H^BHnm^nHnBHHB^HB
iihbbp
42
voor verraad: «En die goede engel, die mij alleen braaf,
ijverig en gelukkig maken kan, is Mina Voorwaarts."
«Kind!" hernam de moeder nog half' verschrikt: «Ik
heb 't al lang gevreesd; maar zeg 't toch niet hard op,
daar uw vader bij is. Hij zal er nooit van willen hooren.
't Zou een nagel aan zijn doodkist wezen, na al de kwellingen, die zij daarover ons hebben aangedaan. Hebt
ge van avond niets gemerkt?"
«Van avond?" vroeg Adolf verwonderd.
«Ja! van avond. Weet ge dan niet, dat die meisjes,
die gij zoo lief vindt, het beste van onze pastei hebben
opgegeten ?"
«Dat kan Mina niet gedaan hebben!" riep Adolf met
vuur: «Zij zal met mijn' jaardag en mijne nieuwe betrekking niet spotten. Ik weet, dat zij al die kwellingen
en plagerijen van weerskanten van harte betreurt."
«Nu! Mina of Emma, daar kent uw vader geen onderscheid tusschen, en Elpine nog minder. Ik wil gaarne
gelooven, dat zij de beste vanden troep is. Dezen winter
hoorde ik nog van de schoonmaakster, hoe zij ren paar
arme oudjes, die met droog brood haar gouden bruiloft
vierden, bad verrast en verblijd. Maar gij trouwt, met
't meisje, ook hare familie. En gij begrijpt toch zelf
wel, dat we daarmee onmogelijk kunnen omgaan."
«Dan ben ik, juist door mijn geluk, dubbel ongelukkig, ja diep rampzalig!" riep Adolf hartstogtelijk
uit. Maar moeder nam zijn hoofd tusschen hare handen.
streek de krullende haren van 't hooge voorhoofd, en
i3
drukte er een' kus op met de woorden: «Houd moed
en vertrouw op God, mijn jongen! De tijd baart rozen:
of als 't niet anders kan, verstompt hij de doornen."
«'t Laatste nooit!" riep Adolf met drift. Toen kuste
ook hij zijne moeder.
Een kwelduiveltje bad even door de deur geloerd,
maar hij vlugtte weg voor den Engel der liefde, die op
moeder en zoon neder daalde, en hunne handen zamen
legde tot een gebed zonder woorden.
H^BHnm^nHnBHHB^HB
iihbbp
42
voor verraad: «En die goede engel, die mij alleen braaf,
ijverig en gelukkig maken kan, is Mina Voorwaarts."
«Kind!" hernam de moeder nog half' verschrikt: «Ik
heb 't al lang gevreesd; maar zeg 't toch niet hard op,
daar uw vader bij is. Hij zal er nooit van willen hooren.
't Zou een nagel aan zijn doodkist wezen, na al de kwellingen, die zij daarover ons hebben aangedaan. Hebt
ge van avond niets gemerkt?"
«Van avond?" vroeg Adolf verwonderd.
«Ja! van avond. Weet ge dan niet, dat die meisjes,
die gij zoo lief vindt, het beste van onze pastei hebben
opgegeten ?"
«Dat kan Mina niet gedaan hebben!" riep Adolf met
vuur: «Zij zal met mijn' jaardag en mijne nieuwe betrekking niet spotten. Ik weet, dat zij al die kwellingen
en plagerijen van weerskanten van harte betreurt."
«Nu! Mina of Emma, daar kent uw vader geen onderscheid tusschen, en Elpine nog minder. Ik wil gaarne
gelooven, dat zij de beste vanden troep is. Dezen winter
hoorde ik nog van de schoonmaakster, hoe zij ren paar
arme oudjes, die met droog brood haar gouden bruiloft
vierden, bad verrast en verblijd. Maar gij trouwt, met
't meisje, ook hare familie. En gij begrijpt toch zelf
wel, dat we daarmee onmogelijk kunnen omgaan."
«Dan ben ik, juist door mijn geluk, dubbel ongelukkig, ja diep rampzalig!" riep Adolf hartstogtelijk
uit. Maar moeder nam zijn hoofd tusschen hare handen.
streek de krullende haren van 't hooge voorhoofd, en
i3
drukte er een' kus op met de woorden: «Houd moed
en vertrouw op God, mijn jongen! De tijd baart rozen:
of als 't niet anders kan, verstompt hij de doornen."
«'t Laatste nooit!" riep Adolf met drift. Toen kuste
ook hij zijne moeder.
Een kwelduiveltje bad even door de deur geloerd,
maar hij vlugtte weg voor den Engel der liefde, die op
moeder en zoon neder daalde, en hunne handen zamen
legde tot een gebed zonder woorden.