XU.10731_148-149 |
Vorige | 80 van 180 | Volgende |
|
klein (250x250 max)
gemiddeld (500x500 max)
groot
Extra Large
groot ( > 500x500)
Hoge Resolutie
Allen (PDF)
|
Deze pagina
Allen
|
- Afbeelding
- Text
-
Text Search...
Inhoud laden ...
148 DE ISRAËLIETISCHE OP EEN VREEMDEN TROON. binnen de muren van een vrouwenverblijf, dat door Aveelde en wellust, minnenijd en slangenlist verpest, alle vrij en hooger leven kwijnen doet! Was dat de plaats, waar eene Israëlietische den zieleadel, die toch in haar verborgen lag, vrij kon ontAvikkelen? Waarlijk! het lot, dat haar neef en opvoeder zoo vurig voor zijne schoone nicht had verlangd, Avas het levensgeluk niet van de bevallige en nederige Hadassa, de mirte, uit Israëls tuin geplukt. Met de verwaarloozing van Esther stond Avaarschijnlijk de verheffing van zekeren Haman tot gunsteling des Konings in verband. Het Avas toch in het belang van dezen eerzuchtigen hoveling, om al Avie eenigen invloed op den Koning kon uitoefenen, ongemerkt te venvijderen, en geen anderen dan zijne slaafsche aanhangers in de onmiddellijke nabijheid van den Vorst toe te laten. Zoozeer had hij dan ook dezen reeds aan zich verbonden, dat hem bijna alleen nog de kroon ontbrak. De Koning zelf gebood, dat alle hovelingen aan Haman vorstelijke eer zouden beAvijzen. Wanneer hij het paleis uit- en inging, dan Avierpen zich allen, naar de overdreven oostersche eerbeAvijzing, met het' aangezicht ter aarde, en bleven in die houding, niet opziende eer hij voorbij was. Mordechai alleen knielde niet. Naar de reden van dit waagstuk gevraagd, gaf hij te kennen, dat hij een Jood Avas, en — dit Avordt Aveer verzAvegen — de Jood knielt alleen voor God. Was 't dus een gemoedsbezAvaar, dit was .toch overdreven. Den Koning zelf zou hij die eer Avel bewezen hebben, ook onder Israël niet vreemd. Maar wij bevinden ons hier reeds in den tijd van overgang, Avaarin het overdreven Avettisch beginsel der Schriftgeleerden in de plaats treedt van de reine zedeleer der profeten. Had nu Mordechai dat geAvetensbezAvaar, dat ik wel Avil gelooven. dan lag het geheel in zijn karakter dit DE ISRAËLIETISCHE OP EEN VREEMDEN TROON. 149 ook openlijk te toonen. Juist voor zulk een verachtelij- ken gelukzoeker wil Mordechai zich niet buigen! Intusschen bleef Mordechai, naar zijne strenge Joodsche beginselen, den Koning getromv. Hij had eene samen- zAvering, tegen dezen gesmeed, door Esther tot kennis van den Vorst gebracht, en de schuldigen, Averden gestraft. Maar weder Avas hij te hooghartig, om daarvoor eene bijzondere gunst te bedingen, of van die gelegenheid gebruik te maken, om zich in het vertrouwen van den Koning in te dringen. Misschien hield ook zijne Joodsche levensAvijs hem hiervan terug. Mordechai bleef die hij Avas, zittende in de poort des Konings, en Avaagde daar zijn leven aan zijnen trots en zijn geloof. Maar Mordechai had meer geAvaagd dan zijn leven. Den Oosterling, door Aveelde en Avellust oververzadigd, is zooAvel het bedenken van eene ongekende wraak een genot, als het ontdekken van niemve zinnelijke lusten. „Ik ben een Jood," had Mordechai gezegd; „en een Jood knielt niet." Het was dus een te geringe Avraak voor Haman, dien éenen nieteling te verpletteren. Het geheele volk, dat Aveigerde voor hem ter aarde te vallen, dat nog een Anderen en Hoogeren kende, voor AAÏen het alleen knielen wilde, geheel het volk van Mordechai moest vallen; breken Avie niet buigen wilde. Haman nam zijne kans Avaar, zeker terwijl de Koning door wijn beneveld Avas, zoodat hij 't zich later niet eens herinnerde. „Er Avoont een oproerig volk, verstrooid en verdeeld in al de landschappen mvsKoningrijks," spreekt hij: „Hunne Avetten verschillen van die van alle volken; ook doen zij des Konings Avetten niet. Indien 't den Koning goeddunkt, laat er geschreven Avorden, dat men hen verdelge; en ik zal tien duizend talenten zilver opAve- gen in de handen dergenen, die het Averk doen, om in des Konings schatkist te brengen." — Zeker zou hij die L.
Beschrijving voorwerp
Titel | De vrouw in den Bijbel / door C.E. van Koetsveld |
Documentsoort | Boekmateriaal |
Uitgave | Amsterdam : Van Holkema en Warendorf |
Datum | 1891 |
Land van uitgave | nl |
Omvang/vorm | [6], 340, [2] p |
Auteurs | Cornelis Eliza van Koetsveld 1807-1893 (Auteur) |
Nederlandse Basisclassificatie | 11.49 bijbel: overige |
GOO trefwoorden | Bijbel;; Vrouwen |
Acquisitie-/collectie-aanduiding | UBVU gedigitaliseerd |
Gegevens digitalisering | Jaar: 2013;; Opdrachtgever: Amsterdam : Universiteitsbibliotheek Vrije Universiteit;; Uitvoering: Heiloo : Picturae;; Locatie origineel: NL, Universiteitsbibliotheek Vrije Universiteit, XU.10731.-;; Fysieke gegevens: tiff-bestand;; Gedigitaliseerd: juli 2013 |
Toegangsgegevens (URL) | http://imagebase.ubvu.vu.nl/getobj.php?ppn=390809098 |
PPN | 390809098 |
EPN | 1057848727 |
PPN origineel | 041501497 |
Taal | ned |
ggc060 | tekst |
Evaluatie |
Beschrijving
Titel | XU.10731_148-149 |
UBVU-ID | 0202210015080 |
Tekst | 148 DE ISRAËLIETISCHE OP EEN VREEMDEN TROON. binnen de muren van een vrouwenverblijf, dat door Aveelde en wellust, minnenijd en slangenlist verpest, alle vrij en hooger leven kwijnen doet! Was dat de plaats, waar eene Israëlietische den zieleadel, die toch in haar verborgen lag, vrij kon ontAvikkelen? Waarlijk! het lot, dat haar neef en opvoeder zoo vurig voor zijne schoone nicht had verlangd, Avas het levensgeluk niet van de bevallige en nederige Hadassa, de mirte, uit Israëls tuin geplukt. Met de verwaarloozing van Esther stond Avaarschijnlijk de verheffing van zekeren Haman tot gunsteling des Konings in verband. Het Avas toch in het belang van dezen eerzuchtigen hoveling, om al Avie eenigen invloed op den Koning kon uitoefenen, ongemerkt te venvijderen, en geen anderen dan zijne slaafsche aanhangers in de onmiddellijke nabijheid van den Vorst toe te laten. Zoozeer had hij dan ook dezen reeds aan zich verbonden, dat hem bijna alleen nog de kroon ontbrak. De Koning zelf gebood, dat alle hovelingen aan Haman vorstelijke eer zouden beAvijzen. Wanneer hij het paleis uit- en inging, dan Avierpen zich allen, naar de overdreven oostersche eerbeAvijzing, met het' aangezicht ter aarde, en bleven in die houding, niet opziende eer hij voorbij was. Mordechai alleen knielde niet. Naar de reden van dit waagstuk gevraagd, gaf hij te kennen, dat hij een Jood Avas, en — dit Avordt Aveer verzAvegen — de Jood knielt alleen voor God. Was 't dus een gemoedsbezAvaar, dit was .toch overdreven. Den Koning zelf zou hij die eer Avel bewezen hebben, ook onder Israël niet vreemd. Maar wij bevinden ons hier reeds in den tijd van overgang, Avaarin het overdreven Avettisch beginsel der Schriftgeleerden in de plaats treedt van de reine zedeleer der profeten. Had nu Mordechai dat geAvetensbezAvaar, dat ik wel Avil gelooven. dan lag het geheel in zijn karakter dit DE ISRAËLIETISCHE OP EEN VREEMDEN TROON. 149 ook openlijk te toonen. Juist voor zulk een verachtelij- ken gelukzoeker wil Mordechai zich niet buigen! Intusschen bleef Mordechai, naar zijne strenge Joodsche beginselen, den Koning getromv. Hij had eene samen- zAvering, tegen dezen gesmeed, door Esther tot kennis van den Vorst gebracht, en de schuldigen, Averden gestraft. Maar weder Avas hij te hooghartig, om daarvoor eene bijzondere gunst te bedingen, of van die gelegenheid gebruik te maken, om zich in het vertrouwen van den Koning in te dringen. Misschien hield ook zijne Joodsche levensAvijs hem hiervan terug. Mordechai bleef die hij Avas, zittende in de poort des Konings, en Avaagde daar zijn leven aan zijnen trots en zijn geloof. Maar Mordechai had meer geAvaagd dan zijn leven. Den Oosterling, door Aveelde en Avellust oververzadigd, is zooAvel het bedenken van eene ongekende wraak een genot, als het ontdekken van niemve zinnelijke lusten. „Ik ben een Jood," had Mordechai gezegd; „en een Jood knielt niet." Het was dus een te geringe Avraak voor Haman, dien éenen nieteling te verpletteren. Het geheele volk, dat Aveigerde voor hem ter aarde te vallen, dat nog een Anderen en Hoogeren kende, voor AAÏen het alleen knielen wilde, geheel het volk van Mordechai moest vallen; breken Avie niet buigen wilde. Haman nam zijne kans Avaar, zeker terwijl de Koning door wijn beneveld Avas, zoodat hij 't zich later niet eens herinnerde. „Er Avoont een oproerig volk, verstrooid en verdeeld in al de landschappen mvsKoningrijks," spreekt hij: „Hunne Avetten verschillen van die van alle volken; ook doen zij des Konings Avetten niet. Indien 't den Koning goeddunkt, laat er geschreven Avorden, dat men hen verdelge; en ik zal tien duizend talenten zilver opAve- gen in de handen dergenen, die het Averk doen, om in des Konings schatkist te brengen." — Zeker zou hij die L. |
Tags
Toelichtingen
Geef een Toelichting voor XU.10731_148-149