XU.10743_70-71 |
Vorige | 48 van 125 | Volgende |
|
klein (250x250 max)
gemiddeld (500x500 max)
groot
Extra Large
groot ( > 500x500)
Hoge Resolutie
Allen (PDF)
|
Deze pagina
Allen
|
- Afbeelding
- Text
-
Text Search...
Inhoud laden ...
HMM^^^H MHB ^____v XVII. HET ZOONTJE DER WEDUWE TE ZARFAT. „HEER mijn God! laat toch de ziel van dit kind in hem wederkomen." i Kon. 17 : 21S. De Koningen, die op Jerobeam volgden, maakten het nog erger dan hij, vooral Achab en zijne vtouav Izebel. Wat er nog over was van den Avaren godsdienst, roeiden zij uit, en voerden een gruwelijke afgoderij in. Ik durf u niet eens zeggen, hoe die afgoden gediend en hunne feesten gevierd Averden: zoo gemeen en slecht was het. En het volk ging mee : de een uit lust en de ander uit vrees. Gelukkig Avas er in die dagen nog een profeet, die durfde spreken, en 'zijn God was met hem. Hij trad onverwacht voor Koning Achab, en zeide:„Eer ik het Aveer kom zeggen, zal er geen dauw of regen zijn." — Dat Avas vooral in die heete berglanden de dood. Zonder de vaste regens in voor- en najaar, en de dauAv in den Avarmen tijd, groeit daar niets. De Koning was zoo verschrikt, dat hij er niet aan dacht, Elia gevangen te nemen. Daar was Izebel woedend over. Zij liet overal naar hem zoeken, maar niemand wist, waar hij was. Toch Avas hij niet ver af, HET ZOONTJE DER AVEDUWE TE ZARFAT. 71 maar woonde in een grot en dronk uit de beek, en at van 't geen de raven in hunne nesten sleepten. Maar al is 't een oud spreekwoord: „Stelen als de raven", waar niet is, vindt ook de raaf niets meer. Zoo Aderliet dan Elia het land, en ging naar een Syrisch stadje, Zarfat genaamd. Toen hij dicht bij de poort was, zag hij eene arme AveduAvvrouw, die bezig was dor hout te sprokkelen ; en dat Avas er bij die droogte genoeg! Elia reikte haar zijn leeren waterzak, die leeg was, en zeide: „Och haal mij hierin wat water om te drinken." De vrouw, zoo arm als zij was, had gaarne wat voor een ander over. Maar toen zij nu heen zou gaan, riep Elia haar na: „En haal mij dan ook een stuk brood." Maar de vrouAv keerde zich om, en zeide : „Och, mijnheer ! zoo AA-aar de HEER uaa- God leeft, ik heb 't niet. Niets meer als een handvol meel in de kruik en een Aveinig olie in de flesch. En nu heb ik een paar houtjes gelezen, en ik ga naar huis, om nog eens voor mijn zoontje en mij een broodkoek te bakken ; daarna moeten wij, als zooveel menschen, van honger sterven," „Vrees niet," zegt Elia: „doe naar uw woord; maar maak eerst voor mij een kleinen koek, en breng mij dien hier buiten; doch voor u en uw kind zult gij daarna Avat maken. Want zoo zegt de HEER, de God Israëls: het meel van de kruik zal niet verteerd Avorden en de olie zal niet ontbreken, tot op den dag, dat de HEER regen op den aardbodem geven zal." Dat Avas een harde proef voor de vrouw: het laatste brood van haar kind met een vreemde te deelen. Maar zij kende den HEER, -- Jehovah, -- als den machtigen God van Israël, en zag, dat deze vreemdeling Zijn pro- I II
Beschrijving voorwerp
Titel | De kinderen in den Bijbel : voor onze kinderen geschetst / door C. E. van Koetsveld |
Documentsoort | Boekmateriaal |
Editie | 2e, geïllustreerde druk |
Uitgave | Amsterdam : Van Holkema & Warendorf / (Nijmegen : H.C.A. Thieme) |
Datum | [1889] |
Land van uitgave | nl |
Omvang/vorm | X, 211 p., [8] bl. pl : zw. grav |
Auteurs | Cornelis Eliza van Koetsveld 1807-1893 (Auteur) |
(Co)auteurs | Louis Auguste Gustave Doré 1832-1883 (Illustrator) |
Annotatie | Met een voorwoord Aan H.K.H. Prinses Wilhelmina der Nederlanden van de auteur;; Grav. gesigneerd G. Doré;; 1e dr.: 1889 |
Nederlandse Basisclassificatie | 11.49 bijbel: overige |
Vormtrefwoorden | Kinderboeken (vorm) |
GOO trefwoorden | Bijbel;; Kinderen |
Acquisitie-/collectie-aanduiding | UBVU gedigitaliseerd |
Gegevens digitalisering | Jaar: 2013;; Opdrachtgever: Amsterdam : Universiteitsbibliotheek Vrije Universiteit;; Uitvoering: Heiloo : Picturae;; Locatie origineel: NL, Universiteitsbibliotheek Vrije Universiteit, XU.10743.-;; Fysieke gegevens: tiff-bestand;; Gedigitaliseerd: juli 2013 |
Toegangsgegevens (URL) | http://imagebase.ubvu.vu.nl/getobj.php?ppn=390808857 |
PPN | 390808857 |
EPN | 1057848344 |
PPN origineel | 782764827 |
Taal | ned |
ggc060 | tekst |
Evaluatie |
Beschrijving
Titel | XU.10743_70-71 |
UBVU-ID | 0202210016048 |
Tekst | HMM^^^H MHB ^____v XVII. HET ZOONTJE DER WEDUWE TE ZARFAT. „HEER mijn God! laat toch de ziel van dit kind in hem wederkomen." i Kon. 17 : 21S. De Koningen, die op Jerobeam volgden, maakten het nog erger dan hij, vooral Achab en zijne vtouav Izebel. Wat er nog over was van den Avaren godsdienst, roeiden zij uit, en voerden een gruwelijke afgoderij in. Ik durf u niet eens zeggen, hoe die afgoden gediend en hunne feesten gevierd Averden: zoo gemeen en slecht was het. En het volk ging mee : de een uit lust en de ander uit vrees. Gelukkig Avas er in die dagen nog een profeet, die durfde spreken, en 'zijn God was met hem. Hij trad onverwacht voor Koning Achab, en zeide:„Eer ik het Aveer kom zeggen, zal er geen dauw of regen zijn." — Dat Avas vooral in die heete berglanden de dood. Zonder de vaste regens in voor- en najaar, en de dauAv in den Avarmen tijd, groeit daar niets. De Koning was zoo verschrikt, dat hij er niet aan dacht, Elia gevangen te nemen. Daar was Izebel woedend over. Zij liet overal naar hem zoeken, maar niemand wist, waar hij was. Toch Avas hij niet ver af, HET ZOONTJE DER AVEDUWE TE ZARFAT. 71 maar woonde in een grot en dronk uit de beek, en at van 't geen de raven in hunne nesten sleepten. Maar al is 't een oud spreekwoord: „Stelen als de raven", waar niet is, vindt ook de raaf niets meer. Zoo Aderliet dan Elia het land, en ging naar een Syrisch stadje, Zarfat genaamd. Toen hij dicht bij de poort was, zag hij eene arme AveduAvvrouw, die bezig was dor hout te sprokkelen ; en dat Avas er bij die droogte genoeg! Elia reikte haar zijn leeren waterzak, die leeg was, en zeide: „Och haal mij hierin wat water om te drinken." De vrouw, zoo arm als zij was, had gaarne wat voor een ander over. Maar toen zij nu heen zou gaan, riep Elia haar na: „En haal mij dan ook een stuk brood." Maar de vrouAv keerde zich om, en zeide : „Och, mijnheer ! zoo AA-aar de HEER uaa- God leeft, ik heb 't niet. Niets meer als een handvol meel in de kruik en een Aveinig olie in de flesch. En nu heb ik een paar houtjes gelezen, en ik ga naar huis, om nog eens voor mijn zoontje en mij een broodkoek te bakken ; daarna moeten wij, als zooveel menschen, van honger sterven," „Vrees niet," zegt Elia: „doe naar uw woord; maar maak eerst voor mij een kleinen koek, en breng mij dien hier buiten; doch voor u en uw kind zult gij daarna Avat maken. Want zoo zegt de HEER, de God Israëls: het meel van de kruik zal niet verteerd Avorden en de olie zal niet ontbreken, tot op den dag, dat de HEER regen op den aardbodem geven zal." Dat Avas een harde proef voor de vrouw: het laatste brood van haar kind met een vreemde te deelen. Maar zij kende den HEER, -- Jehovah, -- als den machtigen God van Israël, en zag, dat deze vreemdeling Zijn pro- I II |
Tags
Toelichtingen
Geef een Toelichting voor XU.10743_70-71