : Picturae;; Locatie origineel: NL, Universiteitsbibliotheek Vrije Universiteit, XU.15226.-;; Fysieke gegevens: tiff-bestand;; Gedigitaliseerd: juli 2013 |
Toegangsgegevens (URL) | http://imagebase.ubvu.vu.nl/getobj.php?ppn=390809012 |
PPN | 390809012 |
EPN | 105784859X |
PPN origineel | 037474642 |
Taal | ned |
ggc060 | tekst |
Evaluatie |
Beschrijving
Titel | XU.15226_174-175 |
UBVU-ID | 0202210017096 |
Tekst | niet aan eene belijdenis, aan eene keuze voor het volgend leven ; ook hinderen kleine leerlingen door hunne speelschheid de grooteren, en deze leggen den kleinen door hunne tegenwoordigheid een' lastigen dwang op. Daarom gaan mijne leerlingen op de vijftien en zestien jaren weder tot eene andere katechisatie over, waar zij tot hunne belijdenis blijven. Bejaarden worden natuurlijk ook afzonderlijk onderwezen, en liefst altijd de mannen van de vrouwen gescheiden. Toen ik zoo mijne inrichting gemaakt, en ijverig alle nog ontbrekende leerlingen opgespoord had, dacht ik verder na. Wat zouden zij doen ? Vragen leeren? Dat is zeker wel niet het beste; beter ware het nalezen van een goed geschreven werk, het geregeld onderzoek van den Bijbel. Maar wie zou dit willen ? Wie het kunnen ? Wie tehuis daartoe de noodige hulp vinden ? Negentien van de twintig zeker niet; wat de twintigste doen zou, wil ik niet beslissen. Dus moesten zij het eenige, wat zij konden en wilden: vragen leeren. Kenden zij die, — en doorgaans gaat dit in den boeren- nog ruim zoo goed als in den burgerstand, — dan hadden zij zelfs een' prikkel te meer, om te komen, en de les op te zeggen, die hun zooveel moeite gekost had; vooral daar bij dat opzeggen van nu af aan niemand meer werd uitgeschoten. Eene uitzondering op dezen regel maakte ik naderhand op de zomerkatechisatie, die ik eindelijk met veel moeite, en dan nog maar met weinig leerlingen heb tot stand gekregen. Daar wordt eenvoudig een opgegeven hoofdstuk uit den Bijbel door de leerlingen gelezen, en door mij verklaard. Ik kan om onderscheidene redenen deze methode bij ondervinding aanbevelen. Men zal dan misschien beter inzien, waarom de Bijbel thans minder gelezen wordt, dan vroeger. Het is niet altijd onwil: velen kunnen het niet meer, tenminste zeker niet met eenige vrucht. Maar nu tot mijne gewone katechisatie teruggekeerd. Komen en opzeggen w:as reeds iets; moeilijker was het volgende: te maken, dat men luisterde en sprak. Allereerst scheen mij daartoe eene zekere toenadering noodig, en met veel inspanning en o-eduld heb ik mijn' toon zoo gewijzigd, dat het opzien tegen mijn'persoon veel minder geworden is en niet meer de zoo botte hersenen nog stomper maakt. Ik wandel tusschen de banken door, vooral bij de kinderen, en ik praat met den een en lach met den ander, zooveel het noodige gezag maar eenigszins toelaat. Maar inzonderheid heb ik mij ook eene studie gemaakt van de eigenaardige uitdrukkingen van den boerenstand. Deze stand heeft zijne eigene taal, zoodat '74 tl i alle Hollandsch voor hem niet evenzeer Hollandsen is. Sommige zijner termen in het godsdienstige, — de lezer kan er reeds een en ander in deze Schetsen van hebben opgemerkt, — zijn zelfs naïef en juist. Men kan ze overnemen, zonder daarom nog al te boersch en plat te worden, en buitendien: dit gebrek behoeft bij het bijzonder onderricht minder dan op den kansel vermeden te worden. En nu het eigenlijk onderwijs. Het is en blijft, evenals de Bijbel zelf, grootendeels geschiedkundig. En zijn niet de voornaamste, misschien alle dogmatische en moreele waarheden tevens geschiedkundige waarheden ? Fm die het niet schijnen te zijn, worden ze toch niet in den Bijbel in onmisbaar verband met de geschiedenis gebracht? Geschiedenis van het verledene is de eeuwigheid en volmaaktheid Gods, de schepping, de voorzienigheid, de verzoening, de bekeering en het geloof der eerste christenen, die ons ten voorbeeld zijn; geschiedenis van het tegenwoordige is het menschelijk leven rondom en in ons, met al zijne zegeningen en zijne zorgen, met de trekken van Gods beeld en vooral de treurige verwoestingen der zonde in den mensch; en geschiedenis der toekomst is weder de eeuwigheid en onveranderlijke trouw van God, de heerlijkheid van Christus en Zijn rijk, de dood, de opstanding, het oordeel en de volkomene zaligheid des christens. Die deze geschiedenis goed kent en vast o-dooft, en die daarbij voor eiken plicht en elke bede zich een bijbelsch voorbeeld weet te herinneren, dat hij van harte navolgt, zou hij voor zijne vorming tot een hooger leven zooveel aan die afgetrokken' denkbeelden, wijsgeerige bepalingen en volledige bewijsgronden missen? Niet, dat ik die wil afkeuren; — die ze vatten kan, vatte ze; — maar mijne Mastlandsche leerlingen kunnen er niet bij. Nu was ik dan zoover, dat ik bijna aller oor en sommiger mond voor mij geopend had. Ik begeerde nog meer. Ik was niet tevreden met die enkele sprekers tusschen vele figuranten, ofschoon wel hooger vergaderingen hierin op mijne katechisatie geleken. Gaarne wilde ik aller stem hooren, en nu bedacht ik, na veel bedenkens, nog het volgende. Niet allen hebben helderheid van geheugen genoeg, om in het vroeger geleerde geheel tehuis te zijn, noch de noodige vrijmoedigheid, om hunne eigene denkbeelden uit te drukken; of misschien ligt het nog meer daaraan, dat het godsdienstige hun te vreemd is : zij kunnen daarvoor geene woorden vinden. Ik besloot dus, eerst zelf te verhalen, wat ik vragen wilde, en dit gelukte. Er werd '75 I |
Tags
Toelichtingen
Geef een Toelichting voor XU.15226_174-175