XU.10731_264-265 |
Vorige | 138 van 180 | Volgende |
|
klein (250x250 max)
gemiddeld (500x500 max)
groot
Extra Large
groot ( > 500x500)
Hoge Resolutie
Allen (PDF)
|
Deze pagina
Allen
|
- Afbeelding
- Text
-
Text Search...
Inhoud laden ...
264 JEZUS EN DE VROUW. veroordeelde hij ten sterkste. Ja! ontroerend zal voor menigeen zijne uitspraak in de bergrede zijn geAveest (Matth. 5 : 27, 28): „Gij hebt gehoord, dat van de ouden (vroegere Schriftgeleerden) gezegd is: Gij zult geen overspel doen ; maar ik zeg u, dat zoo Avie eene gehuwde atouav aanziet, om haar te begeeren, die heeft alreeds overspel in zijn hart met haar gedaan." — Eene uitspraak, die nog den ernstig denkende diep in het geAve- ten grijpt. Mattheüs laat hierop ook het gezegde over de echtscheiding volgen, Avaarvoor hij later (Matth. 19) met Markus (H. 10) den juisten tijd aangeeft. De aanleiding was deze. Door het overjordaansche naar Judea reizende, kAvam hij daardoor weder meer in aanraking met de Farizeën, die van deze gelegenheid gebruik maakten, om hem eens op de proef te stellen; Avaarbij Jezus de heiligheid van het huwelijk handhaafde, niet tegen de Schriftgeleerden, maar — wat meer zegt — tegen Mozes zelf. Om dit zijn onderwijs goed te verstaan, moet men in het oog houden, dat het recht tot echtscheiding in het Oosten alleen den man, niet de vromv toekAvam. Was zij onder Israël niet de slavin van den man, zij Avas toch zijn eigendom, en mocht hem dus in geen geval eigen- willig verlaten. Ook kon de man, oudtijds ten minste, tegenover zijne vromv geen overspel bedrijven, daar het hem vrij stond, nog eene of meer vromven te nemen. Gelijk men nu een slaaf kon vrij verklaren, zoo kon men zich ook van zijne vrouw ontdoen. Alleen vorderde de Avet, dat men haar eenen scheidingbrief gaf, Avaardoor zij haar recht beAvijzen kon, om een ander hmvelijk aan te gaan. Daar nu, althans in later tijd, dit beAvijs door een Schriftgeleerde Averd opgemaakt, bestond hieromtrent verschil van gevoelen. In de eemv voor Jezus Avaren er tAvee JEZUS EN DE ArROUW. 265 beroemde Schriftgeleerden, die beiden scholen hadden nagelaten: Hillel en Schammai. De laatste was de strengste, en vorderde bij de scheiding eene voldoende reden, terwijl Hillel het genoeg keurde, wanneer iemands vrouw hem niet langer- behaagde. Deze twistvraag legde men nu Jezus voor met de Avoorden : „Meester! is het een mensch geoorloofd, zijne atouav te verlaten om allerlei oorzaak?" — Maar Jezus antwoord verbaast de vragers: „Hebt gij niet gelezen, Die van den beginne de menschen gemaakt heeft, dat Hij ze heeft gemaakt man en vtouav ; en gezegd : daarom zal een mensch vader en moeder verlaten en zal zijne vtouav aanhangen, en die twee zullen tot éen vleesch zijn? Hetgeen dan God samengevoegd heeft, scheide de mensch niet." Verwonderd vragen zij: „Waarom heeft dan Mozes geboden, zijne vromv een scheidsbrief te geven, als men haar verlaat?" Jezus antAvoordt: „Mozes heeft van Avege de hardig- heid uwer harten u toegestaan, mve vromven te verlaten; maar van den beginne is het alzoo niet geAveest. Maar ik zeg u, dat zoo Avie zijne vrouw verlaat, anders dan om hoererij en eene andere trouwt, doet overspel, en die de verlatene trouwt, doet overspel." In deze uitspraak merken wij vooreerst op, hoe Jezus de Heilige Schrift naar den geest opvat en niet naar de letter ; en niet schroomt te zeggen, dat Mozes niet enkel Gods eigen geboden geeft, maar die ook (door accommodatie, zouden wij zeggen,) naar omstandigheden wijzigt. En verder, dat hij de veelAvijverij, bij de Joden wel in onbruik geraakt, maar nooit wettig afgeschaft, verbiedt en met overspel gelijk stelt. Anders zou hij het nemen van eene andere vromv niet zoo noemen. Het is bekend, dat de Roomsche kerk zich aan die onverbreekbaarheid van het hmvelijk houdt; ook omdat MP*a——— '-■'.'"•■•■■■-'
Beschrijving voorwerp
Titel | De vrouw in den Bijbel / door C.E. van Koetsveld |
Documentsoort | Boekmateriaal |
Uitgave | Amsterdam : Van Holkema en Warendorf |
Datum | 1891 |
Land van uitgave | nl |
Omvang/vorm | [6], 340, [2] p |
Auteurs | Cornelis Eliza van Koetsveld 1807-1893 (Auteur) |
Nederlandse Basisclassificatie | 11.49 bijbel: overige |
GOO trefwoorden | Bijbel;; Vrouwen |
Acquisitie-/collectie-aanduiding | UBVU gedigitaliseerd |
Gegevens digitalisering | Jaar: 2013;; Opdrachtgever: Amsterdam : Universiteitsbibliotheek Vrije Universiteit;; Uitvoering: Heiloo : Picturae;; Locatie origineel: NL, Universiteitsbibliotheek Vrije Universiteit, XU.10731.-;; Fysieke gegevens: tiff-bestand;; Gedigitaliseerd: juli 2013 |
Toegangsgegevens (URL) | http://imagebase.ubvu.vu.nl/getobj.php?ppn=390809098 |
PPN | 390809098 |
EPN | 1057848727 |
PPN origineel | 041501497 |
Taal | ned |
ggc060 | tekst |
Evaluatie |
Beschrijving
Titel | XU.10731_264-265 |
UBVU-ID | 0202210015138 |
Tekst | 264 JEZUS EN DE VROUW. veroordeelde hij ten sterkste. Ja! ontroerend zal voor menigeen zijne uitspraak in de bergrede zijn geAveest (Matth. 5 : 27, 28): „Gij hebt gehoord, dat van de ouden (vroegere Schriftgeleerden) gezegd is: Gij zult geen overspel doen ; maar ik zeg u, dat zoo Avie eene gehuwde atouav aanziet, om haar te begeeren, die heeft alreeds overspel in zijn hart met haar gedaan." — Eene uitspraak, die nog den ernstig denkende diep in het geAve- ten grijpt. Mattheüs laat hierop ook het gezegde over de echtscheiding volgen, Avaarvoor hij later (Matth. 19) met Markus (H. 10) den juisten tijd aangeeft. De aanleiding was deze. Door het overjordaansche naar Judea reizende, kAvam hij daardoor weder meer in aanraking met de Farizeën, die van deze gelegenheid gebruik maakten, om hem eens op de proef te stellen; Avaarbij Jezus de heiligheid van het huwelijk handhaafde, niet tegen de Schriftgeleerden, maar — wat meer zegt — tegen Mozes zelf. Om dit zijn onderwijs goed te verstaan, moet men in het oog houden, dat het recht tot echtscheiding in het Oosten alleen den man, niet de vromv toekAvam. Was zij onder Israël niet de slavin van den man, zij Avas toch zijn eigendom, en mocht hem dus in geen geval eigen- willig verlaten. Ook kon de man, oudtijds ten minste, tegenover zijne vromv geen overspel bedrijven, daar het hem vrij stond, nog eene of meer vromven te nemen. Gelijk men nu een slaaf kon vrij verklaren, zoo kon men zich ook van zijne vrouw ontdoen. Alleen vorderde de Avet, dat men haar eenen scheidingbrief gaf, Avaardoor zij haar recht beAvijzen kon, om een ander hmvelijk aan te gaan. Daar nu, althans in later tijd, dit beAvijs door een Schriftgeleerde Averd opgemaakt, bestond hieromtrent verschil van gevoelen. In de eemv voor Jezus Avaren er tAvee JEZUS EN DE ArROUW. 265 beroemde Schriftgeleerden, die beiden scholen hadden nagelaten: Hillel en Schammai. De laatste was de strengste, en vorderde bij de scheiding eene voldoende reden, terwijl Hillel het genoeg keurde, wanneer iemands vrouw hem niet langer- behaagde. Deze twistvraag legde men nu Jezus voor met de Avoorden : „Meester! is het een mensch geoorloofd, zijne atouav te verlaten om allerlei oorzaak?" — Maar Jezus antwoord verbaast de vragers: „Hebt gij niet gelezen, Die van den beginne de menschen gemaakt heeft, dat Hij ze heeft gemaakt man en vtouav ; en gezegd : daarom zal een mensch vader en moeder verlaten en zal zijne vtouav aanhangen, en die twee zullen tot éen vleesch zijn? Hetgeen dan God samengevoegd heeft, scheide de mensch niet." Verwonderd vragen zij: „Waarom heeft dan Mozes geboden, zijne vromv een scheidsbrief te geven, als men haar verlaat?" Jezus antAvoordt: „Mozes heeft van Avege de hardig- heid uwer harten u toegestaan, mve vromven te verlaten; maar van den beginne is het alzoo niet geAveest. Maar ik zeg u, dat zoo Avie zijne vrouw verlaat, anders dan om hoererij en eene andere trouwt, doet overspel, en die de verlatene trouwt, doet overspel." In deze uitspraak merken wij vooreerst op, hoe Jezus de Heilige Schrift naar den geest opvat en niet naar de letter ; en niet schroomt te zeggen, dat Mozes niet enkel Gods eigen geboden geeft, maar die ook (door accommodatie, zouden wij zeggen,) naar omstandigheden wijzigt. En verder, dat hij de veelAvijverij, bij de Joden wel in onbruik geraakt, maar nooit wettig afgeschaft, verbiedt en met overspel gelijk stelt. Anders zou hij het nemen van eene andere vromv niet zoo noemen. Het is bekend, dat de Roomsche kerk zich aan die onverbreekbaarheid van het hmvelijk houdt; ook omdat MP*a——— '-■'.'"•■•■■■-' |
Tags
Toelichtingen
Geef een Toelichting voor XU.10731_264-265