XU.15226_14-15 |
Vorige | 10 van 143 | Volgende |
|
klein (250x250 max)
gemiddeld (500x500 max)
groot
Extra Large
groot ( > 500x500)
Hoge Resolutie
Allen (PDF)
|
Deze pagina
Allen
|
- Afbeelding
- Text
-
Text Search...
Inhoud laden ...
DE SCHRIJVER IN ZIJN STUDEERVERTREK. »En wat zou het publiek met mijne preeken doen ? Preeken, Keetje ! worden alleen gekocht, of om den naam, óf om de gelegenheid, óf om de denkwijs. Om den naam koopen ze velen, die ze in 't geheel niet lezen ; om de gelegenheid betrekkingen, menschen vrienden en nieuwsgierigen, die ze slechts vluchtig inzien ; en om de denkwijs ultra-orthodoxen en alle andere ultra's, die er eene echo van hunne eigene denkbeelden in zoeken. Nu heb ik geen' naam een uur van Mastland af; mijne kerk of pastorie is gelukkig nog niet afgebrand, en ik draag geen vlag in onze vaderlandsche kerk; hoe beter mijne preeken dus op hare plaats staan voor de gemeente van Mastland, des te armzaliger figuur zouden zij maken in het voorhuis van een' uitgever ; — in het voorhuis, zeg ik ; want hij zou, zoodra hij den titel van het handschrift zag, ze niet eens in de binnenkamer mede nemen- Kom ik er mede in de stad, ik kost den man nog maar hoofdbreken, hoe hij mij spoedig en voor goed zal afschepen, zonder mij grof te beleedigen." »Gij redeneert als een boek. Maar zeg dan eens: wat hebt gij anders als preeken ? — Doch wat kort, Willem ! ik hoor beneden Bram schreeuwen." »Om het kort te doen zal ik u dan eenvoudig mijn plan voorlezen, zoo als ik het heb opgeteekend voor Altorf, die het weder aan een' boekverkooper van zijne kennis zou laten zien. »De stand, dien ik het mij tot eene eer reken te bekleeden, is zeker een der gew ichtigste in de maatschappij. De dorpsleeraar, hoe weinig meestal buitenaf bekend, kan juist door zijne stille, ongestoorde, aanhoudende werkzaamheid een' grooten en duurzamen invloed uitoefenen op een groot deel der bevolking, en wel op dat gedeelte, dat de hechtste steun is van ware welvaart, nationaliteit en zedelijkheid. Ondertusschen is juist onze stand en werkkring bij het beschaafd en lezend publiek weinig bekend. De landman, onze getuige, heeft bij dit publiek geene stem : men kent hem niet recht, hij spreekt weinig in steedsche.kringen en schrijft voor de pers niet. Zou daarom eene eenvoudige voorstelling, maar eene voorstelling naar het leven, van de dorpspastorie en haren bewoner niet voor velen, juist om deze onbekendheid, eene aangename lectuur opleveren ? Zou de lezer daardoor zijne menschenkennis niet kunnen uitbreiden en de kracht leeren kennen van eenen godsdienst, die het meest in de stilte werkzaam is ? Zou menig ouder dus doende niet beter weten, waarvoor hij zijn zoontje bestemde, en wat 14 daartoe in den knaap wordt vereischt ? menig jongeling, wat stand hij gekozen heeft ? »Voor zoo veel ik onder stedelingen heb omgegaan, heb ik zelden onzen stand op zijne juiste waarde hooren schatten. En dit is niet onnatuurlijk. Eer, geld en gemak zijn op het groote tooneel der wereld de idealen, waarop de rus- telooze, bedrijvige tooneelspeler het oog heeft. De eer komt in de eerste plaats bij het oordeel over ons in aanmerking. Men prijst een' jeugdig' predikant, als een jong mensch, die a///bitie heeft, die verder kome// wil en daarnaar zijn werk inricht; dit, meent men, moet het doel wezen van al zijnen arbeid, en gelukt hem dit niet, dan is hij te beklagen, als een arme stumperd, die het niet verder brengen ka/i, of als een knap mensch, van wie// 't jammer is, dat h ij geen promotie maakt. — Maar was dit het hoofddoel van onzen stand, hoe gevaarlijk ware het dan, zich te wagen in eene loterij, waarin zoo vele nieten zijn ! Immers, de meesten onzer blijven bij plattelands-gemeenten en slijten daar hunne dagen, en hun licht schijnt er, flauw of helder, zonder van verre gezien te worden. "Daarom beschouwt het publiek, zoodra wij eenige jaren op een dorp blijven en de gedachte aan promotie op den achtergrond geraakt, ons met een zeker medelijden. Het weegt onze waardigheid met de goudschaal, en dan geldt ze weinig. »'t Is wel een vast inkomen," zegt de koopman; »maar al te karig." — En wanneer nu de leeraar uit zijne afgelegene woonplaats in de stad komt, dan is zijn rok wat kaal, zijn hoed uit de mode, en zijne kinderen gapen in 't rond, als of ze nooit geweten hadden, dat de wereld zóó groot was. De een ziet dit met medelijden aan; maar de ander spot er mede en acht den man weinig meer dan een boer in 't zwart. «Maar zoodra wij vele jaren op dezelfde plaats hebben doorgebracht, vindt men ons van eene andere zijde toch zoo beklaaglijk niet. Terwijl in de stad alles zwoegt en slaaft,, kan immers de bejaarde leeraar rusten ? Hij heeft preeken genoeg, en wat behoeft hij zich verder te vermoeien ? Het uitzicht op promotie is toch lang voorbij. Hij is een bezig re//te uier geworden. Het is dan wel niet voordeelig; maar het is toch gemakkelijk. »Dat in deze beschouwing eenige waarheid is: — meer dan ik wel wenschte ! — zal ik niet tegenspreken ; maar het smart mij, dat men onzen stand juist van de nietigste, minst eervolle zijde beschouwt, dat men de christelijke werkzaamheid 15
Beschrijving voorwerp
Titel | De pastorie te Mastland / C.E. van Koetsveld |
Documentsoort | Boekmateriaal |
Editie | 12e dr. / uitg. onder toezicht en met inl. woord van E. Laurillard ; met... etsen van Carel L. Dake |
Uitgave | Arnhem ; Nijmegen : gebrs. E & M. Cohen |
Datum | [1899] |
Land van uitgave | nl |
Omvang/vorm | 255 p., [11] bl. pl : ill |
Auteurs | Cornelis Eliza van Koetsveld 1807-1893 (Auteur) |
(Co)auteurs | Eliza Laurillard 1830-1908 (Redacteur / Bezorger / Tekstuitgever);; Carel Lodewijk Dake 1857-1918 (Illustrator) |
Titelvariant | Schetsen uit de pastorie te Mastland |
Acquisitie-/collectie-aanduiding | UBVU gedigitaliseerd |
Gegevens digitalisering | Jaar: 2013;; Opdrachtgever: Amsterdam : Universiteitsbibliotheek Vrije Universiteit;; Uitvoering: Heiloo : Picturae;; Locatie origineel: NL, Universiteitsbibliotheek Vrije Universiteit, XU.15226.-;; Fysieke gegevens: tiff-bestand;; Gedigitaliseerd: juli 2013 |
Toegangsgegevens (URL) | http://imagebase.ubvu.vu.nl/getobj.php?ppn=390809012 |
PPN | 390809012 |
EPN | 105784859X |
PPN origineel | 037474642 |
Taal | ned |
ggc060 | tekst |
Evaluatie |
Beschrijving
Titel | XU.15226_14-15 |
UBVU-ID | 0202210017010 |
Tekst | DE SCHRIJVER IN ZIJN STUDEERVERTREK. »En wat zou het publiek met mijne preeken doen ? Preeken, Keetje ! worden alleen gekocht, of om den naam, óf om de gelegenheid, óf om de denkwijs. Om den naam koopen ze velen, die ze in 't geheel niet lezen ; om de gelegenheid betrekkingen, menschen vrienden en nieuwsgierigen, die ze slechts vluchtig inzien ; en om de denkwijs ultra-orthodoxen en alle andere ultra's, die er eene echo van hunne eigene denkbeelden in zoeken. Nu heb ik geen' naam een uur van Mastland af; mijne kerk of pastorie is gelukkig nog niet afgebrand, en ik draag geen vlag in onze vaderlandsche kerk; hoe beter mijne preeken dus op hare plaats staan voor de gemeente van Mastland, des te armzaliger figuur zouden zij maken in het voorhuis van een' uitgever ; — in het voorhuis, zeg ik ; want hij zou, zoodra hij den titel van het handschrift zag, ze niet eens in de binnenkamer mede nemen- Kom ik er mede in de stad, ik kost den man nog maar hoofdbreken, hoe hij mij spoedig en voor goed zal afschepen, zonder mij grof te beleedigen." »Gij redeneert als een boek. Maar zeg dan eens: wat hebt gij anders als preeken ? — Doch wat kort, Willem ! ik hoor beneden Bram schreeuwen." »Om het kort te doen zal ik u dan eenvoudig mijn plan voorlezen, zoo als ik het heb opgeteekend voor Altorf, die het weder aan een' boekverkooper van zijne kennis zou laten zien. »De stand, dien ik het mij tot eene eer reken te bekleeden, is zeker een der gew ichtigste in de maatschappij. De dorpsleeraar, hoe weinig meestal buitenaf bekend, kan juist door zijne stille, ongestoorde, aanhoudende werkzaamheid een' grooten en duurzamen invloed uitoefenen op een groot deel der bevolking, en wel op dat gedeelte, dat de hechtste steun is van ware welvaart, nationaliteit en zedelijkheid. Ondertusschen is juist onze stand en werkkring bij het beschaafd en lezend publiek weinig bekend. De landman, onze getuige, heeft bij dit publiek geene stem : men kent hem niet recht, hij spreekt weinig in steedsche.kringen en schrijft voor de pers niet. Zou daarom eene eenvoudige voorstelling, maar eene voorstelling naar het leven, van de dorpspastorie en haren bewoner niet voor velen, juist om deze onbekendheid, eene aangename lectuur opleveren ? Zou de lezer daardoor zijne menschenkennis niet kunnen uitbreiden en de kracht leeren kennen van eenen godsdienst, die het meest in de stilte werkzaam is ? Zou menig ouder dus doende niet beter weten, waarvoor hij zijn zoontje bestemde, en wat 14 daartoe in den knaap wordt vereischt ? menig jongeling, wat stand hij gekozen heeft ? »Voor zoo veel ik onder stedelingen heb omgegaan, heb ik zelden onzen stand op zijne juiste waarde hooren schatten. En dit is niet onnatuurlijk. Eer, geld en gemak zijn op het groote tooneel der wereld de idealen, waarop de rus- telooze, bedrijvige tooneelspeler het oog heeft. De eer komt in de eerste plaats bij het oordeel over ons in aanmerking. Men prijst een' jeugdig' predikant, als een jong mensch, die a///bitie heeft, die verder kome// wil en daarnaar zijn werk inricht; dit, meent men, moet het doel wezen van al zijnen arbeid, en gelukt hem dit niet, dan is hij te beklagen, als een arme stumperd, die het niet verder brengen ka/i, of als een knap mensch, van wie// 't jammer is, dat h ij geen promotie maakt. — Maar was dit het hoofddoel van onzen stand, hoe gevaarlijk ware het dan, zich te wagen in eene loterij, waarin zoo vele nieten zijn ! Immers, de meesten onzer blijven bij plattelands-gemeenten en slijten daar hunne dagen, en hun licht schijnt er, flauw of helder, zonder van verre gezien te worden. "Daarom beschouwt het publiek, zoodra wij eenige jaren op een dorp blijven en de gedachte aan promotie op den achtergrond geraakt, ons met een zeker medelijden. Het weegt onze waardigheid met de goudschaal, en dan geldt ze weinig. »'t Is wel een vast inkomen," zegt de koopman; »maar al te karig." — En wanneer nu de leeraar uit zijne afgelegene woonplaats in de stad komt, dan is zijn rok wat kaal, zijn hoed uit de mode, en zijne kinderen gapen in 't rond, als of ze nooit geweten hadden, dat de wereld zóó groot was. De een ziet dit met medelijden aan; maar de ander spot er mede en acht den man weinig meer dan een boer in 't zwart. «Maar zoodra wij vele jaren op dezelfde plaats hebben doorgebracht, vindt men ons van eene andere zijde toch zoo beklaaglijk niet. Terwijl in de stad alles zwoegt en slaaft,, kan immers de bejaarde leeraar rusten ? Hij heeft preeken genoeg, en wat behoeft hij zich verder te vermoeien ? Het uitzicht op promotie is toch lang voorbij. Hij is een bezig re//te uier geworden. Het is dan wel niet voordeelig; maar het is toch gemakkelijk. »Dat in deze beschouwing eenige waarheid is: — meer dan ik wel wenschte ! — zal ik niet tegenspreken ; maar het smart mij, dat men onzen stand juist van de nietigste, minst eervolle zijde beschouwt, dat men de christelijke werkzaamheid 15 |
Tags
Toelichtingen
Geef een Toelichting voor XU.15226_14-15